Toetsmatrijs eigen uitwerking
Je gebruikt het MCTF ter oriëntatie op de fysieke determinanten
‘individual’s perspective’,
‘diagnosis’, ‘stage of
disorder’, ‘pain features’
(nociceptieve pijn) ‘en
‘functional behaviours’ bij
een gezondheidsprobleem als
gevolg van lage rugpijn.
Diagnosis:
Specific: genoeg verwijzingen
naar een specifieke
aandoening
Non-specific: er zijn niet
genoeg verwijzingen naar een
specifieke aandoening
Red flags: er zijn rode vlaggen
die verwijzingen geven om
iemand door te sturen naar
een andere instelling.
Stage of disorder:
Acute: traumamoment paar
dagen geleden, client ervaart
veel last
Sub-Acute: traumamoment al
enige tijd geleden (denk 1
maand) maar ervaart nog
steeds enige last
Recurrent: de client ervaart
herkenbare pijn, die
recividerend is.
Chronic: 3-6 maanden pijn
welke niet weg wil gaan
Pain features:
Nociceptieve pijn: Pijn welke voorkomt na een ongeval en wordt veroorzaakt door nociceptoren
rondom het kapotte weefsel. ((dikke)Að-vezels voor scherpe pijn, (dunnere)C-vezels voor wat latere
pijn)
Neuropathic: Pijn die ontstaat door schade aan het zenuwstelsel.
Nociplastic: Pijn die wordt veroorzaakt door nociceptoren zonder dat er weefsel kapot is, of elders
schade is aangedaan ->
,Mixed: patiënt voelt verschillende soorten pijn door elkaar. (scherp en zeurend)
Mechanical: er wordt pijn ervaren tijdens activiteiten
Non-mechinal: er wordt pijn ervaren buiten activiteiten, zoals bij bijv. stilzitten.
Sensitation low-high: welke mate van pijn wordt ervaren ? bijv. 1-10
Psychosocial considerations (yellow flags):
Cognitive factors: de factoren die uit iemand naar voren komen die invloed hebben op de
behandeling, denk bijv. aan iemand zijn houding en gedrag.
Affective factors: factoren waar iemand niets aan kan doen maar die wel invloed hebben op de
ervaring van diegene, zoals bijv. stress of mentale problem.
Social factors: factoren om iemand zijn leven heen die invloed hebben op de behandeling, bijv.
cultuur, onderwijs of arm/rijk
Work:
Workplace factors: dit zijn factoren rondom iemand zijn werk, kan zorgen voor stress, hoge werkdruk
maar ook juist positief zijn omdat iemand heel graag aan het werk wil en onder de mensen wil zijn.
Lifestyle considerations:
Dit zijn de factoren die zowel positief als negatief in de behandeling kunnen voorkomen, bijv.
roken/drinken of geen beweging en overgewicht.
Whole person considerations:
Whole person factors: factoren die nou eenmaal bij de persoon horen. Denk hierbij aan erfelijke
factoren of bepaalde medicatie die ingenomen moet worden.
Functional behaviours:
Helpful: iemand na een ongeval die er goed mee omgegaan is
Unhelpful: doorlopen met pijn, wachten met hulp zoeken etc.
- Impairment of movement: moeite hebben met bewegen van lichaamsdelen
- Impairment of control: moeite hebben met bijv coördinatie/ stabilisatie van de spieren
- Deconditioning: bepaalde manier van omgaan met het probleem.
Je kent de determinanten uit het MCTF binnen een fysiotherapeutische casus
waarin een gezondheidsprobleem centraal staat.
Determinanten die hierin een rol spelen zijn o.a.:
Biologische factoren, waaronder anatomie, pathologie en fysiologie van de patiënt. Hierbij kan
gedacht worden aan factoren zoals leeftijd, geslacht, gewicht, lengte, lichaamsbouw en medische
geschiedenis.
Psychologische factoren, waaronder emotionele en cognitieve toestand van de patiënt. Hierbij kan
gedacht worden aan factoren zoals angst, depressie, stress, coping stijl en cognitieve vervormingen.
Sociale factoren, waaronder de invloed van de omgeving op de patiënt. Hierbij kan gedacht worden
aan factoren zoals werk, thuisomgeving, sociaal netwerk en culturele achtergrond.
Door hier rekening mee te houden wordt er een meer alomvattende benadering gehanteerd,
waardoor er niet alleen aandacht wordt besteed aan de fysieke klachten van de patiënt, maar ook
aan de onderliggende oorzaken. Dit kan helpen bij het bevorderen van herstel en het voorkomen van
recidive.
, Je kent de deelaspecten en de toepasbaarheid van het RPS en wat hierin de rol is van de mening van de
patiënt.
Het begint hetzelfde als het ICF met
- Stoornis in functie en anatomie
- Activiteiten
- Participatie
- Omgevingsfactoren
- persoonlijke factoren.
Het RPS-formulier is een gestandaardiseerd instrument fat wordt gebruikt in de revalidatiezorg om
de doelen van de patiënt en het behandelplan te bepalen en te volgen.
Het formulier bestaat uit verschillende aspecten zoals:
1. Probleemidentificatie:
hierbij wordt gekeken
naar problemen en
beperkingen die de
patiënt ervaart op
verschillende gebieden,
zoals mobiliteit,
activiteiten van het
dagelijks leven en
psychosociale
problemen.
2. Doelbepaling: op basis
van de problemen die
zijn geïdentificeerd,
worden concrete en
meetbare doelen bepaald die de patiënt wil bereiken met de revalidatiebehandeling.
3. Behandelplan: nadat de doelen zijn bepaald, wordt er een behandelplan opgesteld waarin
wordt beschreven welke interventies en technieken worden gebruikt om de doelen te
bereiken.
4. Evaluatie: tijdens de revalidatieperiode wordt regelmatig geëvalueerd of de behandeling
succesvol is en of de doelen worden bereikt. Indien nodig wordt het behandelplan
aangepast.
De mening van de patiënt speelt een belangrijke rol in het hele proces van probleemidentificatie tot
evaluatie. De patiënt wordt gevraagd om aan te geven welke problemen hij of zij ervaart en welke
doelen er moeten worden gesteld. Het behandelplan wordt opgesteld in samenspraak met de
patiënt en vertegenwoordigt daarmee de wensen en behoeften van patiënt. Tijdens de evaluatie
wordt samen met de patiënt gekeken of de doelen zijn bereikt en of de behandeling aansluit bij zijn
of haar verwachtingen.
Het is bewezen dat patiënten die actief betrokken worden bij hun eigen zorgproces een hogere mate
van tevredenheid ervaren en beter meewerken aan het behalen van hun doelen.