Hoofdstuk 1
De wereld van het Openbaar Bestuur
Openbaar bestuur = het geheel van organisaties en activiteiten die primair zijn gericht op de besturing
van de maatschappij:
- In beperkte zin: overheid/staat
- In ruime zin: ook organisaties die niet tot de overheid behoren, maar wel een publieke taak
vervullen of op een andere manier mede sturing geven aan de maatschappij (ziekenhuizen
ANWB, woningcorporaties, vluchtelingenorganisaties).
Bestuurlijke beslissingen hebben een bindend karakter voor alle leden op een bepaald grondgebied: de
naleving ervan kan worden afgedwongen, in laatste instantie met harde hand.
We kunnen 3 logica’s van sturing in de maatschappij onderscheiden: staat, markt & middenveld.
- Overheidsorganisaties: bestaan uit een politieke leiding en ambtenaren. De politieke leiding
van de overheid omvat gezagsdragers die voor hun functioneren verantwoording schuldig zijn
aan een democratisch gekozen vertegenwoordigend orgaan. Ambtenaren zijn benoemde
functionarissen die ondergeschikt zijn aan de politieke leiding. Verschillen:
Dagelijks contact burgers/overheid verloopt via ambtenaren, politieke gezagsdragers
opereren op afstand.
Politieke gezagsdragers zijn veelvuldig in de media te vinden, ambtenaren niet.
- Maatschappelijk middenveld: een veld van organisaties die zich tussen de overheid aan de ene
kant en bedrijven en individuele burgers aan de andere kant bevindt. Qua rechtsvorm zijn het
private organisaties. Ze zijn toch betrokken bij het openbaar bestuur. Tweedeling:
Vervult een maatschappelijke functie, private organisaties met een publieke taak. In de
loop der tijd is een deel van de particuliere organisaties in samenspraak met de overheid
openbare bestuurstaken gaan vervullen (woningbouwcorporaties). Ze hebben van de
voorziening van een beperkte groep een algemene functie gekregen.
Organisaties die een bepaald belang behartigen/ideëel doel nastreven (vakbonden,
werkgeversorganisaties, milieuorganisaties). Private organisaties zonder winstoogmerk.
Proberen beleid te beïnvloeden voor hun achterban.
- Markt: producten en diensten op commerciële grond leveren.
Kernaanpak tweedeling publiek/privaat: belangrijkste onderscheid is de rechtstatelijke vorm.
publiekrechtelijk/privaatrechtelijk.
Bozeman: de mate van publiekheid. er is geen puur private of puur publieke organisatie. Alle
organisaties zijn in bepaalde mate publiek, omdat ze zich te verstaan hebben met wet- en regelgeving
v/d overheid. De dimensionele aanpak maakt een onderscheid tussen 3 dimensies:
- Eigenaarschap: gaat om de rechtelijke grondslag (publiek- of privaatrechtelijk).
- Bekostiging: bekostiging uit overheidsmiddelen?
- De mate waarin politieke controle plaatsvindt: dit betekent dat politieke gezagsdragers de
prioriteiten van de organisatie stellen en dat de organisatie deze prioriteiten volgt.
Er is een verticale en een horizontale dimensie van het openbaar bestuur:
Multi-level governance: besturen vindt plaats op meerdere schaalniveaus (multi-level) en
gebeurt zowel door overheden als andere partijen (governance i.p.v. government).
Verticale dimensie = formele indeling: lokaal (gemeenten), regionaal (veiligheidsregio’s +
waterschappen), provinciaal (provincies), nationaal (regering + departementen), Europees (instellingen
van de E.U.) en internationaal (NAVO, VN).
Huis van Thorbecke: driedeling gemeente, provincie & rijk.
,Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat een uniform bestuursstelsel met een duidelijk
primaat van de nationale overheid, maar gemeenten en provincies hebben belangrijke en zelfstandige
bevoegdheden en een eigen stem.
Met de groei van de E.U. is er een verdieping op het Huis van Thorbecke gekomen. De nationale
overheid heeft aan soevereiniteit ingeboet in ruil voor vrede & veiligheid in Europa en meer welvaart
en innovatie dan Nederland in zijn eentje zou kunnen bereiken.
De horizontale dimensie = naast de overheid zijn ook het maatschappelijk middenveld & het
bedrijfsleven van belang en naast de eenzijdige bindende besluiten van de overheid is er ook een
wereld van informele, gelijkwaardige mechanismen die sterk bijdraagt aan de sturing v/d maatschappij
(zoals op het terrein van onderwijs, huisvesting & zorg).
Bestuurlijke kwaliteit op basis van 4 dimensies:
1. Democratie gaat uit van volkssoevereiniteit. Politici, bestuurders & overheidsorganen
regeren uit de naam van het volk. Politici & gekozen bestuurders ontlenen hun macht aan de
burgers, via verkiezingen. Als hun beleid niet aanslaat bij een meerderheid van de bevolking,
worden zij daarvoor bestraft met de volgende verkiezingen. anticiperen daarop door hun
beslissingen in grote lijnen in overeenstemming te brengen met de normen en wensen v/d
maatschappij. bevordert de responsiviteit van het openbaar bestuur. Responsiviteit houdt
ook in dat bestuurlijke instanties moeten openstaan voor maatschappelijke initiatieven.
democratisch bestuur betekent dat burgers participeren & inspraak hebben.
2. Rechtmatigheid wet en recht weerspiegelen de dominante normen & waarden in een
samenleving. Zij vormen een belangrijke toetssteen voor het handelen van gezagsdragers en
beschermen burgers tegen willekeur.
In de bestuurlijke praktijk doen zich spanningen voor rond het rechtmatigheidsveresiste: de
laatste jaren is de rechtsbescherming tegen de overheid flink uitgebreid, wie een conflict heeft
met de overheid kan terecht bij allerlei instanties. Daarbij zijn de juridische eisen die aan het
optreden van de overheid zijn gesteld, hoger geworden. vastgelegd in Algemene wet
Bestuursrecht. Ook zijn rechters minder terughoudend om de overheid aan te pakken.
= juridisering, een toename van formele regels & formele vormen van conflictbeslechting in
het openbaar bestuur.
3. Doeltreffendheid (effectiviteit): succesvol als de vooraf geformuleerde doelstellingen van
beleid ook worden gehaald. Nauw verwant hieraan is doelmatigheid (efficiency): het is van
belang dat bestuurders met zo min mogelijk middelen de doelen bereiken.
Doelmatigheidsoverwegingen zijn onder druk van afnemende budgetten steeds belangrijker
geworden. De kosten van de verzorgingsstaat liepen hoog op & kritiek op ondoelmatige
organisatie v/d overheid. overheidsinstanties gedwongen om werkzaamheden tegen lagere
kosten te verrichten. Doelmatigheid heeft ook betrekking op de organisatie van instanties
(gemeentes samenvoegen/niet?).
4. Integriteit: bestuurders mogen niet voor eigen gewin gebruikmaken van hun machtspositie, nie
afwijken van algemeen geldende normen & niet omkoopbaar zijn. Op rijksniveau in BZK
belast met de bewaking van de integriteit v/d overheid.
Er zijn spanningen tussen de 4 dimensies van bestuurlijke kwaliteit.
In de Republiek ontbrak het ambtelijk apparaat vrijwel totaal. Er was nauwelijks sprake van een
centrale overheid. Er was veel decentralisatie. Besluitvorming was gebaseerd op consensus &
pragmatisch van aard. schikken & plooien. Veel zelfregulering door lokale organisaties, vormden de
voorlopers van het maatschappelijk middenveld.
Nachtwakersstaat = eenheidsstaat met Bataafse Republiek (Napoleon) + Koninkrijk der Nederlanden.
Aanvankelijk sterk monocratisch van aard macht bij Willem I. Later ontwikkelde zich een
constitutionele monarchie met symbolisch koningschap. In de nachtwakersstaat nam de overheid
alleen de klassieke overheidstaken op zich.
, Verzorgingsstaat = naast de klassieke taken nam de overheid steeds meer verzorgende en
dienstverlenende taken op zich. Dit kwam o.a. door de voorzieningen die nodig waren door de
industrialisatie. Het overheidsapparaat professionaliseerde.
De opkomst en de expansie van de moderne Nederlandse verzorgingsstaat was een gevolg van de
economische crisis van de jaren ’30. de overheid vertrouwde in eerste instantie tevergeefs op het
zelfcorrigerend vermogen van de markt. O.a. geïnspireerd door Keynes zag de overheid in dat zij
impulsen aan de economie moest geven in perioden van crisis. werkgelegenheidsprojecten.
Na de oorloog bleef de Keynesiaanse visie domineren overheid kende zich een centrale rol toe in de
wederopbouw. Tegelijkertijd was er brede maatschappelijke en politieke steun voor de opvatting dat de
overheid haar burgers een zekere bestaanszekerheid moest garanderen.
Van zorgen voor naar zorgen dat = opkomst van New Public Management. Bedrijfsleven & markt als
voorbeeld voor het openbaar bestuur. Er kwam een roep tot vergaande deregulering; tot een
terugtreden van de overheid ten gunste van het particulier initiatief & de markt. De overheid moet zich
beperking tot sturing op hoofdlijnen. De inhoudelijke tempering van ambities ging ook gepaard met
financiële besparing. Verzelfstandigde en geprivatiseerde organisaties moesten gaan concurreren met
andere aanbieders (PTT, KPN & NS). Tijdens de jaren ’90 kwam er ook aandacht voor de relatie
tussen burger & overheid. Toegang van burgers tot de publieke dienstverlening moest beter (einde
lokettencultuur). Daarnaast werd het werktempo v/d overheid verhoogd.
Government governance = governance/netwerk-management betekent dat bestuurders en
ambtenaren de klassieke overheidsrollen van beleidsbepaler/dienstverlener moeten loslaten. Ze zijn
eerder actief als makelaars die partijen bij elkaar brengen, partners in gemeenschappelijk gedragen
initiatieven en normstellers en toezichthouders die partijen tot verantwoord gedrag moeten prikkelen.
Systeemverantwoordelijkheid niet meer zelf verantwoordelijk voor het leveren van diensten, maar
wel waarborgen dat de diensten geleverd worden & ingrijpen als dit niet goed georganiseerd wordt.
Internationalisering is ook een vorm van governance de nationale staat is niet langer de dominante
actor, EU-landen zijn bezig om beleid meer op elkaar af te stemmen.
Verzorgingsstaat voorwaardenscheppende staat: het gaat niet meer om het verzekeren van burgers
tegen allerlei risico’s, maar ervoor te zorgen dat mensen die buiten het arbeidsproces komen te staan
daar zo snel en effectief mogelijk in terugkeren. Mensen moeten aan het werk gehouden worden i.p.v.
niet werken met uitkering. Sobere uitkeringsvoorzieningen prikkelen mensen weer aan het werk te
gaan.
Nadelen: uitwassen in sectoren die traditioneel tot de verzorgingsstaat en het middenveld
behoorden. Bijv. kwaliteitsvermindering in de zorg, vervreemding & verspilling van gelden in
het onderwijs.
De rol van de overheid is verschoven van het zelf verzorgen naar het reguleren van producerende en
dienstverlenende activiteiten door andere instanties. inspecties, toezichthouders, autoriteiten. Meer
regulering en minder productie = regulatory state.
Hoofstuk 2
Beleid en sturing
Beleid is de poging van een bestuursorgaan om een maatschappelijke toestand doelgericht te
beïnvloeden. Beleid gaat over maatschappelijke sturing er wordt een maatschappelijke toestand
doelgericht aangepakt. Als alle mensen doen wat ze willen gaat het niet vanzelf voor iedereen goed. Er
ontstaan samenlevingsproblemen. Maatschappelijke sturing gaat daarom ook over het beschermen van
mensen & groepen tegen elkaar. Minderheidsgroepen worden door de wet beschermd tegen de sturing
van anderen. Maatschappelijke sturing kan ook gaan over voorzieningen waar iemand het belang niet
van inziet, terwijl hij/zij er toch veel baat bij heeft bijv. jaarlijkse tandartscontrole, sommige mensen