lOMoARcPSD|2668334
, lOMoARcPSD|2668334
Aantekeningen les 1 boek understanding nutrition
Hoofdstuk 1: Een overzicht van voeding
1.2 De voedingsstoffen
De 6 klassen van voedingsstoffen zijn: water, koolhydraten (inclusief vezelfs), lipiden,
eiwitten, vitamines en mineralen. Voeding is verantwoordelijk voor de groei, het onderhoud
en de reparatie van het menselijk lichaam. Het lichaam bestaat voor ongeveer 60 procent
uit water, 18-21 procent uit vet (man) 23-26 procent vet (vrouw) en de rest uit
koolhydraten, mineralen, vitamines, eiwit en etc.
De essentiele voedingsstoffen zijn voedingsstoffen die uit voedsel gehaald moeten worden
omdat het lichaam ze niet zelf kan aanmaken. Energie wordt geleverd door koolhydraten, vet
en eiwit. Omdat het lichaam deze in grote hoeveelheden nodig heeft worden ze macro-
nutrienten genoemd. Vitamines en mineralen zijn micronutrienten die slechts in kleine
hoeveelheden nodig zijn. Energie worden uitgedrukt in kcalorien (1000 calorien). Organische
voedingsstoffen bevatten koolstof, niet organische niet.
1 gram koolhydraat bevat
4kcalorien 1 gram eiwit bevat 4
kcalorien
1 gram vet bevat 9 kcalorien
Vet heeft dus de hoogste energie dichtheid. Alcohol levert ook energie (7 kcalorien per gram)
maar wordt niet beschouwd als een voedingsstof. Alcohol heeft een negatief effect op de
groei, onderhoud en de reparatie van het lichaam.
Een kilogram is 1000 gram, een milligram is 1/1000 gram, een microgram is 1/1000 milligram
oftewel 1/1.000.000 gram.
Het meeste voedsel bevat een mix van de energie leverende voedingsstoffen.
• Vlees bevat bijvoorbeeld water, vet, vitamines, mineralen en eiwitten.
• Brood bevat water, vet, eiwit, koolhydraten, vitamines en mineralen.
Suiker is puur koolhydraten en olie is puur vet.
Het lichaam gebruikt het lichaam voor warmte, elektrische impulsen naar de hersenen en
zenuwen, om spieren te bewegen enz. Oftewel voor alle lichaamsfuncties. Een overschot aan
energie wordt opgeslagen bijvoorbeeld als lichaamsvet om later te kunnen gebruiken. Als er
meer wordt ingenomen dan verbruikt wordt resulteert dit in gewichtstoename. En andersom
als er meer wordt verbruikt dan ingenomen dan resulteert het in gewichtsverlies.
Andere rollen van voedingsstoffen zijn bijvoorbeeld het bouwen van lichaamsweefsel.
Eiwitten bijvoorbeeld hebben als belangrijke(re) taak het verteringsproces en metabolisme
reguleren. Ook zitten ze in de spier en huid structuur.
, lOMoARcPSD|2668334
Vitamines leveren geen energy maar ze faciliteren het vrijkomen van energie uit
koolhydraten, vet en eiwit en ze dragen bij aan vele andere activiteiten in het lichaam (zicht,
beschermen van de longen, het aanmaken van seks hormonen, als je je snijdt helpt 1 om
het bloeden te stoppen en een ander om de huid te repareren, vitamines helpen oude rode
bloedcellen te vervangen en bij het verteringstraject enz.). Er zijn 13 soorten vitamines.
Vitamines werken alleen als ze intact zijn. Maar ze zijn kwetsbaar voor hitte, licht en
chemische reacties.
Mineralen ziten bijvoorbeeld in botten en tanden en in lichaams vloeistoffen. Ze leveren
geen energie. Er zijn 16 essetiele mineralen. Mineralen zijn onverwoestbaar.
Water is de omgeving waarin bijna alle lichaamsactiviteiten plaatsvinden. Het neemt deel
aan veel metabolische reacties en via water wordt materiaal vervoerd naar de cellen en afval
afgevoerd.
, lOMoARcPSD|2668334
Hoofdstuk 3: Vertering opname en transport
GI tract (gastrointestinal tract) is het traject van de mond tot de anus die alle organen van het
spijsverteringssysteem bij mensen en andere dieren omvat: oftewel het maagdarmkanaal.
Gastro = maag en intestinals = darm
Het spijsverteringssysteem zijn alle organen en klieren geassocieerd met de opname en
vertering van voedsel.
Spijsvertering is het proces waarbij voedsel wordt opgesplitst in absorbeerbare eenheden.
Absorptie is de opname van voedingsstoffen door de cellen van de dunne darm voor
transport naar het bloed of de lymfe.
Spijsvertering heeft veel uitdagingen:
1. Ademen, eten en drink geschied allemaal door de mond. Slikken en ademen moet
zo worden geregeld dat het niet conflicteert met elkaar.
2. Onder de longen in het lichaam zit het diafragma. Dit scheidt de bovenste helft met
de onderste helft van het lichaam. Het lichaam heeft een doorgang nodig om
voedsel vanuit de mond door het diafragma naar de maag te geleiden.
3. Het verteringssysteem moet blijven doorgaan zodat alle acties kunnen
worden voltooid.
4. Voedsel moet worden gesmeerd met vloeistof. Bij te veel vloeistof gaat het te snel
en bij te weinig vloeistof te langzaam.
5. Voedsel moet worden opgesplitst in kleine stukjes en gesmeerd met vloeistof
zodat alle deeltjes bereikbaar zijn. Daarna moet het afval worden uitgescheiden.
6. Cellen die gemaakt zijn van koolhydraten vet en proteine moeten worden
beschermd tegen de sterkte maagsappen die ze uitscheiden.
7. Als afval het eind van het GI tract heeft bereikt moet het worden uitgescheiden,
maar het zou onhandig zijn als dit een continu proces zou zijn. Dit moet periodiek
gebeuren via de ontlasting.
De binnenruimte in het maag-darmkanaal dat het lumen wordt genoemd, is loopt van
het ene uiteinde naar het andere. Sommige materialen gaan hierdoorheen zonder te
worden verteerd of geabsorbeerd door het lichaam.
Het verteringsproces begint in de mond. Hier wordt voedsel klein gemaakt door te kauwen
en vloeistof van voedsel, drank en speeksel mensen met dit voedsel om doorslikken
makkelijker te maken. Vloeistof helpt ook het voedsel op te laten lossen zodat de tong het
kan proeven. De smaakpapillen proeven 1 of meerdere van de 5 smaaksensaties zoet, zuur,
bitter, zout of umami. Aroma, uiterlijk, textuur en temperatuur beïnvloeden ook iemand
perceptie van voedsel.