Ontwikkelingspsychologie les 1 6/2/2023
Ontwikkeling als veranderingsproces ontwikkeling = verandering. In de ontwikkelingspsychologie
kijken we naar veranderingen van een individu over tijd
- There is nothing permanent, except change (Heraclitus, 6e eeuw v.Chr.)
- Om dezelfde te blijven, moet ik voortdurend veranderen (Willem de Kooning)
In de video is een artificiële situatie te zien waarin geprobeerd is ontwikkeling van individu te laten
zien, maar dit kan niet, dus eigenlijk is dit bedrog. In de video wordt er gesuggereerd dat dit de
ontwikkeling is van 1 persoon, maar dat is niet het geval, het is een samenstelling van verschillende
personen. Dat is wat de ontwikkelingspsychologie doet, we krijgen nooit informatie over individuele
ontwikkeling, we moeten altijd de gegevens ontleden van groepsgegevens en we hebben dus
eigenlijk altijd een gekunsteld beeld van de ontwikkeling waar we dan van afleiden hoe de
ontwikkeling van individuen er uit ziet.
Vroeg in de ontwikkeling zien we dat de veranderingen snel zijn en dat er grote verschillen zijn waar
te nemen. Als mensen ouder worden dan komen deze veranderingen langzamer.
De levensloopontwikkeling (life span development) wordt gezien als iets wat gaat van de womb tot
he tomb (van de baarmoeder naar het graf). De levensloop wordt gezien als een sociale constructie.
Het ligt dus niet vast maar is een sociale constructie (de manier van het indelen van de fasering heeft
te maken met hoe we maatschappelijk over de fasering denken). Dit is het idee dat wat we de
levensloop noemen, is niet een vaststaand feit over een individu, daar zit een constructie element
achter. Net als in het filmpje. Dat is het product van sociale constructie. Trap des ouderdoms laat zien
hoe volgens de opvattingen toen, de ideale levensloop er uit zou zien. Het is dus een geïdealiseerd
beeld van de levensloop. In het begin van de ontwikkeling gaat de trap omhoog en bij het ouder
worden gaat die omlaag (neergang). De trap is in alle eeuwen gemaakt en je ziet veranderingen qua
kleding etc. Van Stufe zu Stufo is ook een trap des ouderdoms alleen net wat anders, het gaat de
andere kant op en er zijn maar 5 fases, dit is de culturele invloed van het Hebreeuws. De menselijke
geschiedenis heeft al ver voor het ontstaan van de ontwikkelings-psychologie dus deze opvattingen.
De ontwikkelingspsychologie houdt zich bezig met het in kaart brengen van de veranderingen die
optreden in de levensloop; en het leren begrijpen hoe die veranderingen zich voltrekken (welke
mechanismen die veranderingen sturen).
Verandering is hierbij dus het centrale thema. Dus de ontwikkelingspsychologie wil weten hoe je van
de ene fase naar de andere fase gaat, dit kan je niet achterhalen via de trap des ouderdoms. Er zijn
twee benaderingen voor het proces van ontwikkeling:
- Een stapsgewijze benadering van de ontwikkeling. Hierbij kijk je in stadia of fasen, dit zijn
kwalitatieve veranderingen, zoals in de trap des ouderdoms.
- Een geleidelijke benadering, dit is vloeiend en een kwantitatieve verandering.
Er zijn dus twee benaderingen in de ontwikkelingspsychologie, stapsgewijs en geleidelijk. De video
die we gezien hebben aan het begin past in de geleidelijke benadering. Bij mensen die we dagelijks
om ons heen hebben zien we niet veel verandering. Als je iemand op bepaalde momenten in tijd zou
ontmoeten, dan zou je de verschillen/veranderingen sneller zien en kijk je stapsgewijs. De manier
waarop je kijkt (perspectief/benadering) naar verandering maakt dus verschil in wat je vindt.
Een ander aspect is dat we op zoek willen naar de oorzaken van ontwikkeling. Wat zijn de processen
die zorgen dat de veranderingen plaats vinden. Voor een deel zou je kunnen zeggen dat dit biologisch
bepaald is (nature). Mensen kunnen zich immer overal ontwikkelen, ook op de Noordpool, dus veel is
,biologisch bepaald. Een ander aspect is omgevingsinvloeden (nurture). Het biologische aspect is niet
genoeg om je tot een mens te ontwikkelen, daarvoor heb je omgevingsinvloeden nodig.
Tegenwoordig zeggen de meeste ontwikkelingspsychologen dat het gaat om een complex samenspel
tussen nature en nurture (interactie tussen omgeving en biologische kenmerken).
De bestudering van de menselijke ontwikkeling wordt vaak opgedeeld in verschillende domeinen van
ontwikkeling:
- Fysiek/lichamelijke ontwikkeling (motoriek, brein…); groei lichaam en brein, bestuderen
veranderingen in sensorische capaciteiten, motorische vaardigheden en gezondheid.
- Cognitieve ontwikkeling (denken, taal…); verandering mentale vaardigheden zoals leren, taal,
denken, creativiteit.
- Psychosociale ontwikkeling (persoonlijkheid, interactie…); verandering in emoties,
persoonlijke/sociale relaties.
We kunnen vaak de domeinen niet meer uit elkaar halen omdat ze allemaal met elkaar te maken
hebben. Bijvoorbeeld: kind met oorontsteking kan moeite hebben met ontwikkelen van taal, dit is
een lichamelijke invloed op de cognitieve en psychologische ontwikkeling. Of: kind dat zich bewust is
van zijn taalontwikkeling en positieve reacties krijgt van anderen waardoor het zelfvertrouwen
ontwikkelt, dit is een cognitief effect op de lichamelijke en psychologische ontwikkeling.
De benadering van ontwikkeling is ook belangrijk. Gaan we de ontwikkeling:
- Beschrijven (wat gebeurt er eigenlijk, dit zijn gedragsbeschrijvingen, ethologie, observatie).
- Verklaren (waarom ziet bepaald gedrag er op een bepaalde manier uit, dit kan je in een
experimentele benadering onderzoeken, natuurwetenschappelijk. Hierbij moeten we wel
vaak veel context van de ontwikkeling weglaten omdat het in een laboratorium plaatsvindt,
ver van de natuurlijke omgeving af).
- Voorspellen (waar gaat de ontwikkeling naar toe; IQ test bijv. hiermee kan je voorspellen wat
op dit moment het intelligentieniveau van een individu is, uit die score wordt vaak het
eventuele schoolsucces voorspelt. Dus je doet een uitspraak over gedrag wat pas over een
aantal jaar gerealiseerd kan worden maar je hoopt dat die IQ test daar nu iets over zegt, bijv.
cito-score.). Aan de hand van gegevens van het nu probeer je voorspellingen te maken over
de toekomst.
- Interventie (hoe kunnen we ingrijpen in de ontwikkeling als er bijv. iets misgaat; bijv. als we
constateren dat een kind achterblijft in taalgedrag/motorisch gedrag o.i.d., hoe kunnen we
dat zo sturen dat hij die achterstand inhaalt?).
Daarnaast komt algemene ontwikkeling vs. individuele verschillen steeds meer aan de orde. En de
auteurs willen van een kinderpsychologie (wat de ontwikkelingspsychologie in het verleden vaak
was) naar een levenslooppsychologie. In de eerste levensjaren veranderd een individu het meest,
maar in de latere jaren gaat de ontwikkeling nog steeds door, weliswaar subtieler en minder
duidelijke veranderingen. Om deze reden moeten we ook de ouderen meenemen in de ontwikkeling.
Timing van invloeden. Een van de aspecten in de timing van invloeden is imprinting, dit betekent dat
dieren zo geprogrammeerd zijn, dat als ze een bepaalde ervaring hebben, dat dit direct een soort
blauwdruk wordt voor hoe het gedrag er uit gaat zien. Een voorbeeld hiervan is dat als eenden
geboren worden, de kuikens ingeprent worden door de eerste ontmoeting met de moedergans. Als
mensen als eerst gezien worden door de kuikens, dan wordt die persoon voor moedergans aangezien
(Konrad Lorenz- etholoog). Inprenting (predispositie voor leren; organisme is gedurende een korte
kritieke periode in staat om bepaalde info tot zich te nemen) is niet te vinden bij mensen.
En ander aspect is de kritische periode. Dit is een periode waarin bepaalde gebeurtenissen (of de
afwezigheid daarvan) zijn ontwikkelingseffect heeft. Het is dus een specifieke tijdsperiode waarin een
bepaalde gebeurtenis, of het uitblijven hiervan, van grote invloed kan zijn op de verdere
,ontwikkeling. Dit staat vast en is onomkeerbaar. Voorbeeld hiervan is taal. Als je kinderen de eerste
11/12 jaar van hun leven helemaal geen taal aan laat leren/horen/kennen, dan zullen ze die taal
nooit volledig en goed oppikken. Er is dus een kritische periode voor taal.
De sensitieve periode is de periode waarin de gevoeligheid voor bepaalde ervaringen groot/groter is.
Dat betekent niet dat we buiten die periode iets niet kunnen leren, maar in bepaalde
leeftijdsgroepen zijn dingen makkelijker aan te leren. Bijvoorbeeld kinderen kunnen makkelijker een
tweede taal aanleren dan volwassenen, volwassenen kunnen dit wel maar het gaat niet zo makkelijk
als bij kinderen. De tongval van de moedertaal blijft dan heel erg hoorbaar in de tweede taal.
Onderzoekers spreken liever van sensitieve perioden omdat het neurologisch domein van een
organisme erg plastisch is en in staat om zich continu te hervormen.
Genie is een meisje dat afwijkend loopt en andere niet-menselijke karaktertrekken heeft ontwikkeld
zoals grommen en spugen. Ze praat nauwelijks en maakt geen geluid. Waarschijnlijk is ze mishandelt
in haar vroegere jeugd wanneer zij geluid maakte en heeft ze dit zo afgeleerd. Ze was niet in staat
taal compleet aan te leren omdat zij in de kritieke periode hier niet aan is blootgesteld.
Invloedenmodel van de ontwikkeling (het ontwikkelingsmodel van Baltes).
Er zijn normatieve en niet-normatieve invloeden op de ontwikkeling.
- Normatief leeftijdgebonden invloeden: dit zijn invloeden die in
grote mate gelijk zijn voor mensen uit een bepaalde leeftijdsgroep.
Bijv. rijpingsprocessen (puberteit, menopauze, etc.), sociale
gebeurtenissen (naar middelbare school, pensioen, etc.). De sociale
gebeurtenissen zijn minder goed te voorspellen dan de
rijpingsprocessen.
- Normatief historische invloeden: dit zijn gebeurtenissen die gedrag en houding van een
complete historische generatie bepalen (bijv. WOII, corona, etc.).
- Niet-normatieve invloeden: dit zijn invloeden die niet voor iedereen gelden, maar de
specifieke invloeden die alleen voor jou gelden; deze zijn niet terug te vinden in algemene
modellen maar kunnen wel degelijk effect hebben op de ontwikkeling van een individu. Dit
zijn ongewone gebeurtenissen die een grote invloed hebben op het leven van de individu.
Deze drie invloeden interacteren en de biologische invloeden interacteren met omgevingsinvloeden.
Baltes’ levensloopbenadering laat zien dat levensloop niet een proces is dat zich beperkt tot de snelle
veranderingen in de kindertijd, maar dat het levenslange processen zijn die multidimensionaal en
multidirectioneel zijn. Er is een verschuiving van de relatieve invloed van biologie en cultuur
gedurende de levensloop. Daarnaast is er een verandering in de bronnen waaruit we putten als het
gaat om ontwikkelen. Plasticiteit is ook van belang in de ontwikkeling, het aanpassingsvermogen van
een individu voor veranderingen is erg groot. Baltes benadrukte ook de essentiële (belangrijke)
invloed van historische en culturele context in de ontwikkeling.
De basismodellen van ontwikkeling zijn terug te voeren op twee filosofen: Locke vs. Rousseau. Hun
keken naar wat het betekent om mens te zijn, welke rol opvoeding speelt als instrument om de
ontwikkeling te sturen en welke rol de natuur speelt. Locke schreef een dictaat over opvoeding,
Rousseau schreef het boekje Emile (had veel invloed op de manier waarop in het gezin met kinderen
omgegaan moest worden). Samen zijn zij de belangrijkste grondleggers van de moderne
ontwikkelingspsychologie. Je vindt dit terug met name bij tegenstellingen waarbij ze aan het uiterste
kanten van het spectrum staan.
Locke staat aan de kant van het opvoeden, de instructie en het zoveel mogelijk vorm geven langs de
weg van de opvoeding. Tabula rasa: hij stelt dat we geboren worden als onbeschreven blad. Hij was
een voorstander van het mechanistische model van ontwikkeling; mensen zijn machines die reageren
, op input vanuit de omgeving, wanneer we genoeg weten hierover kunnen we menselijk gedrag
voorspellen. Alles wordt in causale verbanden gezien. Hij zag ontwikkeling als een kwantitatieve
verandering, hierbij ligt het accent op dat iets meer wordt: zoals dat een kind bijv. steeds meer
woorden kan toevoegen aan zijn woordenschat naarmate hij/zij ouder wordt.
Rousseau zat aan de kant van het natuurlijke aspect van het gedrag van mensen. Hij was een
voorstander van het organismisch model van ontwikkeling. Volgens hem worden kinderen met een
heleboel eigenschappen geboren. De individu wordt gezien in termen van een organisme dat groeit,
groei lukt in meerdere of mindere mate afhangend van de omgeving. Externe invloeden kunnen de
ontwikkeling versnellen/vertragen, maar zijn niet de oorzaak van ontwikkeling. Hij zag ontwikkeling
als een kwalitatieve verandering, hierbij gaat het om structurele veranderingen van taalontwikkeling
en over de opbouw van taal. Dit is gefocust op de interne structuur die hierbij hoort.
Dus voor Locke was het vooral een mechanistisch model, terwijl Rousseau het menselijke individu
meer als organisme benaderde. Een andere tegenstelling is continue vs. discontinue ontwikkeling.
Locke zit aan de kant van de continue ontwikkeling, kinderen beginnen blanco en in de opvoeding
schrijven we op dat blad van alles bij. Hij benaderde kinderen als kleine volwassenen. Rousseau is de
eerste die over ontwikkeling is gaan nadenken in termen van fasen. Hij was een van de eerste die
kinderen niet als volwassenen zag. Kinderen hebben een eigen manier van functioneren en denken
en dit is fundamenteel anders dan wat volwassenen doen volgens hem. Daarom is er volgens hem
sprake van een discontinue ontwikkeling. Een laatste aspect is de kwantitatieve vs. kwalitatieve
verandering. Locke zegt dat het mechanisme waarop de individu zich beweegt in de werkelijkheid,
over de hele ontwikkeling hetzelfde is, alleen dat het meer kan als het ouder wordt (kwantitatieve
verandering). Bij Rousseau gaat het erom dat verschillende fasen in de ontwikkeling een
fundamenteel andere structuur hebben dan wat de werkelijkheid laat zien.
Dus, ontwikkeling continue of in opeenvolgende fases:
- Continue/geleidelijk: mechanistische model van ontwikkeling; Locke.
o Aanhangers letten op gewicht/omvang vocabulaire (kwantitatieve veranderingen).
Zulke veranderingen zijn continu en gaan een kant op.
- Discontinue/ stapsgewijs: organismische model van ontwikkeling; Rousseau.
o Aanhangers letten op veranderingen structuur/organisme (kwalitatieve
veranderingen). Deze processen verlopen in fasen en zijn dus discontinu. In
tegenstelling tot kwantitatieve veranderingen niet makkelijk te voorspellen op basis
van eerder functioneren.
Theoretische perspectieven