Samenvatting De Taallijn
Interactief taalonderwijs in groep 1 en 2
Hoofdstuk 1 – Inleiding
1.1 Taalstimulering in de voor- en vroegschoolse educatie
Kinderen die instromen in het basisonderwijs in groep 1 verschillen vaak erg in hun Nederlandse
taalvaardigheid. Vooral anderstalige kinderen en kinderen uit lager sociaal-economische milieus
hebben een aanzienlijke achterstand.
Kwaliteit van het onderwijsleerproces is in het basisonderwijs de afgelopen jaren gestegen. Toch is
kwaliteitsverbetering van het onderwijs in een vroeg stadium wenselijk. Het vroeg bestrijden van
achterstanden in de vorm van taalstimulering is erg zinvol, voor alle groepen kinderen.
Voorbeeld hiervan: VVE Voor- en Vroegschoolse Educatie. Is gericht op kinderen in
peuterspeelzalen en de onderbouw van het basisonderwijs. Kinderen lijken een betere start te
maken, waardoor hun ontwikkeling later gemakkelijker verloopt.
1.2 De Taallijn voor peuters
De Taallijn voor peuters heeft uitdrukkelijk niet de bedoeling om het peuterspeelzaalwerk te
verschoolsen. Wel is het nodig dat peuterspeelzalen gericht aandacht besteden aan interactieve
taalstimulering.
1.3 De Taallijn voor de onderbouw
De Taallijn voor de onderbouw is geschikt voor alle kinderen in groep 1 en 2 en de eerste helft van
groep 3, en in het bijzonder voor kinderen met een taalachterstand. Ze willen de aansluiting van de
peuterspeelzaal op de basisschool waarborgen, en de aansluiting van groep 2 op groep 3.
De Taallijn sluit nauw aan bij de principes voor interactief taalonderwijs op de basisschool. De vijf
speerpunten van de Taallijn:
1. Mondelinge taal
2. Werken aan woordenschat
3. Beginnende geletterdheid
4. ICT en multimedia
5. Ouderbetrokkenheid
Hoofdstuk 2 – Interactief taalonderwijs
In de Taallijn voor de onderbouw doen kinderen op een speelse, interactieve manier ervaringen op
met talige activiteiten. Taal is interactie en goed taalonderwijs is dan ook interactief onderwijs:
kinderen leren door taal te gebruiken.
2.1 Pijlers van interactief taalonderwijs.
1. Betekenisvol leren
Dit vindt plaats tijdens activiteiten die voor kinderen belangrijk en zinvol zijn. Ze leren het beste taal
in levensechte situaties, die betekenis voor hen hebben en die hen aanspreken. Ze willen, net als
volwassenen, iets leren wat ze kunnen gebruiken in het dagelijks leven. Dit lukt het beste in een
authentieke en rijke leersituatie, waarin kinderen veel gelegenheid krijgen om zelf te experimenteren
met diverse materialen.
1
,2. Sociaal leren
Dit is leren in interactie met anderen. Kinderen leren taal begrijpen en gebruiken door gesprekken
met anderen. Doordat zij interactie met anderen oefenen met taal, ontwikkelen kinderen hun
taalvaardigheid. Ook leren kinderen de mogelijkheden van gesproken en geschreven taal kennen
door het voorbeeldgedrag van leerkrachten en ouders. Wanneer kinderen van verschillende
taalvaardigheidniveaus met elkaar samenwerken, kunnen de minder taalvaardige kinderen leren van
het taalaanbod van de meer taalvaardige kinderen.
3. Strategisch leren
Dit betekent dat kinderen leren om zelf problemen op te lossen. Zij leren methodes en strategieën
die ze ook in andere situaties kunnen gebruiken. Wanneer kinderen een actieve rol vervullen bij het
leren van taal, zijn zij beter in staat om hun eigen leerproces te sturen
De leerkracht bevordert het strategisch leren door bijvoorbeeld iedere keer dezelfde stappen te
doorlopen als hij een prentenboek voorleest. Door na te denken en te praten over de manier waarop
je de betekenis van een onbekend woord kunt achterhalen, leren kinderen deze strategieën zelf te
gebruiken.
2.2 Taalinstructie in balans
Interactief taalonderwijs gaat uit van een balans tussen constructief en instructief leren, ofwel
leerling- en leerkrachtgestuurd leren. Kinderen bouwen samen met andere hun eigen kennis op en
ontwikkelen zelf strategieën. Ze worden daarbij ondersteund door instructie en uitleg van de
leerkracht. Leren is dus een actief en constructief proces.
Directe instructie en oefenvormen.
Onderwijzen is niet in de eerste plaats het overdragen van informatie, maar bestaat veel meer uit het
creëren van zinvolle leersituaties en uit het begeleiden en sturen van leerlingen. Met name binnen
de fase van het beginnend technisch leesonderwijs speelt directe instructie een belangrijke rol.
Kinderen hebben deze nodig om de elementaire lees- en spelhandeling onder de knie te krijgen en
deze vervolgens te automatiseren. Oefeningen zijn vooral bedoeld om bij individuele leerlingen of
kleine groepjes leerlingen bepaalde vaardigheden te laten inslijpen. Deze dienen wel in een
betekenisvolle context plaats te vinden om te voorkomen dat kinderen lezen als een louter
technische vaardigheid gaan zien en het communicatieve doel uit het oog verliezen. Kinderen
ontwikkelen door activiteiten in een krachtige, rijke leeromgeving de complexe cognitieve
vaardigheden die zij nodig hebben. Juist voor anderstalige kinderen is een dergelijke gestructureerde
aanpak van belang om hen in staat te stellen eenmaal opgelopen taalachterstanden weg te werken.
Ankers en routines.
Interactief taalonderwijs heeft kenmerken van zowel directe instructie als van oefenvormen en dat
de activiteiten voortkomen uit zowel ankers als routines. Een anker is een betekenisvolle startsituatie
voor taalleren. Het spreekt kinderen aan, roept vragen op, motiveert kinderen om meer over het
onderwerp te weten te komen. Het is een motiverende startactiviteit waaraan andere activiteiten
gekoppeld kunnen worden die inhoudelijk verbonden zijn aan het anker. Een anker kan bijvoorbeeld
een: prentenboek, verhaal, excursie, film zijn. Tijdens het leerproces wordt er vaak teruggegrepen
naar het anker.
Bij ankergestuurd leren speelt de inbreng van de kinderen een grote rol. Een anker creëert voor alle
kinderen een gemeenschappelijke beginsituatie.
2
, Routines zijn betekenisvolle activiteiten die iedere dag of iedere week terugkomen in de klas en die
kunnen aanzetten tot communicatie. De leerkracht plaatst de gebruikelijke taalleerroutines in het
teken van het anker. Deze routines bieden vooral de jongere kleuters houvast aangezien ze op een
vast tijdstip en volgens een bepaalde vaststaande werkwijze worden uitgevoerd. Alleen de inhoud
van de routines verandert steeds, doordat de leerkracht deze aanpast aan het anker.
Hoofdstuk 3 – Mondelinge taal
Mondelinge taal is hét middel om gedachten en gevoelens te benoemen en ordenen. Bovendien is
het een voorwaarde voor de schriftelijke taalontwikkeling.
3.1 Ontwikkeling van mondelinge taal
Volwassenen staan in de eerste levensjaren model voor goed taalgebruik en helpen het kind om zijn
taalvaardigheden verder te ontwikkelen. Om taal te leren, moeten kinderen zelf praten. Als ze dat
doen, activeren zijn hun taalmechanisme.
Kind praat en gebruikt zo creatief en actief mogelijk zijn kennis van de taal het resultaat zal niet
altijd kloppen en soms fouten bevatten hij gaat letten op de vorm van de taal die hij om zich heen
hoort zo ontdekt hij wat hij nog niet wist en krijgt hij kennis van nieuwe taal.
Fasen van taalontwikkeling
Geboorte kind communiceert d.m.v. geluiden en klanken en later gebruik maken van gebaren.
9 maanden gebaren en wijzen naar voorwerpen in hun omgeving.
1 jaar eerste woordjes maken extra mogelijkheden om te communiceren, steeds meer woorden.
3-4 jaar kinderen leren hun taalgebruik aan te passen aan situatie en gesprekspartner.
Communicatie tijdens het spel neemt toe.
5-7 jaar kind leert coherente gesprekken te voeren; kind praat niet langer in korte beurten, maar
kan een samenhangend verhaal vertellen. Ook kan hij nu praten over ervaringen uit het verleden of
die hij zelf niet heeft opgedaan. Niet meer alleen hier-en-nu
Deze ontwikkelingen worden beïnvloed door het feit dat kinderen naar school gaan en daar
gestructureerd taal leren.
Invloed van de omgeving op de taalontwikkeling
Een ondersteunende omgeving in de thuissituatie is positief voor de taalontwikkeling van het kind.
Met name analyserende gesprekken (praten over hoe en waarom) met cognitief uitdagende taal zijn
stimulerend voor de taalontwikkeling. Kinderen leren namelijk het meest van gesprekken die veel
vragen van hun denk- en taalcapaciteiten. Het is daarom belangrijk niet op een te laag niveau met
kinderen te praten.
De kwaliteit van de interactie tussen volwassene en kind is ook relevant voor de taalontwikkeling.
Kwalitatief goed taalaanbod door volwassenen blijkt te leiden tot goed taalgebruik van kinderen.
Maar ook de aanwezigheid van andere kinderen maakt kinderen tot meer flexibele taalgebruikers.
Hogere sociale milieus taal dient vooral om informatie uit te wisselen en gedachten te
verwoorden. Niet alleen over concrete voorwerpen, maar ook over algemene en abstracte zaken en
persoonlijke ervaringen en gevoelens.
Lagere sociale milieus taal dient meer om te sturen, te verbieden of te bevelen.
3
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper femmmmmke. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.