abire weggaan
odisse (pf) haten
ars, artes vaardigheid, kunst
militaris, -e van de soldaat, militair
didici pf. van discere
discere (a/ab+abl.) leren (van)
patria vaderland
ara altaar
iurare (per+acc.) zweren (bij)
colere 1. verzorgen 2. bebouwen 3. vereren
mari abl. van mare
umquam ooit
fregi pf. van frangere
frangere breken
les 30 porta poort
paulatim langzamerhand
nuntius 1. bode 2. bericht
clades, clades nederlaag
habēre 1. hebben 2. houden
quantus, -a, -um 1. hoe groot 2. zo groot als
mortuus (, -a, -um) 1. (bnw) gestorven 2. (znw) dode
tutus, -a, -um veilig
multitudo, -tudines menigte, massa
conveni pf. van convenire
convenire bijeenkomen
curia senaatsgebouw
intendere richten
aperire openen
postremo tenslotte
accepi pf. van accipere
accipere, accipio ontvangen, aannemen
publicus, -a, -um openbaar
moenia (mv) (stads)muren
defendere verdedigen
privatus, -a, -um persoonlijk
dolēre treuren, pijn hebben
cras morgen
castra (mv) legerkamp
les 31 revocare terugroepen
obsidēre belegeren
parēre gehoorzamen
referre 1 terugbrengen 2 (be)halen 3 rapporteren
proelium gevecht, veldslag
interficere, -ficio doden
pax, pacis vrede
offere aanbieden
campus veld
latus, -a, -um breed, wijd
instructus ppp van instruere
instruere opstellen