Leren op school
College 1 - School als pedagogisch context
Rollen
- School en leerkracht
- Orthopedagoog - belangrijk bij het
bepalen van de vaardigheden waar een
kind mee te maken krijgt
- Omgeving en ouders – binvloeden het
leren van een kind op school
Doel – persoonlijke ontwikkeling, maatschappelijke/culturele waarden, deelname in maatschappij
- Kerndoelen (landelijk – wettelijk verplicht)
Streefdoelen – inspanningsverplichting = ruimte voor eigen invulling
- Leerlijn – gemaakt door de school
- Referentiedoelen – tussendoelen en referentieniveau
1F = fundamenteel – minimale niveau 1S = streef
- Ontwikkelingsperspectief – eigen leerlijn, passende doelstellingen / perspectieven, talenten
Geboortemaand (Verwachter, de Fraine, Onghena, Ghesquière, 2010)
Onderwijssysteem
- Jan/feb/mrt – oudste - Okt/nov/dec - jongst
- Kinderen van 1 geboortejaar (nu 2016) gaan door naar groep 3
Voorheen 1 okt – nu 1 jan → obv ontwikkeling
Geboortemaand – effect = verband tussen het geboortemaand en academisch succes
- Doubleren en versnellen - doel – klassen meer homogeen maken qua niveau
- Sociale ongelijkheid door indeling op geboortemaand – invloed op leerprestaties
De jongste hebben vaker achterstanden – worden onderschat of is te hoog gegrepen
Onderzoek:
- 20% uit okt-nov-dec (4e kw) overgedaan / SBO - 6,34% uit jan-feb-mrt (1e kw) is geboren
e e
- Kloof tussen 1 en 4 kw is gedaald – gedifferentieerde instructie is niet te relateren aan de afname
van geboortemaand
Verklaring:
- Schooluren
- Leeftijdspositie in de klas – onderschat, gericht op gem. kind (te lastig)
- Meer infecties en vitamine D tekort tijdens de wintermaanden → hogere kans op neurologische
problemen
Omgekeerd geboortemaaneffect - binnen de groep kinderen die zijn blijven zitten presteren de jonge kinderen
wat beter dan de oudere kinderen
- Als je jonger bent was je nog niet leerrijp, terwijl als je ouder bent dan was de stof al passend en kan
er sprake zijn van leer-/gedragsproblemen
, Blijven zitten (Goos, Pipa, Peixoto, 2021)
Effecten van grade retention (blijven zitters)
→ Ten goede van: academische prestaties, academisch zelfconcept zelfvertrouwen, plezier in leren,
academische motivatie, schoolwelzijn en interpersoonlijke relaties
Positief - op korte termijn Negatief
Stof bouwt op Faalgevoel – vrienden gaan wel door
Homogenere klassen Pure herhaling van onderwerpen – geen intellectuele
→ effectieve instructie & individuele behoeften uitdaging = contextuele ontwikkelingstheorie
Voorsprong in academische kennis en vaardigheden Extra kosten (overheid)
- t.o.v. nieuwe kinderen – even de beste zijn
Hard werken op door te gaan Dreiging leidt tot stress
→ dreigen met consequenties als doelen niet
worden bereikt
→ leidt tot motivatie en prestatie
Effect - geen verschil tussen leerlingen die wel en niet zijn blijven zitten => negatieve maatregel
Gunstige effecten binnen de negatieve maatregel:
- Blijven zitten + (aangepast programma) > puur blijven zitten
- T.o.v. nieuwe klasgenoten > t.o.v. leeftijdsgenoten
- Korte termijn > lange termijn
- Psychosociaal > carrière
Doubleren kent negatief effect op leeropbrengsten, welbevinden en gedrag.
→ Remediërende aanpak nodig – risicofactoren + versterken van protectieve factoren (transactioneel model)
Doubleren van kleuters kent positieve effecten voor de psychosociale ontwikkeling
- Welbevinden, meer vrienden, minder gedragsprobl, meer zelfstandigheid en zelfvertrouwen
Kleuters – vaker positieve effecten gevonden – vooral psychosociale ontwikkeling
- De sociaal emotionele ontwikkeling staat centraal in de kleuterklas – positie wordt positiever
De effecten van versnelling op hoogbegaafde leerlingen (Steenbergen, Moon, 2011)
Versnellen
- Jong starten - Sneller door de stof (wel in de klas)
- Klas overslaan - Vakken op hoger niveau
Kunnen vs. aankunnen
Voordelen Nadelen
- Academische uitdaging (inhoud) - Minder aansluiting
- Betere prestaties - Emotioneel te hoog gegrepen
Effecten
- Positief op schoolprestaties - Nauwelijks effect op soc-emo ontwikkeling
Conclusie = geen nadelig effect op korte of lange termijn
Aandachtspunten (Neihart, 2007)
- Voordelen zijn groot bij zorgvuldig geselecteerde leerlingen = soc-emo & cogn voorsprong + motivatie
- Gunstige omstandigheden: geleidelijke overgang & onderdeel van de groep
- Negatieve gevolgen teniet gedaan door aanpassing in curriculum, begeleiding
Blijven zitten = effecten t.o.v. klasgenoten, maar niet leeftijdgenoten
Versnellen = effecten t.o.v. leeftijdgenoten, maar niet klasgenoten
, College 2 - Zorg op school
Wet Passend Onderwijs – 2014
Didactisch en pedagogisch handelen van leerkrachten (Vernooy, Minderhout, Koomen, 2016)
Didactisch handelen
1. Doelgericht onderwijs en goed curriculum = vaststellen van aanbod en toetsen – effect
- Uitdagend onderwijs met hoge verwachtingen
- Differentiëren – doel passend bij de leerling
2. Effectieve instructie en monitoren van lesgeven en leren
- Directe instructie model = leerkracht gestuurd
→ Expliciete instructie, opbouwbare stappen, oefenen onder begeleiding
- Voldoende instructie en leertijd - Doelgericht (evidenced-based)
- Effectieve feedback/ monitoring lesgeven - Vooruitgang monitoren
- Samenwerken
- Op mogelijkheden - doel, werkwijze
3. Afstemmen op verschillende behoeften - Voorkennis van leerlingen
Respons to Intervention
- Divergente diff. = vanuit individuele behoeften
- Convergente diff. = voor alle leerlingen – 3 instructiegroepen
1. Basis (80%) 2. Verlengde (15%) – 3. Intensief (5%) –
herhaling, modeling leerproblematiek
4. Klasmanagement
- Goede voorbereiding - Regels, afspraken, routines
- Pedagogsiche relaties - Regisseursrol
- Inrichting klas
Pedagogisch handelen
Pedagogisch klimaat faciliteren – voorwaardelijk
- Basisbehoeften: Autonomie, Relatie, Competentie = zelfdeterminatietheorie
- Groepsvorming / dynamiek = forming, storming, norming, performing, adjourning
Motivatie bevorderen
- Zelfdeterminatietheorie
- Instructie – procesgericht - succeservaring
Aanleren en aansturen van gedrag in relatie tot doelen
- Leerkracht als socialisatiemodel – routines - Burgerschapsdoelen nastreven
- 4 complimenten tegenover 1 gedragscorrectie
Gewenst gedrag aanleren mbv gedragsverandering:
1. Gedrag dat beloond wordt – neemt toe 3. Gedrag dat bestraft wordt – wordt
2. Gedrag dat genegeerd wordt – neemt af onderdrukt
Effectief omgaan met verschillen en gedragsproblemen
SWPBS – School Wide Positive Behavior Support:
1. Uitgangspunt = goed pedagogisch 3. Aansluitende maatregelen en intensief
basisaanbod individueel arrangement
2. Intensivering of verrijking basisaanbod - Gedragsfunctieanalyse – emotie /
impuls / gedrag reguleren
, Orthopedagoog in de school
- Doel: handelingsbekwaamheid van leerkracht en ouders in interactie met leerling versterken
- Empowerment - proces van versterking, luisteren
Selectie van diagnostische middelen - ter evaluatie van didactisch en pedagogisch handelen:
- Diagnostisch interview en gebruik van schriftelijk documenten
Huidige en gewenst situatie schetsen – interactiepatronen, situatie uitdiepen (gevoel, idee)
Competentieprofiel voor reflectie
Schriftelijke documenten (planning, groepsplan, arrangementskaarten, LVB
- Observatie
Eigenaarschap - leerkracht laten observeren met observatielijst => inzicht en gedragsanalyse
- Duidelijk doel, meting of vraag – betrokken, motivatie, reflectie
- Therapeutisch effect – objectiever naar problemen kijken naar invloed van gedrag
Observatietechnieken
- ABC – model = situatie – (probleem)gedrag – gevolg/consequentie
- Concreet gedrag en letterlijke uitspraken weergeven
Kijkwijzers – vastgestelde doel oberveren mbv kijkwijzer
- Leidraad voor feedbackbespreking
CLASS – Classroom Assesment Scoring Sysstem – 7 puntsschaal
- Drie dimensies van klassenklimaat evalueren – OB/BB/VO
• Emotionele ondersteuning
• Klassenorganisatie
• Instructiekwaliteit
Aansluiting tussen diagnostiek en behandeling – doel – onderwijsbehoeften en ondersteuningsbehoeften
- Onderwijsbehoeften (obv hulpvraag) & ondersteuningsbehoeften (leerkracht)
• Aanpassing tov het basisaanbod
- Handelingsbekwaamheid leerkracht vergroten
LLInC – Leerkracht Leerling Co-teaching – modeling
Interactie Coaching Team-teaching – in elkaars klas
Beeldcoaching kijken
Synchroon coachen – oortje
- Implementatie – afstemming binnen de school
- Monitoren - effectiviteit van interventie, vordering bespreken, passend bij het doel
Domeingerichte zorg (Tricot en Sweller, 2014)
Domein generieke vaardigheden Domein specifieke vaardigheden
= vaardigheden met een breed effect en inzetbaarheid = vaardigheden met een smal effect en specifiek toepasbaar
- Aangeboren, evolutionaire relevantie - Aangeboren, culturele overdracht
- Moeilijk te identificeren
- Altijd binnen een bepaald context – ervaring binnen Bijv.: schrijven, lezen, rekenen, sport, schoolse vakken
context is bepalend voor uitkomst - Aangeleerd worden – belangrijk op niveau 3
Flynn-effect: men wordt slimmer en aanbod sluit beter aan –
hoger scoren Generieke vaardigheden zijn bepalend voor hoe makkelijk je
specifieke vaardigheden leert.
Bijv.: geheugen, intelligentie, leerpotentie, gezicht erkenning,
luisteren, praten, nadenken, redeneren (leerpotentieel) Expertise in specifieke vaardigheden – aangeboren en
- Vaardigheden moeten worden toegepast verworven oefening (+interesse)
- Zijn bepalen hoe makkelijk specifieke vaardigheden - Specifieke kennis in lange termijn geheugen door
geleerd worden ervaring
Expert worden – 10.000 uur of 10 jaar regels
Optimaliseren → onderwijssituatie aanpassen