Samenvatting Leerstoornissen
__________________________________________________
Schooljaar 2016-2017
1
, Interventies in het onderwijs: Leerproblemen druk 1, hoofdstuk: 1,2,3,5 en 6.
Hoofdstuk 1: Een cyclisch model van interventie
Het speciaal onderwijs is verdeeld in 4 clusters:
Cluster 1. Voor kinderen met visuele handicaps (blind of slechtziend);
Cluster 2. Voor kinderen met communicatieve handicaps (gehoor-, taal- en/of
spraakproblemen);
Cluster 3. Voor kinderen met een verstandelijke en/of lichamelijke handicap of chronische
ziekten
Cluster 4. Voor kinderen met psychiatrische of gedragsstoornissen.
Het niveau van een klas omvat niet alleen de groep leerlingen, maar ook de leerkracht.
Het niveau van ouders betreft niet alleen de individuele ouder van een individuele leerling, maar ook
de ouders al partij voor een school.
Een schoolpsycholoog werkt preventief, tenzij de acties gericht zijn op het voorkomen van
problemen.
Acties/ Preventie Onderkennen en Indiceren en Interventie: Evalueren
doelgroepe verklaren adviseren begeleiding/
n behandeling
Leerling Consultatie Diagnostiek van Advies, Begeleiding, Evaluatie van
op basis leren, verwijzing, counseling, spel- interventies
van werkhouding en opstellen en
signalering gedrag handelingsplan gedragstherapie,
remidial teching
Leerkracht Consultatie Handelingsgericht Advies aan CLB, Evaluatie van
en klas gericht op e diagnostiek, leerkracht/school leerkrachtbegeleid interventies
basis van consultatieve / ouders, ing, coaching,
signalering leerlingbegeleiding verwijzing, mediatietherapie,
, diagnostiek van opstellen begeleidng van
de klas begeleidingsplan leerkracht
School Consultatie Schoolanalyse en Advies, Begeleiding van Evaluatie van
op basis schooldiagnose verwijzing, implementatie, interventies
van t.a.v. zorg en opstellen cursussen,
signalering passend onderwijs innovatie- en trainingen
begeleidingsplan
Boven- Consultatie Analyse Advies, Begeleiding Evaluatie van
Schools op basis kenmerken van verwijzing, bovenschools interventies
(bestuur, van bovenschoolse opstellen management
REC) signalering, zorg/ passend innovatie- en
onderwijs, onderwijs begeleidingsplan
beleid en – (projectplan)
bestel
Ouders Consultatie Diagnostiek van rol Advies, Ouderbegeleiding Evaluatie van
ouders/gezin verwijzing, interventies
opstellen
begeleidingsplan
Regulatieve cyclus in het onderwijs op verschillende niveaus
2
,Onderkennen en verklaren
Wanneer een leerling onder de 16 jaar is, dan moeten de ouders toestemming geven voor
onderzoek. Vanaf een jaar of 12 wordt de leerling geraadpleegd over zijn medewerking. Boven de 16
jaar mag een leerling zelf beslissen of hij/zij meedoet.
De diagnostiek gebeurt hypothesetoetsend, op basis van een theorie over het probleem van de
leerling in deze omstandigheden.
‘Uw zoon heeft dyslexie’ is het resultaat van onderkennende of verklarende diagnostiek.
Interventie gaat altijd over een vorm van beïnvloeding -> informatieoverdracht, sturing en
ondersteuning. Het gaat over de informatie over gedrag, kennis, houding en gevoel, en om strakkere
of lossere sturing, meer of minder steun.
Classroom behavior management = Meditatietherapie van leerlingen via leraar of ouders.
Protocollaire programma’s
-> Coping Cat (algemene angstreductietraining)
-> Faalangst op school (faalangstreductietraining)
Taakspel = Bedoeld voor groep 4 t/m7. Stimuleren van een taakgericht en positief onderwijsklimaat.
Bestaat uit een stapel kaartjes, op ieder kaartje staat een gedragscode.
Om leren in goede banen te leiden is een vorm van didactiek nodig. Dit is het op een zodanige
manier aanbieden van informatie dat leerlingen hierdoor in staat worden gesteld deze informatie te
verwerken.
Jonge kinderen redeneren in concrete termen i.p.v. abstracte termen.
Hoofdstuk 2 Dyslexie
Bij dyslexie is er sprake van een verstoring in de voor het lezen zo essentiële fonologische
taalverwerking. Ze hebben hardnekkige problemen bij schrijven en spellen.
Dyslectici hebben op elk niveau moeite met fonologische taken. Dus een discrepantie tussen IQ en
leesvaardigheid is tegenwoordig niet langer een criterium (vroeger dus wel).
Bij eenvoudige fonologische taken, zoals lezen, komen de problemen vooral kijken bij nauwkeurig
lezen.
Wanneer leerlingen ouder worden, neemt de accuratesse (gerichtheid op detail) in talen zoals
Nederlands en Duits toe. Dyslectici kenmerken zich vooral door een traag leestempo of een
gebrekkige spellingsvaardigheid.
Response to Instruction-benadering (RTI) = De instructie wordt aangepast zodra de leesontwikkeling
van een leerling stagneert.
Bij de ‘zwakste’ 25% van de kinderen op de basisschool, wordt de vinger aan de pols gehouden. Bij de
‘zwakste’ 10% is mogelijk sprake van ernstige leesproblemen of dyslexie en in extra instructie buiten
de klas gewenst.
3
,Binnen de differentiaaldiagnostiek, ter onderscheiding van algemenere verklaringen voor de
problemen, kunnen twee niveaus worden onderscheiden:
Symptoomniveau. Er wordt eerst gekeken naar de ernst van de functionele beperking.
Verklaringsniveau. Er worden verschillende oorzakelijke factoren onderzocht. Hiermee
kan worden gezocht aar dyslexie-typische oorzaken alsmede alternatieve oorzaken en
comorbiditeiten.
Anamnese –> Voor het stellen van een klinische diagnose dyslexie is het belangrijk de historie en
achtergronden in kaart te brengen. Op deze deelgebieden:
Medisch;
Psychologisch;
Onderwijssituatie;
Thuissituatie.
Om in aanmerking te komen voor een vergoeding van de zorg moet er sprake zijn van ernstige
dyslexie. Lees- en spellingsvaardigheden moet het kind tot de laagste 10% behoren. Qua
leesvaardigheden tot de laagste 16% bij lezen, en bij spellen bij de laagste 10%.
Stichting Dyslexie Nederland gebruikt de definitie: ‘Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt
door een hardnekkig probleem met het aanleren en/of vlot toepassen van lezen en/of het spellen op
woordniveau’.
De ontwikkeling van geletterdheid start voor veel leerlingen al in de voorschoolse periode en duurt
tot en met groep 3.
De eerste verantwoordelijken voor het begeleiden en het geven van interventies bij dyslexie ligt bij
het onderwijs. Als er externe specialisten worden ingeschakeld, moet de school voor een goede
aanpak zorgen (binnen en buiten de klas).
Onder taalbewustzijn valt onder meer het herkennen van lettergrepen en fonemen in woorden, en
woorden in zinnen. Bij oefeningen die het foneembewustzijn stimuleren is het belangrijk ook de
geschreven vorm van woorden of klanken te geven, zodat de relatie tussen schrift en gesproken taal
tot stand komt.
Zelfstandig werken bij aanvankelijk (technisch) lezen met uiteenlopende werkvormen (ZWALUW) =
Zelfstandige oefenmethode voor leerlingen zodat ze kunnen werken aan technische leesvaardigheid.
Leesladder = Hetzelfde idee als ZWALUW. Is specifiek gericht op leerlingen met leesproblemen voor
kinderen uit groep 3 t/m groep 5. Bestaat uit 4 Cd-roms, met gestructureerde opbouw in
moeilijkheidsgraad.
Radslag = Een evidence based interventie voor leerlingen uit groep 4 die bij de herfstsignalering tot
de zwakste 10% behoren. Oefent een op een met een remedial teacher, 4 keer per week, een half
uur, 20 weken. Wordt gewerkt met een computer programma.
RALFI (repeated, assisted, level, feedback, interactie, instructie) = Methode die erop is gericht het
leestempo bij het leen van teksten te verhogen. Leerlingen lezen relatief moeilijke, maar adequate
teksten.
Reading acceleration program (RAP) = Leerlingen worden gedwongen om 10% tot 20% sneller te
lezen dan hun normale leestempo. Kortdurende training (9 sessies van 20 minuten).
4
,Twee effectief gebleken taalpsychologische behandelingen voor dyslexie zijn LEXY en Gramma.
Computergestuurd.
LEXY -> Het computergestuurde programma is gericht op het leren herkennen en gebruikmaken van
de fonologische en morfologische structuur van het Nederlandse woord. Uitgangspunt is
klankstructuur.
De eerste fase van behandeling is gericht op de kennis van de klankstructuur van het Nederlands.
Verzameling Nederlandse klanken wordt aangeleerd en iedere klank wordt geassocieerd met de
standaard bijbehorende letter(groep).
Hoofdstuk 3 Dyscalculie
Er zijn twee theoretische benaderingen van het verschijnsel dyscalculie te onderscheiden:
Algemene.
Specifieke. Factoren die worden genoemd als verklaring voor dyscalculie. Bijv. een stoornis.
Kennismaking rekensysteem -> wanneer kinderen 3 á 4 jaar zijn.
Retrieval = Het antwoord van de som zonder ‘berekenen’ kunnen ophalen uit het
langetermijngeheugen.
Schattingen prevalentie dyscalculie lopen uiteen van 3% tot 10%. Het percentage is afhankelijk van
de gebruikte definitie. Bij leerlingen met dyslexie en ADHD komt dyscalculie vaak voor.
4 invalshoeken voor de diagnostiek van dyscalculie:
1. Levensloopbenadering. Gebaseerd op de DSM-IV en richt zich op bescherming van het
individu met rekenproblemen. De gedachte is dat de rekenstoornis geen belemmering mag
opleveren voor de ontplooiing van datgene wat die persoon wel goed kan.
2. Schoolse rekenen. De hardnekkigheid van de problemen moet blijken uit een substantiële
rekenachterstand.
3. Automatismen (of het gebrek daaraan) in het elementaire rekenen en in de verwerking van
eenvoudige remediërende werking. Dyscalculie is volgens deze benadering een aandoening
die het leren rekenen bemoeilijkt. Ze hebben ook geen intuïtie voor getallen en ze hebben
moeite met het leren en onthouden van getalsfeiten. Zij geven als oplossing om ‘een
samenhangend geheel te maken’ van het leggen (blokjes/staven), het lezen, het schrijven,
het horen en het aanwijzen van getallen.
4. Algemene (niet-specifieke) benadering. Dyscalculie als gevolg van stoornissen in algemene
cognitieve vaardigheden. Hier worden meerdere subtypen van dyscalculie onderscheiden:
- Semantische geheugendyscalculie: de woorden die getallen aanduiden worden niet
onthouden;
- Getallenkennisdyscalculie: welke getallen er zijn en waarvoor ze staan, is onvoldoende
bekend;
- Visuospatiële dyscalcullie: Een onvermogen zich getallen voor te stellen;
- Procedurele dyscalculie: Onbekendheid met, dan wel het iet kunnen onthouden van
rekenkundige bewerkingen.
Uitgaande van de verschillende invalshoeken kan het dyscalculieonderzoek bestaan uit de volgende
onderdelen:
1. Een analyse van de levensloop (bijv. gevolgd onderwijs, beperkingen);
2. Een analyse van de rekenvaardigheid en het rekenonderwijs (kwaliteit rekenonderwijs en
remediërende inspanningen);
3. Een analyse van de kennis en de mate van automatisering van het elementaire rekenen en
5
, van de verwering van eenvoudige numerieke informatie.
4. Een analyse van de voor het rekenen belangrijke cognitieve vaardigheden.
Didactische resistentie = Als de achterstand zich liet wegwerken door remediërings gerichte hulp.
De meeste rekenmethoden die in Nederland in gebruik zijn, zijn op bepaalde opzichten ongeschikt
voor kinderen met een rekenprobleem. Dit maakt het nóg lastiger voor ze. Het gaat hierbij vooral om
het verplichtte ‘realistisch rekenen’. Dit gaat vooral om het intuïtieve rekenen, creatieve oplossingen
en handige gebruik van schatten. Dit zijn juist de vaardigheden die buiten het bereik van zwakke
rekenaars liggen.
Cijferhaai = Een spelletjesprogramma voor rekenen op de computer. Het begint met tellen en
ordenen. Er komt ook bijvoorbeeld het wisselen van eenheden door tientallen in voor.
Met sprongen vooruit = Klassikaal lespakket met speelse rekenoefeningen voor zwakkere rekenaars.
Het bestrijkt getallen tot de honderd. Bevat ook een handpop, telkaarten en telraamstokken.
Er moet bij de keuzes van procedures en technieken gelet worden op de belasting van het korte
termijngeheugen. Leerlingen met dyscalculie hebben namelijk bijna altijd te maken met beperkingen
van hun geheugencapaciteit voor het maken van sommen.
Ook is het werkgeheugen voor getallen en bewerkingen zwak -> ze lopen bij hoofdrekenen eerder
vast. Een leerling moet dus beschikkling hebben over bijvoorbeeld pen en papier, om tussentijdse
berekeningen te kunnen opschrijven.
Ook moeten leerlingen met dyscalculie eerder uitgelegd krijgen hoe ze een rekenmachine moeten
gebruiken. Deze kunnen zij dan inzetten bij het oplossen van bepaalde opgaven of delen van
opgaven.
Hoofdstuk 5 Cognitieve beperkingen
Jeugdigen met een cognitieve beperking = CB-kinderen.
Van der Leij onderscheidt 3 typen kinderen met leesproblemen:
Niet-lezers. Dit zijn bijna allemaal kinderen met een algemene leerbeperking (LVG).
Laatbloeiers. Zowel kinderen met een gemiddelde intelligentie als LVG.
Spellers/raders. Zowel kinderen met een gemiddelde intelligentie als LVG.
! Een lage intelligentie op zich biedt geen verklaring voor leerproblemen.
Kinderen die als zwakbegaafd worden aangeduid, vallen op heel verschillende taken uit, wat erop
duidt dat zij onderling in cognitieve vaardigheden van elkaar verschillen. Dit zijn trouwens CB-
kinderen.
In het algemeen worden onder de term verstandelijke beperking de volgende kenmerken verstaan:
Een IQ van 70 of lager;
Gelijktijdig aanwezige tekorten in of beperkingen van het huidige aanpassingsgedrag, op ten
minste twee van de volgende terreinen:
- Communicatie;
- Zelfverzorging;
- Zelfstandig kunnen wonen;
- Sociale en relationele vaardigheden;
6