Consument -> alle lesweken en kennisclips + aanvullingen vanuit het boek
Lesweek 3.1 les 1
Typen onderzoek:
Onderzoek cel / dierniveau -> laagste bewijskracht / minst betrouwbaar
- In Vitro = onderzoek in een laboratorium in een glas (reageerbuis, eerste verkenning,
celkweek).
- In Vivo = onderzoek in een levend wezen (dierproeven)
Beide onderzoeken geven aanleiding voor verder onderzoek.
Onderzoek mens -> middel bewijskracht / betrouwbaarheid
- Observationeel onderzoek -> Patiënt controle onderzoek en Cohortonderzoek, er wordt
alleen geobserveerd en niks veranderd aan de mens.
Patiënt-controle onderzoek = case-control = 2 groepen patiënten waarvan 1 groep wel ziek is
en de andere niet ziek is. Er wordt gekeken naar gewoonte en eet geschiedenis,
voedingskundige aspecten worden vergeleken en conclusies getrokken. Er wordt gekeken of
het gevolg (de ziekte) een oorzaak is van voeding. We beginnen bij het gevolg.
Nadelen = Recall bias, antwoorden gevoelig voor fouten, vinden van een geschikte
controlegroep, onderzoek naar invloed van bepaalde voedingsstoffen niet reëel.
Voordelen = goedkoop, levert snel resultaten op, bij positieve resultaten deze bevestigen in
een andere humane studie.
Cohortonderzoek = longitudinaal = 2 groepen mensen maken (bijvoorbeeld rokers en niet
rokers) die worden gevolgd over de tijd en de uitkomsten worden vergeleken. Opzoek naar
een verband tussen de oorzaak en de gevolg, we beginnen dus met de oorzaak.
Prospectief = vooruit in de tijd kijken.
Voordelen = conclusies betrouwbaarder, geeft realistisch voedingspatronen weer.
Nadelen = duurt langer, duurder, geen oorzaak relatie maar verbanden aantonen.
Retrospectief = terug in de tijd kijken.
Voordelen = goedkoop, snelle resultaten, bij positieve resultaten deze bevestigen in een
andere humane studie.
Nadelen = recall bias, antwoorden gevoelig voor fouten.
Transversaal onderzoek = dwarsdoorsnede/correlatieonderzoek = wordt gezocht naar een
verband tussen voedselconsumptie en het optreden van een bepaalde ziekte.
- Experimenteel onderzoek -> Interventieonderzoek
Interventieonderzoek = randomized controlled trail = een patiënt groep in 2 groepen delen
in een controle groep en een interventie groep wordt. Beide worden gevolgd en worden de
resultaten vergeleken.
Open onderzoek = iedereen weet wat die krijgt. Nadeel = het kan je beïnvloeden.
Enkelblind onderzoek = de onderzoekers weten wat iedereen krijgt maar de groepen niet.
Dubbelblind onderzoek = niemand weet wat de mensen krijgt -> meest betrouwbaar.
Voordelen = aantonen causale relatie, bewijskracht groter
Nadelen = duur, tijdsduur lang, lastig om voldoende personen met dezelfde kenmerken te
vinden, geeft niet daadwerkelijke voedingspatroon weer.
Overview Onderzoek -> hoogste bewijskracht / meest betrouwbaar
- Review
, - Meta-analyses
Kennisclip In Vitro / In Vivo (3.1)
Doelen voedingsonderzoek
- Vroeger: voorkomen van deficiëntieziekten (gebrek) zoals scheurbuik
- Nu: zo lang mogelijk in optimale gezondheid leven en daarbij hoort voorkomen van ziektes
Doelen voedingsonderzoek
- Wat en hoe eten verschillende bevolkingsgroepen
- Functie van voedingsstoffen en middelen: let op concurrentie pharmaceutische industrie
- Analyse van de samenstelling
- Analyse van de biobeschikbaarheid
- Analyse van toxische effecten
- Analyse van serumwaarden van vitamines en mineralen
In vitro onderzoek = in het laboratorium, cel onderzoek. Er wordt gekeken naar de relatie tussen een
bepaalde voedingsstof en ziekte.
- Uitvoering van celkweek: kankercellen krijgen antioxidanten, hierbij wordt er gekeken wat er
met de cellen gebeurd.
- Alleen cellen en voedingsstoffen nodig, die aan elkaar worden toegevoegd en kijken wat er
gebeurd met de cellen. Het is de eerste stap van het onderzoek, met de laagste bewijskracht.
Er moet nader onderzoek worden gedaan in de mens om iets te kunnen concluderen.
Voordelen = snelle resultaten, goedkoop, is goede manier om werkingsmechanisme te
achterhalen.
Nadelen = het positieve verband kan niet zomaar worden vertaald naar de mens, een mens
bestaat niet uit enkele cellen maar uit miljarden.
In Vivo onderzoek = proefdierstudies, komen steeds minder voor maar nog wel veel, vooral ratten en
konijnen gebruikt.
- Volgende stap na In Vitro onderzoek, om de vertaling naar de mens te kunnen krijgen.
Voordelen = snelle resultaten, is het onderzoek interessant voor mensen, maatschappelijk
acceptabel, geschikte manier om nieuwe functies van voedingsstoffen te onderzoeken.
Nadelen = geen vertaling naar mensen, EFSA staat negatief tegenover dierenstudies als
wetenschappelijk bewijs.
Kennisclip Voedingsonderzoek Review en Meta-analyses (3.1)
Review en meta-analyses -> hoogste bewijskracht
Review:
- Overzichtsartikel
- Worden meerdere afzonderlijke studies voor gebruikt -> onderzoeken moeten wel op elkaar
lijken (meetmethodes, doelgroepen, etc.)
- Op de grond van diverse studies wordt een conclusie getrokken
- Hoe meer studies hoe betrouwbaarder de conclusies -> betrouwbaarheid van review hangt
ook af van welke soort onderzoeken en hoeveelheid van onderzoeken.
- Geen gebruik statistische analyse -> geen nieuwe onderzoeken, maar overzicht van
verschillende onderzoeken.
, Meta-analyses -> hoogste bewijskracht: hiervan kan je de beste conclusies trekken.
- Zelfde kenmerken als systematisch review, maar bij meta-analyse wordt wel gebruik
gemaakt van statistische analyse -> data wordt nog eens gebruikt. Bij een review worden
vooral conclusies gebruikt.
- Uitvoeren als de studies goed met elkaar te vergelijken zijn.
Wanneer genoeg bewijs van voedingsonderzoek -> voedingscentrum:
- Aannemelijk verband: groot aantal prospectieve observationele onderzoeken. Goede
kwaliteit, grootte en duur van onderzoeken, weinig tegenovergestelde resultaten.
- Waarschijnlijk verband: merendeel van observationele studies die verband laten zien,
experimentele onderzoeken over algemeen in elkaar met lijn, kunnen wat tekortkomingen
zijn.
- Mogelijk verband: voornamelijk case-control en cross-sectionele studies die een verband
laten zien, onvoldoende experimentele en observationele onderzoeken.
- Onvoldoende bewijs: klein aantal studies, gevonden verband is zwak, geen of onvoldoende
experimentele en observationele onderzoeken.
Typen onderzoek richtlijnen goede voeding
- Cohortonderzoek -> laagste bewijskracht -> grote onderzoeksgroepen, lange looptijd,
vertekening resultaten. -> uitspraken over associatie, verband of samenhang.
- RCT / interventieonderzoek -> weinig vertekening resultaten, korte looptijd, geselecteerde
populaties. -> uitspraken over effecten (causaliteit)
- Meta-analyses -> hoogste bewijskracht
Kennisclip Voedingsonderzoek data verzamelen (3.2)
Data verzamelen voedingsonderzoek, manieren:
- Anamnese technieken mondeling en schriftelijk (vragenlijsten)
- Portiegroottes meten / wegen (tussen verschillende landen)
- Verbruiksgegevens verzamelen en vertalen naar consumptie (inkoop, verkoop, etc,)
- Observatie
- Biochemische en microbiologische analyse
Methoden voedselconsumptieonderzoek
1. Dietary history = nagaan van het gebruikelijke eetpatroon en variaties in een gesprek van een
doorsnee dag. Daarna cross-check. -> globaal
Voordelen: informatie over voedselinname gedurende een langere periode in het verleden,
globale indruk van het voedselpatroon van een individu
Nadelen: gericht op vast voedingspatroon, gegevens verzameld rekening houdend met
geheugen en wat cliënten willen vertellen.
2. 24-uursrecallmethode = nagaan wat de afgelopen 24 uur gegeten en gedronken is. schatten
in huishoudelijke maten en modellen. Berekenen van groepsgemiddelde. -> echt alles wat
gegeten is.
Voordelen: eenvoudig, minder groot beroep op geheugen.
Nadelen: Cliënt vertelt misschien niet alles, alleen gegevens van 1 dag.
3. Voedselfrequentie = navragen/schriftelijk naar frequentie van gebruik van de voor het
onderzoek meest essentiële voedingsmiddelen en de belangrijkste leveranciers.