TIJDVAK 7
PRUIKEN EN REVOLUTIES
Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst,
politiek, economie en sociale verhoudingen.
Voortbestaan van het ancién regime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze
vorm te geven (verlicht absolutisme).
Uitbouw van de Europese overheersing, met name in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden
trans-Atlantische slavenhandel en de opkomst van het abolitionisme.
De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en
staatsburgerschap.
DE EEUW VAN VERLICHTING
VERLICHTE IDEEËN ONTSTONDEN DOORDAT ER MEER KENNIS WAS VANWEGE DE
WETENSCHAPPELIJKE REVOLUTIE. Het rationeel optimisme ontstond: met de ratio kon de maatschappij
verbeterd worden. De macht van de adel en geestelijkheid en het absolutisme kwam ter discussie te staan. De
verlichte ideeën boden weinig ruimte aan volksgebruiken, tradities en bijgeloof. Filosofen gingen ervan uit dat
er wetten bestonden die voor alle mensen golden: de natuurlijke rechten.
- Sociaal contract: soevereiniteit bij het volk door volksvertegenwoordigers te kiezen
- Trias politica: uitvoerende, wetgevende en rechtsprekende macht
Verlichte denkers hechtten belang aan onderwijs en de verspreiding van kennis: hoe meer mensen rede
gebruikten, hoe beter de samenleving. Boeken (zoals de Encyclopédie) en kranten speelden een grote rol in het
verspreiden van nieuws en ideeën.
VERLICHT ABSOLUTISME HOUDT IN DAT HET ANCIEN RÈGIME VOORTGEZET WORDT MET
VERLICHTE DENKBEELDEN. Bijvoorbeeld bij Frederik de Grote: er was een sociaal contract; er was geen
sprake van droit divin; het volk kon de koning niet afzetten en kreeg ook geen inspraak in het bestuur en er was
meer geloofsvrijheid.
SLAVERNIJ IN DE KOLONIËN
DOOR DE OPKOMST VAN PLANTAGEKOLONIËN WAS ER EEN TOENEMENDE TRANS-ATLANTISCHE
SLAVENHANDEL. De inheemse bevolking van de koloniën was niet geschikt voor het zware plantagewerk.
Slavernij bestond in alle lagen van de koloniale samenleving (Europese kolonisten, slaven, vrij zwarte mensen
en mulatten). Het werk op de plantages was zwaar en de werkomstandigheden waren slecht. Marrons zijn
gevluchte slaven die andere slaven van plantages bevrijden. De Staten-Generaal stuurde soldaten om de
aanvallen tegen te gaan.
DOOR VERLICHTE IDEEËN, ZOALS HET NATUURLIJKE RECHT, WAS ER SPRAKE VAN VERANDERINGEN
IN DE EUROPESE SAMENLEVING DIE DE OPKOMST VAN HET ABOLITIONISME VEROORZAAKTEN. Ook
in religieuze kringen kwam er veel verzet: naastenliefde ging niet samen met slavernij. Uiteindelijk werden
slavenhouders financieel gecompenseerd voor het vrijmaken van de slaven.
VERLICHTE IDEEËN IN NEDERLAND
, PATRIOTTEN WAREN BURGERS DIE VONDEN DAT DE REGENTEN EN DE STADHOUDER
VERANTWOORDELIJK WAREN VOOR DE NEERGANG (HET VERLIEZEN VAN DE NEDERLANDS-
ENGELSE ZEEOORLOGEN) VAN DE REPUBLIEK. Joan Derk van der Capellen tot den Pol schreef een pamflet
waarin hij de visie van de patriotten onder woorden bracht. In de steden kregen de patriotten veel aanhang, ze
gingen zich organiseren in gewapende vrijkorpsen. Prinses Wilhelmina werd gevangen genomen, de koning van
Pruisen schoot haar te hulp met zijn grote leger en de patriotten werden verdreven.
IN FRANKRIJK WAS NU EEN PARLEMENT EN DE PRIVILEGES VOOR ADEL EN GEESTELIJKHEID WAREN
INGETROKKEN. Er kwam een grondwet. De Franse revolutionairen wilde de democratische revolutie
exporteren. Frankrijk schoot de patriotten te hulp en samen namen ze de macht over. De patriotten hadden
verlichte standpunten en die standpunten werden in de Bataafse Republiek vertaald naar politieke
maatregelen.
IN FRANKRIJK NAM NAPOLÉON DE MACHT OVER, hij had wel verlichte standpunten zoals een grondwet
en eenheid in de rechtspraak. Het patriottenbestuur werkte niet goed in de Bataafse Republiek en Napoléon
stelde hier een regering in met een koning. Na de nederlaag van Napoléon werd op het Congres van Wenen
besproken hoe de macht in Europa evenwichtiger verdeeld kon worden. Er kwam een middenweg in de
politiek: grondwet met ingeperkte grondrechten, koningen zonder absolute macht en een parlement
TIJDVAK 8
BURGERS EN STOOMMACHINES
De industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving.
De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie.
Opkomst van de politiek-maatschappelijke stromingen: nationalisme, liberalisme, socialisme, confessionalisme,
feminisme.
Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politiek
proces.
De opkomst van emancipatiebewegingen.
Discussies over de sociale kwestie.
INDUSTRIALISATIE EN MODERN IMPERIALISME
DOOR EEN OVERSCHOT AAN ETEN BEGONNEN BOEREN AAN HUISNIJVERHEID TE DOEN. Er werden
uitvindingen gedaan, productie ging sneller en hoefde minder met de hand. Er werden fabrieken gebouwd.
Fabriekbazen werden ontzettend rijk. In de fabrieken werkten arbeiders, dit zorgde voor urbanisatie.
VOOR DE GROOTSCHALIGE PRODUCTIE WAREN GRONDSTOFFEN NODIG, LANDEN VERKREGEN DEZE
UIT KOLONIAAL GEBIED. Afrika werd in hoog tempo gekoloniseerd. Zo veranderde de verhouding tussen
koloniën en Europese moederlanden onder de invloed van de industriële revolutie. Tijdens de Conferentie van
Berlijn (1885) werd Afrika onder Europese landen verdeeld om oorlog te voorkomen. Er speelden een aantal
motieven een rol in het modern imperialisme:
- Politiek: om aanzien en macht te verkrijgen
- Economisch: om grondstoffen te verkrijgen
- Ideologische: de Europeanen voelden zich beter dan de Afrikanen en wilden ze helpen ‘ontwikkelen’.