Inhoud
Vroom (Victor) ..................................................................................................................................... 2
Maslow (Abraham) .............................................................................................................................. 2
Intrinsieke en extrinsieke motivatie .................................................................................................... 2
Alderfer ERG theorie............................................................................................................................ 2
Attributietheorie.................................................................................................................................. 2
Groepsfasen......................................................................................................................................... 3
Solomon Asch experiment (1951) ....................................................................................................... 3
Hendrik Mintzberg – organisatie structuur ......................................................................................... 4
Verticale en horizontale specialisatie .................................................................................................. 4
De typologie van Harrison & Handy .................................................................................................... 5
De 6 dimensies van Hofstede .............................................................................................................. 5
Tijn Wijnants
1
, Vroom (Victor)
De theorie van vroom gaat uit van een objectieve afweging van kansen op succesvolle inspanningen
van waarden en opbrengsten
Motivatie = verwachting x Instrumentaliteit x Valance (waarde)
Inspanning, prestatie, beloning.
Maslow (Abraham)
Bij Maslow zijn de behoeften hiërarchisch geordend en geldt de regel, deprivatie leidt tot activatie.
5 Zelfontplooiing / Zelfrealisatie – studie, creativiteit, problemen oplossen, ethiek, jezelf kunnen zijn.
4 Erkenning en waardering – status, prestige, succes, zelfwaardering, respect van en voor anderen.
3 Behoefte aan sociaal contact – liefde, vriendschap, erbij horen, familie.
2 Veiligheid en zekerheid – orde, stabiliteit, gezondheid, bescherming.
1 Lichamelijke behoeften – eten/drinken, seks, slaap ontspanning, beweging.
Intrinsieke en extrinsieke motivatie
Extrinsieke motivatie – gemotiveerd door aspecten buitenaf. Auto van de zaak, status, geld.
Intrinsieke motivatie - je vind het leuk of interessant. Het daadwerkelijke werk leuk vinden.
Alderfer ERG theorie
Ten opzichte van Maslow 3 behoeften met verdelingen. Bij de ERG-theorie kan er ook weer gedaald
worden in de piramide, wanneer bepaalde behoeften wegvallen.
3 Groei behoeften – zelfontplooiing, persoonlijke groei.
2 Relationele behoeften – sociale verbintenis, liefde en vriendschap.
1 Existentiële behoeften – materiele zekerheid, zoals loon en goede werkomstandigheden.
Attributietheorie
Interne attributie – je spreekt over interne attributie, wanneer we resultaten van gedrag aan onszelf
toeschrijven. Je zoekt het falen of slagen bij jezelf, dan spreek je van Interne attributie.
Externe attributie – zoek je de oorzaken buiten jezelf om, bijvoorbeeld de toets is te moeilijk, er was
te weinig tijd gegeven, door het weer was ik te laat. Dan hebben we het over externe attributie
Zelf-dienende vertekening – Het negeren en verwerpen van informatie van anderen over ons zelf.
Wanneer iemand alleen de positieve dingen aan zichzelf toeschrijft, alle negatieven aan een ander of
iets anders, dan spreek je van Zelf-dienende vertekening.
Fundamentele attributiefout – Vooroordelen en discriminatie op gedrag en uiterlijk. Wanneer
iemand de oorzaken van het gedrag bij andere personen eerder toeschrijft aan de eigenschappen
dan aan de omstandigheden.
Tijn Wijnants
2