Alle paragraven uit hoofdstuk 4 zijn samengevat, inclusief een aantal voorbeelden bij de begrippen. Van de opdrachten aan het einde van het hoofdstuk is alleen opdracht 1 uitgewerkt.
Hoofdstuk 4
Paragraaf 1; Het woordgeheugen
In het woordgeheugen (Of mentaal lexicon) zitten alle woorden die kinderen leren. Dit hoort bij het
langetermijngeheugen. Van elk woord is er bepaalde informatie bekend, dit zijn de verschillende
identiteiten van een woord.
Akoestische identiteit: Hoe klinkt het woord? Garage klinkt als /garazje/
Articulatorische identiteit: Hoe spreek je het woord uit? Hoe gebruik je je tong en lippen om het
woord uit te spreken? En gebruik je de neus wel of niet.
Fonologische identiteit: Akoestische en articulatorische identiteit samen, deze lijken erg op elkaar.
Morfologische identiteit: Hoe kan je een nieuw woord maken, hoe is het opgebouwd? Dit kan door 2
woorden achter elkaar te plakken, maar ook met voor- en achtervoegsels. Voorbeeld: Postkantoor.
Post en kantoor zijn aan elkaar geplakt. Maar ook gelukkig. Geluk en -ig zijn aan elkaar geplakt.
Semantische identiteit: De betekenis van het woord, wat staat er in het woordenboek? Ook de
gevoelswaarde van een woord is de semantische identiteit.
Syntactische identiteit: Hoe kan je het woord met andere woorden combineren? Welk woord past er
wel achter in een zin en welk woord kan je er niet achter zetten.
Orthografische identiteit: De spelling van een woord. Hiervoor zijn er spellingsregels, omdat
woorden verschil hebben tussen uitspraak en spelling. Voorbeeld: Garage klinkt als /garazje/ maar
wordt niet zo geschreven.
Kinderen leren eerst het label van een woord, dit is de klank. Hoe spreek je het uit. Daarna leren ze
de betekenis van een woord, dit is het concept van een woord.
De betekenis van een woord kan op meerdere manieren voorkomen;
Concrete betekenis: Je kunt iets aanwijzen of ervaren. Voorbeeld: Je kent de betekenis van gitaar,
omdat je een gitaar ziet. Dit gaat vanaf ongeveer 1 jaar oud.
Abstracte betekenis: De betekenis die in ons hoofd zit. Hoe staat het in het woordenboek.
Voorbeeld: Je kan de betekenis van een muziekinstrument niet aanwijzen, alleen voorbeelden geven.
Vanaf 2 jaar oud.
Contextuele betekenis: De betekenis wordt omschreven door woorden die ermee te maken hebben.
Het gaat hierbij bij de relatie tussen woorden. Voorbeeld: Vaak worden gitaar en spelen samen
genoemd. Vanaf 3 of 4 jaar oud.
Woorden die kinderen kunnen gebruiken en zelf kunnen bedenken vallen onder de productieve
woordenschat. Voorbeeld: Kan jij een voorwerp noemen dat je in de keuken kan vinden?
Woorden die kinderen wel kennen, maar nog niet zelf op kunnen komen, vallen onder de receptieve
woordenschat. Voorbeeld: Kan jij een plaatje van een mixer aanwijzen?
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper suzannedeuze. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.