Hoorcolleges
– Diagnostiek van opvoedings- en ontwikkelingsproblemen –
Inhoudsopgave
Hoorcollege 1 – Inleiding in de diagnostische cyclus.......................................................................................3
Voor- en nadelen van diagnoses en classificaties................................................................................................4
De diagnostische cyclus........................................................................................................................................7
Verschil klacht en probleem.................................................................................................................................7
Thematische ordening van problemen in de probleemanalyse...........................................................................8
Diagnostische onderzoeksinstrumenten..............................................................................................................9
Conclusies diagnostisch onderzoek......................................................................................................................9
Hoorcollege 2 – Intelligentieonderzoek........................................................................................................ 11
Drie benaderingen met betrekking tot intelligentie...........................................................................................11
Psychometrische benadering.............................................................................................................................11
Hoorcollege 3 – Diagnostiek van onderwijsleerproblemen............................................................................16
Diagnostiek bij dyslexie......................................................................................................................................17
Diagnostiek bij dyscalculie.................................................................................................................................17
Comorbiditeit dyslexie en dyscalculie.................................................................................................................19
Hoorcollege 4 – Neuropsychologische diagnostiek........................................................................................ 20
Belangrijke begrippen........................................................................................................................................20
Twee typen hersendysfuncties...........................................................................................................................21
Disciplines en verklaringsniveaus.......................................................................................................................24
Neuropsychologische diagnostiek......................................................................................................................25
Anamnese bij neuropsychologische diagnostiek................................................................................................25
Domeinen neurocognitieve ontwikkeling...........................................................................................................25
Executieve functies.............................................................................................................................................26
Hoorcollege 5 – Vroegkinderlijke diagnostiek...............................................................................................28
Vroegkinderlijke diagnostiek is van maatschappelijk belang. De eerste 1001 dagen (van conceptie tot leeftijd
2 jaar) zijn cruciaal voor een gezonde ontwikkeling van het kind. Daarom maakt goede informatie en
begeleiding van ouders over de omgang met het kind juist in die periode het verschil. Een landelijk
actieprogramma dat dit wil bevorderen is Kansrijke Start.............................................................................28
Er zijn veel ontwikkelingen in de eerste periode van het leven van een kind. Pasgeboren baby’s laten de
volgende gedragingen zien: bewegen, luisteren, kijken, reflexen, drinken, zuigen, imitatie en een
bewustzijnstoestand (slapen, wakker, huilen etc.). Die bewustzijnstoestand vormt de basis van
reactiemogelijkheden. Zes bewustzijnstoestanden van een baby:................................................................28
Vormen van diagnostische onderzoek...............................................................................................................28
Hoorcollege 6 – Diagnostiek van psychosociale problemen...........................................................................31
, Emotionele ontwikkeling en onderzoek bij kinderen zonder psychopathologie................................................32
Onderzoeksinstrumenten en discussie...............................................................................................................32
Kindertekeningen en speldiagnostiek................................................................................................................33
Individueel testonderzoek..................................................................................................................................34
Hoorcollege 7 – Diagnostiek bij verstandelijke beperking.............................................................................36
Diagnostiek bij mensen met een verstandelijke beperking................................................................................38
Problemen in de diagnostiek voor mensen met een verstandelijke beperking.................................................38
Hoorcollege 8 – Motorische diagnostiek....................................................................................................... 42
Doelen diagnostiek motorisch functioneren......................................................................................................43
Diagnostiek bij kinderen met motorische beperkingen.....................................................................................43
Hoorcollege 9 - Gezinsdiagnostiek................................................................................................................ 46
Theoretische domeinen van het systeemdenken...............................................................................................46
A. General Systems Theory.................................................................................................................................46
Systemische concepten voor het kijken naar gezinnen......................................................................................46
2
,Hoorcollege 1 – Inleiding in de diagnostische cyclus
Diagnostiek betekent letterlijk: de kunst van het ‘doorkennen’ van de mechanismen die bij
een bepaald individu, gegeven zijn of haar omgeving en aanleg, onder de huidige
omstandigheden, leiden tot klachten of disfunctioneren.
Diagnostiek: het gehele proces van informatieverwerving en -verwerking ten behoeve van
de hulpverlening bij gedrags- of leerproblemen. Meestal start diagnostiek naar aanleiding
van klachten, risicofactoren of eerdere problemen om het ontwikkelingsverloop te volgen.
Daarnaast is diagnostiek ook nodig bij wetenschappelijk onderzoek.
We onderscheiden screening, assessment (beoordeling) en classificatie met betrekking tot
de ontwikkeling, het gedrag en het functioneren. Dit alles wordt geïntegreerd tot een
(klinisch beeld). Drie doelen:
1) problemen begrijpen (onderkennen en verklaren);
2) een advies geven met betrekking tot verdere begeleiding of behandeling;
3) de ontwikkeling volgen.
Binnen orthopedagogische diagnostiek wordt het kind bezien als opvoedeling in relatie tot
zijn opvoeders. Die relaties die de kinderen hebben met hun opvoeders staan heel erg
centraal. Het gaat om een (cliënt)systeem met een pedagogische relatie, dus ook een werk
of schoolsetting kan een rol spelen. Twee perspectieven staan centraal in de
orthopedagogische diagnostiek:
1. Systeemperspectief: bij aanmelding van het kind is de context (ouders, leerkracht) en
de wederzijdse beïnvloeding (relatie) tussen het kind en de context vaak onderwerp
van onderzoek transactioneel uitgangspunt.
2. Ontwikkelingsperspectief: in welke ontwikkelingsfase is het kind? Bij verschillende
leeftijden gebruik je andere middelen.
Het doel van orthopedagogische diagnostiek is bijdragen tot het verminderen van een
probleem of het oplossen van een probleem. Hierbij let je niet alleen op de risicofactoren,
maar ook op protectieve / beschermende factoren (wat gaat er goed?). Met deze manier
van diagnostiek proberen we bij te dragen aan het vergroten van de empowerment (=
mogelijkheden om te leren omgaan met problemen) van het cliëntsysteem. Je wilt dat
mensen na de behandeling het weer zelf kunnen gaan doen.
Hoe voeren we diagnostiek uit?
1. Op basis van onze theoretische kennis over de factoren die van belang zijn voor
opvoeding en ontwikkeling.
2. Met behulp van een systematische aanpak: door gebruik van het Hypothese Toetsend
Model en de Diagnostische Cyclus.
3. Diagnoses worden gesteld aan de hand van classificatiesystemen, zoals de DSM.
Diagnose: een gedetailleerd en omvattend beeld met een verklaring voor de problemen van
de cliënt en zijn of haar situatie, uitmondend in een advies. Meestal wordt een diagnose
3
, gesteld aan de hand van een classificatie, bijv. volgens de Diagnostic and Statistic Manual of
Mental Disorders (DSM) of de International Classification of Diseases (ICD;
classificatiesysteem uit de medische wereld). Echter is een classificatie niet altijd mogelijk;
handlingsgerichte diagnostiek kan dan toch aanknopingspunten geven. Voorbeeld: Hoe ga je
om met een heel druk kind dat niet aan andere symptomen voldoet en daarom geen
diagnose krijgt?
Belangrijkste DSM-5 classificatiecategorieën voor kinderen
- Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen: verstandelijke beperking,
Autismespectrum Stoornissen, communicatie- en taalstoornissen, ADHD,
motorische stoornissen (bijv. TIC’s), leerstoornissen (bijv. dyslexie en
dyscalculie).
- Disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsproblemen: Conduct Disorder
(ernstige gedragsproblemen) of ODD (oppositioneel gedrag).
- Angststoornissen
- Depressie
- Psychotrauma en stressor gerelateerd: Reactieve hechtingsstoornis, PTSS.
- Voedings- en eetstoornissen
- Stoornissen in de zindelijkheid
- Slaapwaakstoornissen
- Andere problemen (V-codes): relatieproblemen, opvoedingsproblemen,
mishandeling, problemen met onderwijs, werk, economische omstandigheden,
huisvesting of acculturatie. Deze V-codes zijn er om aan te kunnen geven wat er nog
meer speelt in de achtergrond van een kind waar mogelijk rekening mee gehouden moet
worden.
Voor- en nadelen van diagnoses en classificaties
- Voordelen: betere communicatie tussen professionals en met ouders; systematisch
onderzoek naar aard, voorkomen, oorzaak en gevolg mogelijk; duidelijke koppeling met
prognoses (vooruitkijken, kansen bekijken en lange termijn) en
behandelingsmogelijkheden.
- Nadelen: stigmatiserend (diagnose is te simplificerend en gaat voorbij aan
omstandigheden en relaties die van belang zijn bij de ontwikkeling van
psychopathologie); zet aan tot onjuist gebruik van bijv. financiering van zorg.
Je kunt er van uit gaan dat classificatie betrouwbaar is, ondanks dat de DSM verandert. De
meeste classificaties in de DSM-5 zijn namelijk al lange tijd hetzelfde.
Systematische aanpak in de diagnostiek
Er zijn vijf vragen/kapstokken Diagnostische Cyclus
(De Bruyn et al., 2003)
1. Over wie gaat het? Gezin/individu, Aanmelding
leeftijd, chronische aandoening,
setting.
2. Wat is er aan de hand? Klachten en Klachtanalyse en probleemanalyse
4