Bas Dammers
4 oktober 2022
Samenvatting Ondernemingsrecht
Leereenheid 1 - Ondernemingsvormen (hoofdstuk 1 De kern van het
ondernemingsrecht)
De ondernemingsvorm is het juridisch omhulsel van de onderneming. De rechtsvormen zijn in de
eerste plaats facilitair: ze zijn een hulpmiddel om te kunnen ondernemen. Het ondernemingsrecht
kent drie hoofdthema’s:
- De juridische organisatie, de inrichting van de onderneming;
- De vertegenwoordiging van de onderneming (wie mogen en kunnen transacties sluiten?);
- De verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van (personen binnen) de onderneming
Het ondernemingsrecht is voornamelijk in Boek 2 BW (nv, bv en coöperatie), Boek 7A BW, titel 9
(maatschap) en het Wetboek van Koophandel (vof en cv) geregeld. Ondernemingen zijn gericht op
het maken van winst. Het huidige ondernemingsrecht heeft in de Westerse wereld zijn huidige
karaktertrekken in de loop van de negentiende eeuw gekregen. In de twintigste eeuw zijn regels over
verantwoording en aansprakelijkheid in de wetgeving en rechtspraak ontwikkeld. Voor een
economisch goed functionerende samenleving zijn goed opgezette juridische instituties van groot
belang. Rechts guren hebben waarschijnlijk het ondernemerschap en de economische welvaart in
onze samenlevingen sterk bevorderd.
Een veel gebruikte ondernemingsvorm is de besloten vennootschap (bv). Art. 2:175 BW geeft
een omschrijving van de bv. Kenmerkend is o.a. dat deze een in een of meer overdraagbare aandelen
verdeeld kapitaal heeft. Men kan slechts in een bv participeren via een aandeel in haar kapitaal. De
bv wordt gerekend tot de kapitaalassociaties/kapitaalvennootschappen. Er moet bij oprichting in
ieder geval één aandeel worden uitgegeven, bij meer dan één aandeel mogen de aandelen in handen
zijn van één aandeelhouder. Het aandeel kan belangrijke functies vervullen. Ten eerste zijn aandelen
voor de bv een middel om vermogen aan te trekken. De aandeelhouder brengt vermogen in de bv in
en hij verkrijgt als tegenprestatie van de bv een of meer aandelen. De inbrengverplichting houdt in
dat de aandeelhouder vermogen aan de bv ter beschikking moet stellen, in beginsel ter grootte van
het nominale bedrag waarvoor hij aandelen neemt (in statuut). Ten tweede is aan het aandeel vaak
stemrecht in de aandeelhoudersvergadering verbonden (art. 2:228 BW). Het aandeel heeft dan dus
een zeggenschapsfunctie. Hoe meer aandelen, des te meer stemmen (en macht) hij heeft. Hiervan kan
in de statuten van de bv worden afgeweken (art. 2:228 lid 4 BW). Ten derde vervult het aandeel vaak
een winstverdelingsfunctie: in beginsel geeft ieder aandeel recht op een gedeelte van de winst (art.
2:216 BW). Men noemt de winstuitkering op een aandeel ook wel dividend. Hoe meer aandelen, des
te groter het winstrecht (afwijkingen art. 2:216 lid 6, 7 BW). Voor een aandeelhouder is er nog een
belangrijke functie: het is voor hem een vermogensobject dat voor overdracht vatbaar is. De bv is
ONDERNEMINGSRECHT 1
,besloten. Dit houdt in dat de door haar uitgegeven aandelen op naam staan en overdracht ervan in
beginsel niet vrijelijk kan plaatsvinden. Een aandeelhouder die zijn aandelen wil overdragen dient
zijn over te dragen aandelen aan de medeaandeelhouders aan te bieden (art. 2:195 lid 1 BW), de
statuten kunnen anders bepalen. De wet geeft echter beperkingen: blokkeringsregelingen. Overdracht
van aandelen in een bv kan slechts bij notariële akte plaatsvinden. De bv is erg populair. De oorzaak
hiervan is dat de aandeelhouders in beginsel niet aansprakelijk zijn voor hetgeen in naam van de bv
is verricht (art. 2:175 BW). Het gevolg is dat als een bv failliet gaat, schuldeisers van de bv onbetaald
kunnen blijven. Op een bv zijn naast de bv-bepalingen (art. 2:175-274 BW) ook van toepassing de
algemene bepalingen van Boek 2 BW (art. 2:1-25 BW), art. 2:308-333l BW, art. 2:334a-334ii BW, art.
2:335-359 BW, art. 2:360-446 BW en een aantal bijzondere wetten. De bv wordt geregeerd door
haar statuut: door oprichters/aandeelhouders van de bv zelf opgestelde regels voor haar organisatie.
Het zijn eigen interne regels van speci eke aard (art. 2:177, 2:180 lid 1 BW). De inrichting van een
bv is openbaar. Een belangrijke bron van wettelijk bv-recht is het recht van de EU (bv.
codi catierichtlijn vennootschapsrecht). In 2012 heeft de wetgever het bv-recht grondig herzien. De
bv als ondernemingsvorm moest worden vereenvoudigd en soepeler worden gemaakt, mede om
tegen te gaan dat ondernemers vluchten in buitenlandse rechtsvormen. Het facilitaire karakter van
de bv staat op de voorgrond.
De rechtsvorm naamloze vennootschappen (nv) is vooral geschikt voor grote bedrijven. Dit
omdat grote ondernemingen voor het aantrekken van vermogen vaak van de diensten van de
effectenbeurs Euronext Amsterdam gebruikmaken, alwaar een nv aandelen kan verhandelen. Dit is
alleen mogelijk als de nv een beursnotering heeft. Het minimumkapitaal is 45.000 euro (art. 2:67 lid 2
BW). Een nv kent een in aandelen verdeeld maatschappelijk kapitaal (art. 2:64 BW), terwijl het
maatschappelijk kapitaal voor de bv facultatief is. Net als de bv is de nv een kapitaalassociatie. Het
aandeel vervult bij een nv dezelfde functies als bij de bv. Bij een nv hoeven aandelen niet op naam te
staan, de situatie kan voorkomen dat men niet weet wie de aandeelhouders zijn. Op de nv zijn de nv-
bepalingen van Boek 2 BW van toepassing (art. 2:64-164 BW), alsmede de meeste van de op de bv
toepasselijke bepalingen.
De maatschap is een obligatoire wederkerige overeenkomst tot samenwerking van twee of meer
personen. Het sluiten van een maatschapsovereenkomst is vormvrij (i.t.t. nv, bv). De maatschap is
gericht op het door middel van samenwerking behalen van vermogensrechtelijk voordeel dat aan de
vennoten ten goede komt. Ieder der vennoten is gehouden iets in te brengen (gebouw, arbeid). De
maatschap is geregeld in titel 9 van Boek 7A BW (art. 1655-1688 BW). Als een maatschap onder
gemeenschappelijke naam een onderneming of bedrijf uitoefent wordt de maatschap een
vennootschap onder rma (vof) genoemd (ook art. 16-34 WvK van toepassing). Het belang is
dat de vof hoofdelijke verbondenheid van de vennoten kent voor verbintenissen van de vof (art. 18
WvK), terwijl bij de maatschap de maten voor gelijke delen aansprakelijk zijn voor de verbintenissen
van de maatschap (art. 7A:1680 BW). De vennoten dienen in de maatschap en vof op voet van
gelijkheid samen te werken (geen ondergeschiktheid). Het samenwerkingsvereiste geeft het
ONDERNEMINGSRECHT 2
,vennootschapscontract een bijzonder karakter: het contract is gericht op langdurige samenwerking
ter bereiking van een gemeenschappelijk doel. In het arrest UWV/X staan het UWV en de
bewindvoerder van een failliete vof tegenover elkaar en staat de vraag centraal of de vennoten zelf
als werkgever hebben te gelden. De HR stelt dat aan een vof geen rechtspersoonlijkheid toekomt.
Een (arbeids)overeenkomst aangegaan met de vof moet worden aangemerkt als een overeenkomst
met de gezamenlijke vennoten. Een werknemer van de vof kan zijn uit de arbeidsovereenkomst
voortkomende vordering(en) geldend maken zowel a) jegens de gezamenlijke vennoten met de
mogelijkheid van verhaal op het afscheiden vermogen van de vof als b) voor het geheel jegens elke
afzonderlijke vennoot, met de mogelijkheid van verhaal op het privévermogen van de vennoot. De
uitspraak leert ons dat de gezamenlijke vennoten als werkgever hebben te gelden in geval van een
arbeidsovereenkomst gesloten met een vof. De maatschap en vof worden personenassociaties/
personenvennootschappen genoemd: een overeenkomst wordt niet met een willekeurig iemand
gesloten. Bij de maatschap/vof is niet het kapitaal/aandeel het belangrijkste, maar de persoon van
de vennoot. De nv en bv zijn rechts guren van geheel eigen aard. Aandeelhouders moeten met
elkaars belangen rekening houden (art. 2:8. lid 1 BW), maar dit gaat minder ver dan een verplichting
om samen te werken. Vooral bij de bv worden vaak verregaande samenwerkingsverplichtingen tot
stand gebracht (bv. aandeelhoudersovereenkomst over verplicht vaststellen investeringsbeleid). Dit
heet een joint venture. De verschillende rechtsvormen overlappen elkaar vaak. Aan het Nederlandse
recht ligt de vrijheid van keuze van rechtsvorm ten grondslag. In geval van een stille maatschap
blijkt naar buiten toe doorgaans niets van gezamenlijke beroeps- of bedrijfsuitoefening (een zoon die
het boerenbedrijf opvolgt sluit met zijn vader een maatschapsovereenkomst waarvan naar buiten toe
niets blijkt, alleen de zoon oefent voor de buitenwereld het boerenbedrijf uit). Als een gezamenlijke
uitoefening van een beroep op een voor derden duidelijk kenbare wijze naar buiten onder een
gemeenschappelijke naam wordt uitgeoefend, is sprake van een openbare maatschap (vof).
Beroepsuitoefening wijst op persoonlijke dienstverrichting. Bij beroepsuitoefening staan de
persoonlijke kwaliteiten van de dienstverrichter voorop (bv. advocaat, medicus). Voor
beroepsbeoefenaren geldt ook vaak een beroepsgeheim. Bij bedrijfsuitoefening staat persoonlijke
dienstverrichting en vertrouwelijkheid minder voorop (bv. bakker, slager). Ook gaan
bedrijfsbeoefenaren vaker transacties aan met derden. Bedrijfsbeoefenaren kennen dus een strenger
aansprakelijkheidsregime (vof). Het onderscheid tussen beroep en bedrijf is aan het vervagen. Steeds
meer beroepsbeoefenaars maken gebruik van de bv-vorm, beroepsuitoefening vindt steeds meer
bedrijfsmatig plaats. Omdat de vennootschap een overeenkomst is zijn op de maatschap en vof ook
de bepalingen uit Boek 3 en Boek 6 BW van toepassing. Belangrijke verschillen maatschap en vof:
- Bij de vof ontleent iedere vennoot aan de wet (art. 17 lid 1 WvK) vertegenwoordigingsbevoegdheid:
iedere vennoot is in beginsel bevoegd namens de vof te handelen. Dit kan in de overeenkomst
worden beperkt. Bij een maatschap mag een vennoot in beginsel slechts namens de andere vennoten
optreden indien deze hem daartoe een volmacht hebben gegeven (art. 7A-1679 BW). De reden: de
wetgever ziet de maatschap als een meer intern gerichte samenwerkingsvorm die minder gericht is op
het afsluiten van transacties met derden;
- Voor schulden van de vof zijn alle vennoten hoofdelijk verbonden (art. 18 WvK). De vennoten van
ONDERNEMINGSRECHT 3
, een maatschap zijn in beginsel slechts voor gelijke delen verbonden voor vennootschapsschulden (art.
7A:1679, 1680 BW)
Voor het functioneren van de maatschap en de vof is vooral het tussen de vennoten afgesloten
contract van belang.
Bij een nv en bv zijn de aandeelhouders in beginsel niet aansprakelijk voor hetgeen in naam van de
nv of bv is verricht (art. 2:64, 2:175 BW). Bij een maatschap en vof gelden strengere
aansprakelijkheidsregels. De nv en bv moeten een jaarrekening opmaken, vaststellen en openbaar
maken (op kantoor handelsregister deponeren). Deze verplichting geldt niet voor de maatschap en
vof. Een aandeelhouder kan de kapitaalvennootschap niet opzeggen, een vennoot van een
personenvennootschap kan wel uit de vennootschap stappen. De wetgever schrijft voor dat een nv en
bv altijd twee organen moeten hebben: de aandeelhoudersvergadering met bepaalde in de wet en
statuten genoemde bevoegdheden en het bestuur met andere bevoegdheden. Dit kan slechts uit één
persoon bestaan. Bij een maatschap en vof gaat de wet ervan uit dat de vennoten ook besturen: duale
organisatiestructuur.
De commanditaire vennootschap (cv) is een samenwerkingsovereenkomst tussen een of meer
gewone vennoten (hoofdelijk aansprakelijke vennoten) en een of meer commanditaire vennoten. Een
commanditaire vennoot is tot niet meer gehouden dan het bedrag van zijn inbreng (art. 20 lid 3
WvK): overeenkomst aandeelhouder cv/nv. De cv kent een combinatie van strenge aansprakelijkheid
voor de gewone vennoot en meer soepele aansprakelijkheid voor de commanditaire vennoot. Een
commanditaire vennoot is deelnemer in de cv en heeft recht op een deel van de winst. Zijn bijdrage
in het verlies is beperkt tot het bedrag van zijn inbreng. Art. 19, 20 en 21 WvK zijn van toepassing.
Art. 20 lid 2 WvK bepaalt dat de commanditaire vennoot geen bestuurs- of beheershandelingen mag
verrichten. Hij mag zich wel bemoeien met het intern uitstippelen van het beleid. Verricht hij toch
een daad van bestuur of beheer, dan is hij toch hoofdelijk aansprakelijk. De aansprakelijkheid van de
commanditaire vennoot wordt verlicht als deze in een onevenredige verhouding staat tot de aard en
ernst van de overtreding van het beheersverbod. Deze nuance maakt de HR in het arrest
Lunchroom De Katterug: de sanctie op het beheersverbod voor commanditaire vennoten is
uitsluitend gerechtvaardigd indien en voor zover zij in overeenstemming is met de strekking ervan.
Dit brengt mee dat de rechter, indien de - in beginsel daartoe door de commanditaire vennoot te
stellen en te bewijzen - omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan oordelen dat de sanctie niet
gerechtvaardigd is, of dat het gevolg daarvan dient te worden beperkt tot bepaalde verbintenissen
van de commanditaire vennootschap. In casu waren twee ouders als commanditaire vennoot
betrokken bij de exploitatie van de lunchroom van hun zoon. Zij hadden een overeenkomst gesloten
met betrekking tot de verkoop van de aan de cv verbonden onderneming. Op grond hiervan betaalde
de koper vergoedingen aan (ex)werknemers, de koper stelde dat de ouders hoofdelijk aansprakelijk
waren tot terugbetaling van de vergoedingen. In het handelingsregister worden opgenomen het
bedrag van de inbreng en het aantal commanditaire vennoten. Namen dienen slechts te worden
opgenomen als de vennoot als UBO dient te worden aangemerkt (> 25% eigenaarsbelang).
ONDERNEMINGSRECHT 4