Mens & Groepen
1. De student kan omschrijven wat groepsdynamica is en de relevantie van
groepsdynamica beschrijven.
Groepsdynamica: De term voor het gedrag en de psychologische processen die plaatsvinden binnen
een sociale groep, of tussen sociale groepen. Het is de studie van het gedrag van mensen in kleine
groepen. Ieder mens is sterk sociaal bepaald door groepen waartoe hij vroeger behoord heeft, met
name het ouderlijk gezin of vervangende
,2. De student kan de types van een groep benoemen en herkennen in een eigen casus.
De 5 groepstypen:
1. Primaire groepen (persoonlijk, intieme relaties) en secundaire groepen (koel, formeel)
2. Psychegroepen (psychologische participatie) & Sociogroepen (alleen lid in naam,
nominaal, zakelijk)
3. Informele groepen (ontstaan vaak plots, doel, normen, rollen vaak vaag) &
Formele groepen (studenten)
4. lidmaatschapsgroepen (alleen lid in naam, formeel, lessen, kerk) & referentiegroepen (wil je
bij horen)
5. Ingroup (wij) & outgroup (zij)
Door deze opsomming lopen 2 rode draden: een rondom het thema ‘lidmaatschap’ (vooral
bij 4 & 5) en een rondom het thema ‘taak versus proces’ (vooral bij 1, 2 en 3).
Zonder de hierna genoemde termen aan elkaar gelijk te stellen, zijn er parallellen tussen de
volgende begrippenparen en sleutelwoorden in de tekst (zie schema).
, De groep
Groepen zijn er in veel soorten.
Globaal ingedeeld: er zijn groepen die vooral onze sociaal-emotionele behoeften
bevredigen, zoals het gezin en vrienden-groepen, en er zijn groepen die vooral
tegemoetkomen an onze belangen en onze rationele behoeften, zoals taakgroepen,
werkgroepen en groepen in de arbeidssituatie.
Deze tweedeling wordt gemaakt vanuit de behoeften van het individu, maar er zou tot
eenzelfde tweedeling kunnen komen door vanuit de maatschappij te starten.
-Dan heten de groepen in dezelfde tweedeling: primaire groepen en secundaire groepen.
De socioloog Cooley maakte al in 1902 dit onderscheid. Daarbij worden primaire groepen
volgens hem vooral gekenmerkt door persoonlijke en intime relaties in directe
contactsituaties en secundaire groepen vooral door koele, onpersoonlijke, rationele en
formele relaties.
Soortgelijke tweedelingen werden in die tijd ook geformuleerd door de sociologen Tönnies
(1887) die spreekt van Gemeinschaft en Gesellschaft (leefgemeenschap en
belangengemenschap) en Durkheim (1895) die spreekt van een solidarité organique en een
solidarité méchanique.
Andere indelingen in soorten groepen stemmen vaak met deze tweedeling overeen, zoals
het onderscheid tussen informele en formele gropen en tussen psychegroup en sociogroup
(zie hoofdstuk 3 voor nadere omschrijvingen van deze typeringen – groepdynamica, Jan
remmerswaal).
Het voorafgaande wordt samengevat in figuur 1.5.