Hoofdstuk 1 de kennisbasis Nederlandse taal – basiskennis taalonderwijs
1.1 De opzet van de kennisbasis
In de kennisbasis taal wordt beschreven wat een leraar basisonderwijs moet weten om goed
taalonderwijs te kunnen geven op de basisschool. De leerstof is verdeeld over de volgende negen
domeinen:
Per domein zijn de belangrijkste kenniselementen beschreven aan de hand van vier invalshoeken:
1. De leerinhoud.
In de leerinhoud wordt beschreven wat de basisschoolleerling moet weten en kunnen in een
bepaald domein. Dat is onder meer vastgelegd in de kerndoelen en de tussendoelen die je
vindt op tule.slo.nl.
2. De domeindidactiek.
De manier waarop je de leerinhoud van een bepaald domein aan kinderen onderwijst,
noemen we de domeindidactiek. Hier gaat het om de vaardigheden die een leerkracht moet
hebben om goed onderwijs te kunnen geven in een bepaald taaldomein.
3. Het fundament.
Bij elk domein heb je bepaalde achtergrondkennis nodig, het fundament.
4. Taaldidactiek en taalbeleid.
De opsplitsing van het taalonderwijs in verschillende domeinen is wat kunstmatig. In het
dagelijks leven lopen bepaalde domeinen door elkaar. Daarom wordt er in de kennisbasis
ook aandacht besteed aan algemene taaldidactische principes. Dat zijn verschillende
manieren waarop je taalonderwijs kunt geven of hoe je als basisschool beleid kunt
ontwikkelen op het gebied van taal.
1.2 De inhoud van de kennisbasis
De kennisbasis is een verzameling met begrippen die belangrijk zijn voor het geven van
taalonderwijs. Per begrip wordt een korte typering of definitie gegeven en een toelichting waarin een
begrip nog wat verder uitgewerkt wordt.
1.3 Toetsing van de kennisbasis
1.4 Hoe gebruik je Basiskennis taalonderwijs?
,Hoofdstuk 2 taalonderwijs en taal – basiskennis taalonderwijs
2.1 Taalonderwijs
2.1.1 Belang taalonderwijs
Vijf goede argumenten om apart onderwijs te geven in taal:
1. Schriftelijke taalvaardigheid leren kinderen niet spontaan.
De school is bij uitstek de plaats waar je leert lezen en schrijven. Kinderen leren wel spontaan
spreken, maar de schriftelijke taalvaardigheid komt ze niet vanzelf aanwaaien.
2. Niet alle kinderen kunnen zich zelfstandig een bepaald niveau van taalvaardigheid eigen
maken.
Er zijn veel kinderen die niet het Standaardnederlands dat op de basisschool gebruikt wordt
als moedertaal hebben. Dergelijke kinderen komen met een enorme achterstand de
basisschool binnen en als je daar niets aan doet, wordt het alleen maar groter.
3. Op school leer je een ander soort taalgebruik dan in het dagelijks leven.
Op school wordt Standaardnederlands gesproken. Dat is de officiële taal in Nederland. Het is
een wat officiëlere taal, waar de nadruk meer ligt op goed formuleren en verzorgd spreken.
Op school leer je de regels voor het Standaardnederlands.
4. Bepaalde taalvormen leer je alleen met behulp van het taalonderwijs.
Er zijn niet veel kinderen die zonder hulp een goede brief kunnen schrijven of een
samenvatting kunnen maken of een geode discussie kunnen voeren. Je leert bepaalde
taalvormen niet in het dagelijks taalgebruik. Binnen het taalonderwijs is er ruimte om
kinderen de regels van bepaalde taalvormen bij te brengen.
5. Als je kinderen plezier in het lezen van boeken wilt bijbrengen, dan moet je daar apart
aandacht aan besteden.
Een belangrijke doelstelling van het taalonderwijs is kinderen plezier laten beleven aan het
lezen van boeken. Je kunt dat plezier in lezen alleen bevorderen als je kinderen op zijn minst
in aanraking brengt met boeken. Het plezier in het lezen van boeken kun je nog verdiepen
door gericht aandacht te besteden aan bijzonderheden van teksten. Daar heb je dus apart
onderwijs in jeugdliteratuur voor nodig.
2.1.2 Taalonderwijs op de basisschool
Op de meeste basisscholen wordt het taalonderwijs vrijwel altijd opgesplitst in verschillende
onderdelen of domeinen en hierbij wordt meestal een methode gebruikt. Bij het taalonderwijs ligt de
nadruk sterk op het schriftelijk taalgebruik en vaak staat de taalvorm centraal. Als leerkracht ben je
sterk gericht op het aanleren van het correct taalgebruik. En taalonderwijs is vooral veel schrijven en
overschrijven, het liefst in hele zinnen.
Binnen het taalonderwijs is het gebruikelijk om de leerstof op te splitsen in verschillende gebieden
op domeinen. In de Wet op het Basisonderwijs zijn voor het taalonderwijs kerndoelen opgenomen.
Hierin wordt voor het taalonderwijs de volgende onderverdeling gehanteerd:
,In de praktijk zie je dat in taalmethoden een nog verfijndere verdeling in domeinen wordt
gehanteerd. In de Kennisbasis vinden we de volgende verdeling:
- Mondelinge taalvaardigheid.
Bij het domein mondelinge taalvaardigheid staat het spreken en luisteren en het voeren van
allerlei mondelinge gespreksvormen centraal. Het gaat erom dat kinderen ervaring opdoen
met bepaalde mondelinge taalvormen.
- Woordenschat.
Bij het domein woordenschat gaat het om het aanleren van de betekenis van nieuwe
woorden, uitdrukkingen, zegswijzen en spreekwoorden. Ook willen we kinderen strategieën
leren om achter de betekenis van onbekende woorden te komen.
- Beginnende geletterdheid.
Onder geletterdheid verstaan we het vermogen om schriftelijke taal te begrijpen en te
gebruiken. In de ontwikkeling van de geletterdheid worden drie stadia onderscheiden:
o Ontluikende geletterdheid = de ontwikkeling van de geletterdheid in de voorschoolse
periode van nul tot vier jaar.
o Beginnende geletterdheid = de ontwikkeling van de geletterdheid in de groep 1 t/m 3
in de basisschool.
o Gevorderde geletterdheid = de periode na groep 3.
Een belangrijk onderdeel van het onderwijs in beginnende geletterdheid is het leren lezen in
groep 3. We noemen dit ook wel aanvankelijk lezen. Met het bijvoeglijk naamwoord
aanvankelijk duiden we ook weer een fase in het leesonderwijs aan. Naast aanvankelijk lezen
kennen we ook het voortgezet lezen. Hier gaat het om het leesonderwijs na groep 3. Bij
aanvankelijk lezen willen we kinderen de beginselen van het leren lezen bijbrengen.
- Voortgezet technisch lezen.
Het aanvankelijk lezen is het begin van het leesonderwijs. Het leesonderwijs dat daarna
komt, duiden we aan met de term voortgezet lezen. Een onderdeel daarvan is het technisch
lezen. Het doel van het voortgezet technisch lezen is de vaardigheid van het decoderen van
teksten te vergroten. Het gaat dus alleen om het vlot en nauwkeurig kunnen lezen van de
tekst, niet om het begrijpen van wat je leest.
- Begrijpend lezen.
Een andere vorm van voortgezet lezen is begrijpend lezen. Hierbij gaat het om het begrijpen
van de tekst, het achterhalen van de bedoeling.
- Stellen.
Bij het stellen gaat het om het schrijven van teksten. Kinderen moeten hun gedachten,
ervaringen en waarnemingen kunnen weergeven in de vorm van verschillende soorten
teksten.
- Jeugdliteratuur.
Onderwijs is jeugdliteratuur heeft tot doel om de kinderen in aanraking te brengen met
verschillende literaire genres, hun literaire smaak te ontwikkelen en ze te laten genieten van
het lezen van jeugdboeken. Op die manier hopen we kinderen te motiveren tot zelfstandig
lezen.
- Taalbeschouwing.
Bij taalbeschouwing wil je kinderen leren te reflecteren op de taalvorm, de manier waarop
iets is verwoord en het gebruik van taal. Het gaat erom dat kinderen in de vorm van de taal
bijzonderheden en regelmaat ontdekken.
, Een belangrijk onderdeel van taalbeschouwing is de traditionele grammatica, waarbij
kinderen zinnen moeten ontleden in zinsdelen en de verschillende soorten woorden kunnen
benoemen.
- Spelling.
Bij spelling gaat het erom dat de kinderen de meest voorkomende woorden correct kunnen
schrijven en de belangrijkste spellingregels kunnen toepassen. Ook het kunnen hanteren van
de regels voor interpunctie behoort tot het spellingonderwijs.
2.2 Het taalsysteem
2.2.1 Functies van taal
Taal heeft verschillende functies voor mensen. We maken onderscheid tussen:
- De communicatieve of sociale taalfunctie.
Door middel van taal kunnen we contact maken met andere mensen. Taal wordt dan
gebruikt als communicatiemiddel. Taal heeft dan een communicatieve functie. We spreken
ook wel van de sociale functie van taal. Dat begrip geeft meer aan dat het bij talige
communicatie gaat om de interactie tussen mensen. We kunnen verschillende sociale
taalfuncties aanwijzen:
o Zelfhandhaving = jezelf beschermen en verdedigen.
o Zelfsturing = je eigen handelen ordenen met woorden en je plannen aankondigen.
o Sturing van anderen = gedrag van anderen beïnvloeden.
o Structurering van het gesprek = het gespreksverloop beïnvloeden.
- De conceptualiserende of cognitieve functie.
Een tweede functie van de taal is de conceptualiserende functie. Je gebruikt de taal als een
hulpmiddel om je gedachten te ordenen en greep te krijgen op de werkelijkheid. We noemen
deze functie ook wel de cognitieve functie van taal, omdat je met behulp van de taal verwijst
naar betekenissen en concepten uit de werkelijkheid. Je gebruikt de taal om de werkelijkheid
om je heen te ordenen. We kunnen de volgende drie cognitieve taalfuncties:
o Rapporteren = verslag doen van iets wat in de werkelijkheid voorkomt.
o Redeneren = stapje verder dan beschrijven, want je bewerkt de gebeurtenis door
een extra denkstap in te bouwen. Je kunt dat doen door de gebeurtenis
chronologisch te ordenen of je trekt conclusies of je legt een relatie tussen middel en
doel. Je kunt ook relaties leggen tussen oorzaak en gevolg. Misschien doe je ook een
voorstel om het probleem op te lossen.
o Projecteren = je proberen te verplaatsen in de gedachten en gevoelens van iemand
anders.
- De expressieve taalfunctie.
We kunnen nog een derde taalfunctie. Mensen gebruiken taal ook om te experimenteren,
om hun gevoelens te uiten, om iets te zeggen dat anderen nog niet eerder zo gezegd
hebben. Binnen de taal zijn er oneindig veel mogelijkheden om iets op een speciale,
creatieve manier te zeggen. We gebruiken de taal dan om ons van anderen te onderscheiden
of om uitdrukking te geven aan persoonlijke emoties.
In de praktijk zijn de verschillende functies van de taal lastig te scheiden. Vooral het zich eigen maken
van de communicatieve functie is een langdurig proces. Het vermogen om de communicatieve
functie van taal te gebruiken, noemen we ook wel de communicatieve competentie. Of je de
communicatieve competentie van taal goed kunt gebruiken hangt af van je kennis van het
taalsysteem en de taalregels, maar heeft ook te maken met de vaardigheid om een gesprek te
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper veerlekl. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,24. Je zit daarna nergens aan vast.