Moderne Tijd
Voorbereiding: bekijk de kennisclips over ‘Drie tekstlagen’ en ‘Vertellen’
Leesstof: Bregje Hofstede, De hemel boven Parijs.
Opdrachten
De verhaalanalyse onderscheidt verschillende vertelniveaus in verhalende teksten. In het
hoofdstuk ‘Vertelling’ (van Vertelduivels) worden de termen ‘extradiëgetisch’ en
‘intradiëgetisch’ gebruikt om de getrapte structuur van verhalen aan te duiden.
1a. In hoofdstuk ‘Veertien’ komen zowel Olivier als Sofie op intradiëgetisch niveau
aan het woord in het gesprek dat ze voeren over het essay van Fie. Wat kan je uit de
verhouding tussen hun replieken afleiden over (de verhouding tussen) beide
personages?
Het is duidelijk te merken dat beide personages gepassioneerd zijn over het
onderwerp. Ze vullen elkaar telkens aan, laten elkaar dieper nadenken, proberen het
beste in elkaar naar boven te brengen in hun gesprek.
Hiërarchie: Ze laten elkaar niet onberoerd. Maar Olivier staat wel boven Fie in het
gesprek. Hij beoordeeld wat zij zegt, maar houdt wel rekening met haar gevoelens.
1b. In ‘Sofie [2]’ (p. 74-79) wordt het essay van Sofie geciteerd. Hoe verhoudt zich de
inhoud van deze ingebedde tekst tot het gesprek in ‘Veertien’?
Olivier wachtte Sofie op in een zaal met draadsculpturen, ofwel een standbeeld uit
leegte. Net als de schilderijen van leegte waar Sofie eerder over schreef, de Cézannes.
Ingebedde tekst: Sofie is degene die de tekst leest die zij zelf heeft geschreven
(narration intercallée)
De hiërarchie komt weer terug. Fie past toe waar ze het met Olivier over heeft gehad.
Je kunt haar een willig schaap noemen in die zin. Ze verwerkt meteen wat haar
professor zegt, zonder daar misschien zelf over na te denken.
Aan het einde van het hoofdstuk delete ze de tekst weer. Hier verandert de hiërarchie,
Fie besluit zelf wat ze wilt opschrijven. Ze heeft een eigen visie.
De vertellers hebben elk een eigen relatie tot het vertelde. In het hoofdstuk ‘Vertelling’ van
Vertelduivels worden de termen ‘heterodiëgetisch’ en ‘homodiëgetisch’ gebruikt om de
betrokkenheid van de verteller te benoemen; daarbij wordt ‘homodiëgetisch’ onderverdeeld
in ‘autodiëgetisch’ en ‘allodiëgetisch’.
2a. Welk type verteller is aan het woord in het eerste hoofdstuk van de roman?
Heterodiëgetisch, het gaat telkens over ‘hij’ en ‘Olivier’. Je leest hier nog geen
gedachten.
Er is geen enkele aanduiding dat de verteller hoort in de wereld waar hij het over
heeft.
2b. Analyseer de betrokkenheid van de vertellers in hoofdstuk ‘Zevenentwintig’. Let
in het bijzonder op het verhaal dat Olivier vertelt (p. 150-151).
Dit is weer een heterodiëgetische vertelling, net als het stuk dat Olivier vertelt.
Er is geen telling, alleen showing. Olivier doet in het begin onverschillig/ontkennend,
alsof hij niet weet waar het over gaat als Fie de naam Mathilde noemt. Terwijl hij
dagenlang met haar bezig is in zijn hoofd. Hij geeft ook geen correcte weergave van
wat er gebeurd is, Mathilde was niet zomaar een vriendinnetje.
, Het is een intradiëgetische verteller, als personage in een verhaal begint hij aan een
vertelling. Hij vertelt over zichzelf: homodiëgetisch, autodiëgetisch (want hij vertelt
over een situatie waar hij niet zelf de hoofdpersoon in was). Maar ook allodiëgetisch
als hij vertelt wat zijn moeder tegen hem zei. Er komt daar kennis van een volwassen
vrouw over het liefdesleven. Zijn moeder is in dit verhaal geen verteller, want hij heeft
haar niet geciteerd. Als dat wel gebeurde zou er weer een nieuwe laag komen.
Op een gegeven moment is het ‘verhaal ’afgelopen en richt hij zich weer tot Sofie
(maar stel dat ze zich weg had laten sturen..)
Wat voor soort ingebedde vertelling was dit? een klein verhaaltje in een ander
verhaal, waarin een belangrijk iets voor het grote verhaal vertelt wordt (mise en
abyme).
In De hemel boven Parijs speelt – niet verrassend – de stad Parijs een belangrijke rol.
3a. Welke functie(s), in de termen van Literair mechaniek, vervult de ruimte in de
roman?
Er zijn veel gemarkeerde ruimtes in het boek, er worden vaak straatnamen genoemd.
De functies van de ruimte Parijs zijn de inzet voor nadere karakterisering van een
personage, thematisering (ruimtelijke tegenstelling van stad en platteland)
Ruimte in dienst van karakterisering van het personage: wordt bij meerdere
personages gedaan. De ruimte van Mathilde is bv. een klein hok, een zooitje, grenst
aan een begraafplaats. De ruimte van Sylvie heeft meer kleur, is geordend, ze heeft
haar meubels opgedrongen aan Olivier. Sofie ziet het verschil tussen de ruimte en
haarzelf niet, ze gaat op in de ruimte (blanco). Olivier beschrijft Mathilde als echte
Parissiène.
Hoe fungeert Parijs als ruimte?
Compositie: Sofie is daar naartoe gegaan en ontmoette Olivier hier.
Parijs is een belangenruimte, het spiegelt de thematiek waar Olivier mee te
maken heeft. Hij wil graag vasthouden aan het verleden. Parijs staat vol
geschiedenis, er is geen betere plek om je aan vast te houden.
Olivier heeft de stad zich toegeëigend, hij kent de stad als zijn broekzak. Hij ziet
Parijs als een archief waaronder hij verpletterd zou worden. Dit slaat op de
kunstgeschiedenis, waar hij les in geeft. Hij blijft in de cirkel van het oude Parijs
rondhangen, hij loopt telkens de zelfde rondes. Olivier zit vast aan Mathilde, maar
ook aan Parijs.
De functies die de ruimte kan hebben lopen enorm in elkaar over.
Plaatsaanduidingen: dus gemarkeerd. Je kunt de straatnamen aanwijzen.
3b. Interpreteer de thematisering van de ruimte in hoofdstuk ‘Negentien’, waarin
onder meer de plaatsnamen ‘Thiais’ en ‘Butte-aux-Cailles’ genoemd worden.
?
Thiais is de Ikea. De buitenstad, niet het oude centrum waar het hele verhaal zich
afspeelt. Ze gaan dan met de auto, doen iets met een kaart, net als in het laatste
hoofdstuk. Olivier gaat altijd te voet, hij stapt hier al uit zijn comfortzone. Het is een
voorspel van het eind van de roman.
Butte-aux-Cailles: het appartement wat Olivier heeft gevonden voor Sofie. Het
arrondissement grenst aan waar hijzelf woont. Het is een oud gebied waar niets