Hoofdstuk 3: Doelen Stellen
Activiteitgericht vs doelgericht onderwijs
Tabel 3.1
Activiteitgericht Doelgericht
“Wat vinden leerlingen leuk?” “Wat is belangrijk voor de leerlingen om te
leren?
Consequencies: Doelen stellen
Minder inhoudelijk feedback krijgen o Vanuit overheid globaal niveaus
Komen in ‘maakstand’ ipv ‘leerstand’ al vast gelegd
Geneigd zijn tot afraffelen, afkijken,
oppervlakkig leren
Meer oppervlakkig kennis (feiten)| ipv
conceptuele kennis
Leerdoel = wat je op korte termijn met een bepaalde leeractiviteit wilt bereiken
Onderwijsdoel = wat je op langere termijn wilt bereiken
Kerndoelen = door overheid vastgelegde doelen voor hele basisschoolperiode
Geven houvast bij het ontwerpen van onderwijs, maar bieden tegelijkertijd ook ruimte voor
interpretatie, diepgang en eigen invulling
Drie niveaus van opbrengstgerichte doelen:
Schoolniveau (lange termijn)
Bouwniveau of unitniveau (onderbouw, middenbouw, bovenbouw) (middellange termijn)
Groepsniveau of niveau van de individuele leerling (korte termijn)
Twee typen input voor leerkrachten bij het opstellen van concrete doelen op groeps- of unitniveau,
of voor individuele leerlingen (Figuur 3.5)
Input vanuit leerlijnen, kerndoelen, kernconcepten en andere (globale) leerdoelen en
referentieniveaus
Input vanuit leerlingen, zoals toetsen, evaluaties, observaties en voorkeuren
Leerlijnen vormen een belangrijk uitgangspunt voor het formuleren van doelen door de leerkracht
per les of activiteit
Zij concretiseringen van leerplannen en bevatten een inhoudslijn met onderwijsinhouden die
achtereenvolgens aan de orde komen
Definitie: Een leerlijn is een beredeneerde opbouw van tussendoelen en inhouden, leidend
naar een einddoel. Afhankelijk van de precieze functie, gebruikscontext en doelgroep
variëren leerlijnen in de mate waarin implicaties voor verschillende leerplanelementen zijn
uitgewerkt
De inzichtdoelen binnen de kerndoelen zijn uitgewerkt in acht kernconcepten. Elk kernconcept beidt
een manier van kijken naar verschijnselen in de natuur, de techniek en de samenleving, waardoor
leerlingen deze verschijnselen kunnen verklaren.
Inzichtdoelen worden meestal niet voor 1 les gesteld, maar voor een langere periode omdat
leerlingen vaak langer nodig hebben om zich echt te kunnen verdiepen in een onderwerp.
Het is van belang dat je de leerlijnen voor je eigen groep goed kent en dat je de leerlijnen
van andere groepen globaal kent. Dan weet je welke stappen cruciaal zijn voor de verdere
ontwikkeling van leerlingen en kun je op een verantwoorde manier bepalen waar leerlingen
extra aandacht aan moeten besteden en welke stappen ze zelfstandig kunnen zetten.
, Tabel 3.2
Doel Niveau Input Betrokkenen
Langetermijndoelen School Kerndoelen Directie
(doelen per leerjaar, Referentieniveaus Team
samenhangend met de Leerlingvolgsysteem
doelen voor de hele Eindtoetsing (bvb Cito)
basisschoolperiode
Middellangetermijn Bouw of unit Testscores uit Bouwcoordinator
doelen (doelen voor methodes (semester) Teamleden van
thema’s of grote Leerlijnen bouw/parallelgroepen
projecten) Observatiegegevens Soms hele team
Leerlingbesprekingen Intern begeleider
Kortetermijndoelen Groepjes of Leerlijnen Leerkrachten, bij
(doelen per les of individuele leerling Doelen binnen voorkeur werken de
activiteit) kernconcepten leerkrachten bvb van
Evaluatiegegevens een bouw hierin
Observatiegegevens samen
Evt. Besprekingen met
intern begeleider
Op schoolniveau wordt besproken welke (eind)doelen de school binnen de kerndoelen belangrijk
vindt: welke kennis, vaardigheden en attitudes hebben de leerlingen die nu in de basisschool
instromen, straks nodig om zich te kunnen redden in onze maatschappij?
Kennis- en inzichtdoelen:
Richten zich op het cognitieve domein
1. Feiten (Kennis en feitelijke gegevens over de wereld)
2. Concepten (Categorieën, schema’s, modellen of principes)
3. Procedures (Een stap-voor-stapproces)
4. Strategieën (Een algemene manier van aanpakken)
5. Inzichten en conceptuele kennis (Flexibel mbv feiten en concepten de juiste manier van
aanpak stap voor stap inzetten)
o Belangrijk dat het niet losse stukjes informatie bevat, maar dat leerlingen bouwen aan een
conceptuele structuur waarin stukjes kennis logisch met elkaar samenhangen
o Verbanden en relaties tussen verschillende kennisonderdelen
Vaardigheidsdoelen:
Motorische vaardigheden (eigen lichaam adequaat kunnen gebruiken voor verschillende
activiteiten)
Taalgerelateerde vaardigheden (Taal kunnen inzetten bij communicatie)
Rekengerelateerde vaardigheden (Bij diverse activiteiten noodzakelijk rekenwerk kunnen
uitvoeren)
21e-eeuwse vaardigheden
Samenwerken (Verschillende posities kunnen innemen bij het samenwerken met anderen)
Probleem oplossen (In staat zijn om bij problemen handelend op te treden)
Zelfregulering (In staat te zijn om jezelf bij te sturen)
Informatievaardigheden (Verschillende strategieën tot je beschikking hebben om informatie
te verwerven en te verwerken)
, Communiceren (In staat zijn om effectief en efficiënt een boodschap over te brengen en te
ontvangen)
Mediawijsheid (De kennis, vaardigheden en de mentaliteit hebben die nodig is om bewust,
kritisch en actief met media om te gaan)
ICT-basisvaardigheden (Op effectieve en efficiënte wijze verantwoord gebruik kunnen maken
van ICT)
Computational thinking (De denkprocessen* worden gebruikt voor het oplossen van
problemen met behulp van ICT-technieken en –gereedschappen)
Sociale en culturele vaardigheden (Kunnen leren, werken en leven met mensen met
verschillende etnische, culturele en sociale achtergronden)
Kritisch denken (Een eigen, onderbouwde visie of mening kunnen formuleren en uitdragen)
Creatief denken (Nieuwe ideeën bedenken en kunnen uitwerken)
*probleemformulering, gegevens- en organisatieanalyse, representatie van informatie, etc
Attitudedoelen:
Hebben betrekking op persoonlijke eigenschappen
1. Respect (Andere mensen waarderen in hun [anders] zijn)
2. Zelfvertrouwen (Weten dat je in staat bent om …)
3. Verantwoordelijkheid (Altijd opereren binnen [zelfgekozen] grenzen)
4. Zelfontplooiing (Gebruikmaken van allerlei uitdagingen in je omgeving)
5. Kritische, onderzoekende houding (Een nieuwsgierige houding om erachter te komen hoe
iets werkt)
De 7 criteria van Hattie en Timperly
Leerdoelen moeten:
Transparant en duidelijk zijn
Afgestemd zijn op de beginsituatie van leerlingen
Net iets hoger liggen dan het eigen kunnen van de leerlingen
Succescriteria bevatten, dus meetbaar zijn
Uitdagend voor leerlingen zijn
Gecommuniceerd worden met leerlingen, inclusief succescriteria
Door leerlingen (h)erkend worden
Communiceren van leerdoelen in van belang – de leerkracht bespreekt voor de les of activiteit de
doelen met de leerlingen en geeft ook aan wat er van hen verwacht wordt. Dit zorgt voor de
mogelijkheid om na afloop te evalueren en te bepalen of de doelen bereikt zijn samen met de
leerlingen. Het bespreken zorgt ervoor dat de leerlingen doelgericht kunnen werken.
Aandachtspunten voor stellen van doelen = Figuur 3.7
Hoofdstuk 4: Leeractiviteiten Ontwerpen
Wat zijn leeractiviteiten?
Leeractiviteiten omvatten het hele scala aan handelingen die leerlingen uitvoeren tijdens het
onderwijsleerproces
Activiteiten die bewust of onbewust leiden tot een verandering in kennis en/of gedrag
o Zichtbare: een schrijfopdracht maken
o Onzichtbare: mentale processen zoals nadenken, verbanden leggen, oorzaak gevolg
relaties bepalen, etc
Bij het ontwerpen van leeractiviteiten kies je voor bepaalde werkvormen en leermaterialen. Er zijn
drie types werkvormen: