Samenvatting - Oriëntatie op geschiedenis, H7 + H8
Hoofdstuk 7: De tijd van pruiken en revoluties
Regenten waren aristocraten, machtige heren die hun positie te danken hadden aan hun
familierelaties. In de 18e eeuw was dat gebruikelijk. Machtigen behoorden doorgaans tot een
gesloten groep waarin buitenstaanders moeilijk konden doordringen.
De 18e eeuw wordt ook gekenmerkt door de manier van denken en hoe dit wordt
opgeschreven, bijv. wetenschappelijke of maatschappelijke kwesties. Sommigen maakten er
zelfs hun levenstaak van; philosophes werden zij genoemd in de wereldtaal van deze eeuw,
het Frans. Rationeel redenerend kwamen zij tot revolutionaire inzichten: over godsdienst,
rangen en standen, over goed en kwaad. Verlichting, de stroming die dit rationalisme
vooropstelde.
§1. De Verlichting
Wetenschappelijke inzichten maakten een einde aan de periode van ‘duisternis’
(onwetendheid) en liet een tijd van ‘licht’ (kennis en inzicht) aanbreken omstreeks 1700.
Godsdienst
Belangrijke botsingen tussen verlicht en traditioneel denken vond voornamelijk plaats
op gebied van de godsdienst. Het rationele denken kwam in aanvaring met
interpretaties van de werkelijkheid waarin verstandelijk redeneren juist een
ondergeschikte rol speelde.
Een belangrijke denker op dit gebied was de Fransman Voltaire (1694-1778). In
verband met zijn satirische manier van schrijven moest hij zijn toevluchtsoord zoeken
in Engeland waar hij onder de indruk raakte van de relatieve vrijheid, tolerantie en
redelijkheid – en van de wetenschappelijke vorderingen van Newton. Er ontstond een
‘natuurlijke religie’ (ook wel deïsme genoemd) die wel in overeenstemming was met
het rationele denken, maar niet met de godsdiensten die berustten op veronderstelde
mededelingen van God zelf aan de mensen, ‘openbaringen’.
‘Lettres Anglaises’ (1734), over zijn indrukken uit Engeland.
De belangrijkste gedragsregel die het verlichte denken over godsdienst heeft
opgeleverd is: tolerantie. De zaken waarover godsdienst het oneens waren, betroffen
immers onbewijsbare, irrationele aannames.
Goed en kwaad
Veel verlichte denkers geloofden in vooruitgang en een goede wereld met goede
mensen. Het kwaad was volgens deze denkers niet te wijten aan zonde, maar aan
domheid. Het scheppen van een goede wereld was een kwestie van redelijk denken,
beschaven en scholing. Niet alleen barbaars en onbeschaafd gedrag, maar ook
misdadigheid zou op die manier volledig kunnen worden uitgebannen hierdoor
veranderde de visie op straffen: dat werd steeds minder gezien als vergelding van de
samenleving en steeds meer als instrument om iemand te verbeteren. Verlicht
denkers keerden zich tegen lijfstraffen, zoals geseling en verminking (was niet
rationeel: een invalide kon geen nuttig lid meer zijn van de samenleving). Beter
was gevangenisstraf om de crimineel tot beter gedrag te brengen.
Voor iemand die gelooft dat een betere wereld een kwestie is van beschaven en
scholen wordt onderwijs vanzelfsprekend heel belangrijk. Organisaties stichtten
scholen en kweekscholen voor de opleiding van onderwijzers. Op deze wijze
zouden betere mensen ontstaan.
Toch raakte sommige Verlichters in de knoop met hun idealistische gedachten over
goed en kwaad. Gebeurtenis: aardbeving in Lissabon in 1755. De ramp
, veroorzaakte vele doden. Gelovigen konden dat uitleggen als een ‘straf van God’,
maar hoe kon een verlichte denker zoiets verschrikkelijks verklaren? Voor Voltaire
betekende het dat hij definitief van zijn geloof in een ‘volmaakte wereld’ afstapte.
Maatschappelijke toestanden
De samenleving in de 18e eeuw was aristocratisch. Rangen en standen, elites,
erfelijke titels en gewoonterecht – met alle voorrechten en uitzonderingen die daarbij
hoorden – beheersten het maatschappelijke leven.
Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) was geen aristocraat. Hij werd geboren in
Genève als eenvoudige ambachtsman. Schrijver: Du Contrat Social (Over het
Maatschappelijk Verdrag, 1762) werd uitgelegd hoe zulke samenlevingen uit de
‘natuurlijke toestand’ hadden kunnen ontstaan. Volgens de natuur behoorden de
mensen aan elkaar gelijk te zijn. Maar verlichte denkers keerden zich op grond
hiervan tegen de onredelijke standsverschillen die in de samenlevingen van het
ancien régime bestonden.
Regeringen waren gebaseerd op dat algemene belang en moesten dat algemene
belang dienen. Hun macht was gebonden aan de toestemming van mensen over wie
ze regeerden: het beginsel van de volkssoevereiniteit.
Politiek
John Locke had ideeën over de volkssoevereiniteit. Bekende werken van hem zijn:
Glorious Revolution (1688) en Two of Government (1689). De eerste keert zich tegen
het vorstelijk absolutisme. In zijn tweede werk vertelt hij hoe een staat wel in elkaar
moet zitten. Locke pleitte voor een regeersysteem met evenwicht tussen
verschillende organen die de macht met elkaar deelden. Door de overwinning van het
Parlement op de koning in 1688 werd iets dergelijks in Engeland ook gerealiseerd.
Bij Locke zit de theorie van het maatschappelijk verdrag enigszins anders in elkaar
dan bij Rousseau. Volgens hem sloten burgers het verdrag niet alleen met elkaar,
maar ook met een regering die hen diende te regeren. Dat betekende regeren op
voorwaarden, de rule of law, die inhoudt dat ook de overheid zelf aan grenzen
verbonden is. De wet staat dus boven de overheid. Locke hechtte aan evenwicht
tussen vorst, volk en afgevaardigden van het volk. Zo’n balans in de regering was
een waarborg voor vrijheid.
Soort gelijke gedachten werden een tijd later in Frankrijk onder woorden gebracht
door baron Charles-Louis de Montesquieu (1689-1755). In zijn belangrijkste boek De
l’Esprit des Lois (Over de Geest van de Wetten) uit 1748 brengt hij verslag uit over de
regeringsvormen in verschillende landen. Aangekomen bij de regering van Engeland,
beschrijf hij zijn ideaal: een regeringsvorm waarin drie machten van elkaar
gescheiden en met elkaar in evenwicht zijn – de wetgevende, de uitvoerende en de
rechterlijke macht.
Economie
Ook op het terrein van de economie werden de beginselen van vrijheid en rationaliteit
toegepast. De Schotse filosoof Adam Smith (1723-1790) speel hier een rol. Tot de tijd
van Smith werden verschillen tussen arm en rijk als onvermijdelijk beschouwd.
Sommigen meenden dat ze voortvloeiden uit een soort natuurwet waaraan je niets
kon doen. Anderen dachten aan een door God gecreëerde situatie die de mens moet
respecteren en niet proberen te veranderen. Maar Smith beschouwde armoede als
een groot kwaad. Hij vroeg zich af hoe welvaart en rijkdom konden worden
bevorderd. Formuleerde dit antwoord in 1776 in An Enquiry into the Nature and
Causes of the Wealth of Nations (Een Onderzoek naar de Aard en Oorzaken van de
Rijkdom van Volken).
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ivdBroek. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,49. Je zit daarna nergens aan vast.