Effect onderzoek in de
gedragswetenschappen
Hoofdstuk 3: definities van enkele relevante begrippen
Gedragswetenschappen: overkoepelende benaming voor wetenschappen die zich toeleggen op de
studie van het gedrag. Rationele activiteiten van ter zake deskundigen, gericht op overeenstemming,
waarbij met behulp van empirisch onderzoek zicht wordt verkregen op menselijk gedrag.
Gedrag: wijze van doen, optreden en reageren van iemand. Alle activiteiten van een (menselijk)
organisme, die waarneembaar of registreerbaar zijn of tot waarneembare of registreerbare
toestandswijzigingen leiden.
Interventieprogramma: wanneer het programma wordt gebruikt tijdens een hulpverlenings-,
begeleidings- of trainingssituatie. Een geheel van hulpverlenings-, begeleidings- en/of
onderwijsactiviteiten, die:
- Gekenmerkt worden door goed omschreven doelen, gericht op het oplossen, verminderen
of voorkomen van risico’s of problemen bij kinderen en/of volwassenen.
- Aansluiten bij toepasselijke theorieën en hypothesen
- Goed gedefinieerd zijn wat betreft inhoud en doelgroep
- In de tijd gefaseerd zijn ter wille van het bereiken van de doelen; en
- Vooraf geplande evaluatiemomenten en evaluatiecriteria bevatten.
De effectladder
Niveau 0: werken met impliciete kennis. De interventie is niet duidelijk omschreven, maar wordt
uitgevoerd zoals men het in gedachten heeft. Het kan effectief zijn, maar dat is niet aangetoond en
het is niet overdraagbaar aan vakgenoten
Niveau 1: goed beschreven interventies. Doordat het doel, de doelgroep, de aanpak en de
randvoorwaarden nader omschreven zijn, is de aanpak overdraagbaar en de effectiviteit enigszins in
te schatten, maar niet aangetoond.
Niveau 2: goed onderbouwde interventies. Deze interventies hebben theoretische bewijskracht,
doordat ze onderbouwd zij n met een goede programmatheorie, die het aannemelijk maakt dat de
interventie kan werken.
Niveau 3: effectieve interventies volgens eerst aanwijzingen. Er is gemeten of de geformuleerde
doelen bereikt zijn, de doelgroep is bereikt en de interventie is volgens plan uitgevoerd.
Niveau 4: interventies met causale bewijskracht zijn bewezen effectief. De gemeten verbetering is
toe te schrijven aan de interventie; er is causale bewijskracht.
Onder effectiviteit wordt verstaan: de mate waarin de hulp, zorg, ondersteuning of
onderwijsinspanning erin slaagt de doelgroep positief te beïnvloeden, in lijn met de doelstellingen,
en wel zodanig dat alternatieve verklaringen uitgesloten zijn.
, Effectieve interventies zijn: interventieprogramma’s die een gemeten verbetering, corresponderend
met de vooropgestelde doelen, bewerkstellingen, waarbij de verbetering is toe te schrijven aan de
interventie en er zicht is op de werkzame elementen hiervan.
Efficacy studies: onderzoeken of een interventie onder ideale omstandigheden tot de verwachten
resultaten leidt.
Effectiveness studies: onderzoeken de mate van positief effect in de ‘echte wereld’, dus de praktijk.
Effect onderzoek: oplossingen voor praktijkproblemen (interventies) worden geëvalueerd.
Onderzoek dat gebruik maakt van methoden en technieken uit de sociale wetenschappen en een
waardeoordeel uitspreekt over het feitelijk functioneren van een interventieprogramma, door dat te
vergelijken met de doelen ervan en, voor zover mogelijk, de systematische bepaling van de mate
waarin het programma een eventueel geconstateerde verandering veroorzaakte, met de bedoeling
bij te dragen tot betere, meer gefundeerde, rationele beslissingen over het programma om
uiteindelijk optimale hulp, zorg, ondersteuning of onderwijs te kunnen bieden.
Effectlader in een overzicht
Bewijskracht Kwalificatieniveau interventie Soorten onderzoek
Causaal 4. Werkzaam: bewezen of - experimenteel onderzoek
waarschijnlijk effectief, - herhaalde casestudie
afhankelijk van: kwaliteit - quasi-experimenteel
onderzoek, follow-up, in de onderzoek
praktijk uitgevoerd en aantal - verandering theoretisch
studies onderzoek
- norm gerelateerd onderzoek
Indicatief 3. Doeltreffend - veranderingsonderzoek
- doel realisatieonderzoek
-cliënttevredenheidsonderzoek
Theoretisch 2. In theorie effectief - meta-analyses
- literatuurstudies
- studies naar impliciete kennis
Descriptief 1. Goed beschreven - descriptief onderzoek
- observationeel onderzoek
- documentenanalyse
0. impliciet (black box) - interviews
Niet experimenteel kwaliteitsonderzoek: de vraag wat de kwaliteit van een interventie is staat
centraal, zonder vergelijking met een andere cliënt of groep bij wie geen interventie is toegepast.
Niet experimenteel veranderingsonderzoek: men meet kenmerken van participanten voor en na de
interventie en vergelijkt of met een externe norm.