WEEKOVERZICHTEN STRAFPROCESRECHT
WEEK I – Opsporing, controle en nemo-tenetur
Verdachte (art. 27 lid 1 Sv) = degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk
vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit.
a) Strafbaar feit
b) Redelijk vermoeden aan een strafbaar feit (objectief)
c) Feiten en omstandigheden
Verdachten hebben verschillende rechten: Rechtsbijstand, onschuldpresumptie, zwijgrecht.
Verhoor = Vragen (Van een opsporingsambtenaar) aan een verdachte die betrekking hebben op diens
betrokkenheid bij een strafbaar feit ten aanzien waarvan hij als verdachte is aangemerkt (HR Verhoor
en consultatiebijstand).
Opsporing (art. 132a Sv)
a) het onderzoek in verband met strafbare feiten; Het begrip ziet op onderzoek dat erop gericht is
strafbare feiten aan het licht te brengen, ook al bestaat nog geen concreet zicht op die feiten.
b) Onder gezag van de officier van justitie; Van opsporing is alleen sprake als het onderzoek
wordt uitgevoerd door personen die zijn aan te merken als opsporingsambtenaren in de zin
van art. 141 en 142, en dus door personen die tot taak hebben het vergaren van informatie
met het oog op de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde.
c) met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen; Het onderzoek dat plaatsvindt, kan
een strafvorderlijk vervolg krijgen. Het gaat om het nemen van al die beslissingen die relevant
zijn met het oog op de naar aanleiding van een strafbaar feit op te leggen sancties,
maatregelen of voorzieningen.
Opsporing soorten:
1. Reactief = optreden naar aanleiding van een redelijke vermoeden van een gepleegd strafbaar
feit.
2. Proactief = geen redelijk vermoeden van een gepleegd strafbaar feit
3. Repressieve controle = het voorafgaand ontdekken van mogelijke strafbare feiten(bijvoorbeeld
alcoholcontrole)
Toezicht (bestuursrecht – Awb Hoofstuk 5)
1. Preventieve controle = een bestuurlijke activiteit – de bevoegdheden hebben de strekking om
te controleren of bepaalde bestuursrechtelijke voorschriften worden nageleefd. Het doel is
controle op naleving van bepaalde voorschriften (prototype bestuurlijke activiteit).
Sfeerovergang = het uitoefenen van toezicht geeft aanleiding tot het toepassen van
opsporingsmiddelen. Toezicht gaat over in opsporing:
- Binnen dezelfde wet;
- Naar een andere wet (tevens sprake van voortgezette toepassing)
Voortgezette toepassing van bevoegdheden = uitoefening van bestuursrechtelijke of
opsporingsbevoegdheden (van een bijzondere wet) waarvan de resultaten leiden tot een handeling die
buiten de bijzondere wet vallen.
Type a. Bestuursrechtelijk toezicht bijzondere wet (door opsporingsambtenaar) leidt tot redelijke
verdenking strafbaar feit buiten die wet.
Type b. Strafrechtelijke opsporing vindt plaats o.b.v. een bijzondere wet (bv. WED) en dezelfde
opsporingsambtenaar constateert een strafbaar feit dat buiten het bereik van die bijzondere wet ligt
(Geweer-arrest).
Toets of er strijd is met verbod van détournement de pouvoir – onderdeel van zuiverheid van oogmerk
(HR Controle v. Opsporing) = Controlebevoegdheid moet niet uitsluitend zijn gebruikt voor een ander
doel dan waarvoor deze is verleend; deze moet mede zijn uitgeoefend overeenkomstig het doel
waarvoor deze is gegeven. Dan ‘in beginsel’ rechtmatig.
- Dat doel moet in ‘overwegende mate’ zijn gediend.
- Dat tevens opsporingshandelingen zijn verricht brengt nog niet mee dat de
controlebevoegdheid uitsluitend is gebruikt voor een ander doel dan waarvoor deze is
verleend (HR Dynamische verkeerscontrole)
Uitzondering: Niet selecteren uitsluitend of in overwegende mate op basis van etnische of religieuze
kenmerken van de inzittende (HR Project Moelander)
,Sfeercumulatie = Samenloop in het gebruik van bestuurs- en strafrechtelijke bevoegdheden dan wel
bevoegdheden uit verschillende wetten.
Let op: er is reeds sprake van een verdenking.
Ook indien een persoon reeds verdacht wordt van een strafbaar feit, staat dat niet in de weg aan
gebruik controlebevoegdheden (HR Controle en Opsporing) MITS rechten van verdachte in acht
worden genomen.
Nemo-tenetur beginsel (art. 6 EVRM) = het recht om zichzelf niet te hoeven belasten.
Onderdeel daarvan = Artikel 29 Sv: Verklaringsvrijheid en zwijgrecht.
Nemo-tenetur beginsel niet van toepassing als:
- HR: wilsonafhankelijk materiaal = materiaal dat weliswaar onder dwang is verkregen, maar
bestaat onafhankelijk van de wil van de verdachte;
- EHRM: wilsafhankelijk materiaal = Het met dwang verkrijgen van informatie die alleen met
medewerking van de verdachte kan worden verkregen.
1. Verklaring, na ontstaan van verdenking;
Uit art. 29 Sv vloeit voort dat een verdachte niet kan worden verplicht tot het afleggen van een
verklaring omtrent zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit, waarvan niet kan worden gezegd
dat die verklaring in vrijheid is afgelegd. Het gaat daarbij om zowel mondelinge als schriftelijke
informatie. De cautie hoeft alleen te worden gegeven bij een mondelinge verklaring, dus niet
bij het verstrekken van schriftelijke informatie.
Let op: in het geval van sfeercumulatie: de betrokkene kan niet worden bestraft wegens het
niet-voldoen aan de plicht tot het verschaffen van inlichtingen als het naleven van die plicht
neerkomt op het afleggen van een verklaring met betrekking tot het strafbare feit waarvan hij
wordt verdacht.
2. Verklaring, voor ontstaan verdenking:
Het zwijgrecht van art. 29 is pas aan de orde als sprake is van een verdachte en van een
verdenking. Zolang er geen sprake is van een verdenking is er geen zwijgplicht. Het gebruik
van verklaringen die zijn afgelegd op grond van een medewerkingsverplichting, kunnen in
principe niet als belastend bewijs tegen de latere verdachte worden gehanteerd (EHRM
Saunders).
3. Andersoortig bewijsmateriaal, na ontstaan verdenking:
1) Is Nemo-tenetur beginsel van toepassing? Ja, als:
Druk of dwang wordt uitgeoefend EN
a. Criminal charge (dus ook bestuursrechtelijke boetes) OF
b. Incriminerende informatie die onder dwang is verkregen buiten de strafrechtelijke context
in een daaropvolgend strafproces wordt gebruikt;
2) Is er sprake van:
a. Wilsafhankelijk materiaal (verklaringen)? Dan van toepassing (EHRM Saunders)
b. Niet van toepassing op wilsonafhankelijk materiaal (EHRM Saunders) ( = pre-existing
documents = documenten die niet zijn gecreëerd door de uitgeoefende dwang, de
documenten bestonden al) , TENZIJ:
a) Fishing Expedition (EHRM Funke) = de autoriteiten weten niet waar ze naar opzoek
zijn, de betrokkene wordt gevraagd alle documenten te geven;
b) Verkregen door schending van art. 3 EVRM (EHRM Jalloh) (HR Biometrische
ontgrendeling smartphone)
3) Indien 1 en 2 met ‘ja’ beantwoord, dan alsnog beoordeling in het licht van de ‘overall fairness
of the proceedings’. Drie wegingsfactoren (EHRM De Legé t. Nederland):
De aard en mate van dwang;
Het bestaan van relevante procedurele waarborgen en
De wijze waarop het materiaal is gebruikt
4. Andersoortig bewijsmateriaal, voor ontstaan verdenking
Uit de rechtspraak van het EHRM blijkt dat zij zich kan verenigen met het bestaan van de
medewerkingsplicht om informatie te verstrekken, in de situatie dat nog geen strafrechtelijke
procedure ophangen of gaande is. Onder omstandigheden kan dit in strijd zijn met art. 6
EVRM en art. 29 Sv.
, WEEK II – Bijzondere opsporingsmethoden
Opsporingsdomeinen:
1. Klassieke opsporing = het onderzoek naar aanleiding van een redelijk vermoeden dat een
strafbaar feit is gepleegd. Er is dan sprake van een verdenking (art. 27 Sv), maar er hoeft nog
geen verdachte bij naam bekend te zijn.
2. Vroegsporing = onderzoek naar aanleiding van een redelijk vermoeden dat in georganiseerd
verband misdrijven als omschreven in art. 67 lid 1 (= voorlopige hechtenis feiten – 4 jaar of
meer) worden beraamd of gepleegd die, gezien hun aard of de samenhang met andere
misdrijven die in dat georganiseerd verband worden beraamd of gepleegd, een ernstige
inbreuk op de rechtsorde opleveren. (= bijvoorbeeld moord, mensenhandel, milieudelicten
e.d., wapenhandel of combinatie van bepaalde delicten)
Beramen = alles dat in verband met het plegen van een strafbaar feit aan dat plegen
voorafgaat. Het begrip opsporing is dus verruimd tot toekomstige feiten.
3. Aanwijzingen van terrorisme = het is mogelijk dat een aantal bijzondere
opsporingsbevoegdheden al worden gehanteerd op het moment dat er nog slechts
aanwijzingen bestaan dat een terroristisch misdrijf is of zal worden gepleegd. Het begrip
aanwijzing duidt op een lagere graad van verdenking dan een redelijk vermoeden. Het gaat
daarbij om of er enig aanknopingspunt voorhanden is dat zich nader laat onderzoeken wat
men kan onderzoeken, mag men ook onderzoeken. Wel zijn voor bijna alle bevoegdheden die
op grond van aanwijzingen van een terroristisch misdrijf kunnen worden toegepast een
concreet bevel van de OvJ vereist (n.a.v. anonieme melding, analyse)
Indien het onderzoek dit dringend vordert = uitdrukking proportionaliteit (zwaarste toets) en
subsidiariteit.
In het belang van het onderzoek = gaat om het opsporingsonderzoek, met als doel het nemen van
strafvorderlijke beslissingen
Grondslag van de bijzondere opsporingsmethoden.
In beginsel is art. 3 Politiewet de grondslag, tenzij er meer dan een geringe inbreuk op de
grondrechten van de betrokkene wordt gemaakt. De volgende omstandigheden zijn relevant (HR
Ruisstrategie):
- De ernst van het feit;
- Het zonder resultaat zijn gebleven van andere opsporingsmethoden
- De beperkte mate van misleiding;
- Het verleend zijn van toestemming door de officier van justitie;
- de verslaglegging omtrent de inzet van het opsporingsmiddel en de aldus aan de rechter
geboden mogelijkheid van controle daarop.
Uitgangspunt wetgever wanneer een bevoegdheid wettelijke grondslag verdient: Het optreden moet
zeer risicovol zijn voor de integriteit en de beheersbaarheid van die opsporing.
Als er meer dan een geringe inbreuk op de grondrechten van de betrokkene wordt gemaakt, dan dient
grondslag te worden gezocht in een van de wetsartikelen van bijzondere opsporingsbevoegdheden.
Voor de beoordeling van de opsporingsbevoegdheden is relevant:
Tegen wie?
Door wie/bevoegde autoriteiten?
Gevallen?
Grondslag?
Duur?
Overige formaliteiten?
Soorten opsporingsbevoegdheden;
Opnemen van vertrouwelijke communicatie = het met behulp van apparatuur als richtmicrofoons of
scanners communicatie wordt opgenomen (bv. microfoons plaatsen).
Vertrouwelijke communicatie = de uitwisseling van berichten tussen twee of meer personen die in
beslotenheid plaatsvindt.
Telefoontap = de wettelijke regeling van het aftappen van communicatie via een aanbieder van een
communicatiedienst.
Aanbieder van een communicatiedienst = de natuurlijke persoon of rechtspersoon die in de
uitoefening van een beroep of bedrijf aan de gebruikers van zijn dienst de mogelijkheid biedt te