buitenlands uiterlijk die ook de Nederlandse taal niet spreken, is de kans
op veroordeling het grootste.
3.4 NORMERING VAN DISCRETIONAIRE BEVOEGDHEDEN
Om gefundeerde keuzes te maken en ongewenste regionale of
persoonsgerichte selectiviteit te voorkomen, zijn in Nederland de
afgelopen decennia verschillende opsporingsrichtlijnen opgesteld. Met
betrekking tot enkele delictstypen zijn afzonderlijke richtlijnen opgesteld
die aangeven welke prioriteiten de politie moet stellen bij haar
opsporingsactiviteiten. Het betreft vormen van criminaliteit die als een
belangrijk maatschappelijk probleem worden gezien, zoals huiselijk
geweld. Voor de meer alledaagse opsporingsactiviteiten van de politie
bestaan echter geen centrale richtlijnen. Een belangrijke factor in de
praktijk is de ernst van de diverse delicten.
Om selectiviteit tegen te gaan is ‘Aanwijzing kader voor strafvordering
meerderjarigen’ ingevoerd. Het toepassen van deze
strafvorderingsrichtlijnen in een strafzaak gebeurt volgens deze
aanwijzing in twee stappen:
1. Bij de eerste stap wordt aan de hand van de richtlijnen bepaald
welke sanctie als landelijk uitganspunt geldt voor soortgelijke
feiten.
2. Bij de tweede stap wordt bepaald of het gevonden uitganspunt
passend is in de specifieke strafzaak.
De richtlijnen benoemen naast het uitganspunt enkele veelvoorkomende
strafverzwarende factoren. Daarnaast zijn er straf verminderende
omstandigheden, waarmee een officier van justitie in een strafzaak
rekening mee kan houden.
HOOFDSTUK 4
4.1 ANTISOCIAAL GEDRAG EN AGRESSIE
4.1.1. ANTISOCIAAL GEDRAG
De volgende subdisciplines binnen de psychologie zijn voor de
criminologie het meeste van belang:
Persoonlijkheidspsychologie: Deze heeft tot doel het vinden van
karakteristieke gedrags- en denkpatronen die kenmerkend zijn voor
verschillende typen van individuen.
Ontwikkelingspsychologie: Deze onderzoekt de wijze waarop
psychologische processen als emoties, motieven, waarnemingen,
denkpatronen en conflicthantering ontstaan en veranderen in de
44
, loop van een mensenleven. Vooral invloeden in de jeugd, in het
bijzonder de invloed van de opvoeding, krijgen aandacht.
Sociale psychologie: Bestudeert de wijze waarop de gedachten,
de gevoelens en de gedragingen van de persoon worden beïnvloed
door andere personen. De focus ligt op de onmiddellijke invloed van
situationele variabelen op gedrag.
Leerpsychologie: Deze richt zich op relatief permanente
gedragsveranderingen als resultaat van eerder opgedane
ervaringen. Verschillende wijzen van leren, en de condities
waaronder deze plaatsvinden, vormen het hoofdonderwerp van
onderzoek.
Antisociaal gedrag is een bredere categorie van allerlei gedragingen die
door psychologen soms gezamenlijk en soms afzonderlijk worden
bestudeerd. Als vormen van antisociaal gedrag worden door psychologen
beschouwd:
1. riskant gedrag, dat wil zeggen gedrag dat op zichzelf niet
crimineel hoeft te zijn, maar wel als risicovol wordt gezien zoals
roken en alcoholmisbruik;
2. gedragingen die als problematisch gedrag worden gezien bij
minderjarigen zoals weglopen van huis of spijbelen. In de Verenigde
Staten is zulk gedrag, evenals alcoholgebruik, voor minderjarigen
vaak strafbaar gesteld als zogenoemde status offences;
3. slachtofferloze delicten, zoals drugsgebruik of prostitutie, dat wil
zeggen feiten die in bepaalde landen strafbaar zijn gesteld a) om
individuen tegen zichzelf te beschermen of b) op morele gronden;
4. criminaliteit in al zijn facetten.
In de praktijk gaat het dus om een brede verzameling van gedragingen
die een aanzienlijke overlap vertonen met crimineel gedrag, maar
daarmee toch niet geheel samenvallen. Volgens psychologen zijn er
aanwijzingen voor antisociaal gedrag bij jongeren indien een persoon
verschillende van de volgende vijftien gedragingen vertoont. De persoon:
1. pest, bedreigt of intimideert vaak anderen;
2. neemt vaak het initiatief tot vechtpartijen;
3. heeft een wapen (ook fles, knuppel, etc.) gebruikt dat anderen
ernstig letsel kan toebrengen;
4. heeft mensen mishandeld;
5. heeft dieren mishandeld;
6. heeft in direct contact iets van iemand gestolen;
7. heeft iemand tot seks gedwongen;
8. was betrokken bij opzettelijke brandstichting;
9. vernielde met opzet eigendommen van anderen;
45
, 10. heeft ingebroken in iemands huis, gebouw of auto;
11. liegt veel;
12. heeft zonder direct contact met het slachtoffer iets gestolen;
13. blijft vaak, ondanks verbod van ouders, ’s nachts van huis
weg;
14. is minstens tweemaal van huis weggelopen en ’s nachts
weggebleven;
15. spijbelt vaak.
Het vertonen van drie of meer van de hier genoemde gedragsvormen
wordt gezien als aanwijzing voor antisociaal gedrag. Bij kinderen wordt
er dan gesproken van conduct disorder, ofwel van kinderen met
‘gedragsproblemen’. In de Verenigde Staten is de prevalentie van
antisociaal gedrag onder volwassenen 12,3%. In Nederland is de
prevalentie van kinderen van gemiddeld 11 jaar met delinquent gedrag
7% en antisociaal gedrag 18%.
4.1.2. EXTERNALISEREND EN INTERNALISEREND GEDRAG
Een andere voor de criminologie relevante psychiatrische indeling is die
van externaliserend versus internaliserend gedrag. Internaliserend
gedrag zijn emotionele problemen, zoals angst, teruggetrokkenheid,
depressieve gevoelens en psychosomatische klachten. Externaliserend
gedrag zijn gedragsproblemen, zoals agressief gedrag, onrustig gedrag
en delinquent gedrag. Dit wordt gemeten aan de hand van de ‘Child
Behaviour Checklist’.
4.1.3. AGRESSIE
Agressie wordt door psychologen meestal gedefinieerd als gedrag dat
beoogt iemand schade te berokkenen (intention to harm). Er worden
verschillende vormen van agressie onderscheiden, zoals reactieve
agressie en proactieve agressie. Reactieve agressie wordt vertoond in
reactie op een bedreiging of beledeging. Deze vorm van agressie wordt
doorgaans gemotiveerd door gevoelens van jaloezie, angst, of woede, en
wordt in de psychologie aangeduid als frustratieagressie. Voorbeelden
van proactieve agressie of spontane agressie zijn gewelddadigheden
gepleegd door voetbalhooligans die uit zijn op confrontaties, of het
geweld toegepast door leden van een criminele organisaties tegen
verraders of concurrenten. Deze laatste vormen van agressie zijn
berekend van aard en worden relatief koelbloedig uitgevoerd.
In bepaalde extreme situaties kan een agressieve reactie op een aanval of
provocatie door de rechter verontschuldigbaar worden gevonden. Dit kan
leiden tot strafvermindering. Als straf verminderende omstandigheid bij
doodslag wordt ook erkend dat het slachtoffer de dader gedurende
46