1.1 Renaissance en Humanisme
Renaissance (wedergeboorte) → 15e en 16e eeuw
Stroming waarbij waardering van natuur en mens belangrijk is, brede culturele
vernieuwingsbeweging. Idealen worden het best belichaamd in de homo universale van Leonardo Da
Vinci. Het Humanisme was deel van de Renaissance, een intellectuele stroming, vooral op
wijsgerig(filosofisch) en literair gebied. Fundament voor moderne culturele traditie → hoge
waardering voor mens en mogelijkheden. Ontwikkeling en opvoeding zijn centrale categorieën in
Humanisme.
Erasmus
Eén van de invloedrijkste humanisten was Erasmus (1469-1536) , hij had een uitgesproken aandacht
voor opvoeding en onderwijs. Aan de Parijse universiteit groeide zijn aversie tegen traditionele
scholastiek(schoolfilosofie). Dit was een wijze van filosoferen, en beriep zich op autoriteiten uit het
verleden, de christelijke kerkvaders. In Parijs groeide zijn bewondering voor de nieuwe generatie
humanisten. Als filosoof reisde hij veel en zocht naar de oorsprong van overgeleverde teksten. In
1509 verscheen zijn beroemde ‘Lof der Zotheid’, een satire op de achterlijkheid, bekrompenheid en
verwaandheid van zijn tijd. Erasmus ’ontwikkeling laat zien hoe vernieuwend het Humanisme was. In
zijn jonge jaren schreef hij een verdrag Over het verachten van de wereld, wat veel middeleeuwse
idealen bevatte. Die houding speelde rond het jaar 400 een grote rol, toen alles draaide om het
toekomstige heil na ons aardse bestaan, en het kloosterleven stond hoog aangeschreven. Erasmus
probeerde zich eerst nog te verzoenen met dit leven, maar later maakte deze houding plaats voor
humanistische waardering en enthousiasme voor de bonae litterea. Erasmus was er van overtuigd
dat het verval van zeden, de misstanden in de kerk, zo goed als achterlijkheid en
dogmatisme(vasthouden aan eigen opvattingen) het gevolg waren van gebrek aan cultuur. Hij kon
zich geen zedeloosheid(zonder normen en waarden) voorstellen bij wie gezuiverd was door het
klassieke erfgoed, en daarom was dit voor hem de kern van alle echte opvoeding. Dit vereiste een
radicale onderwijshervorming. De leraar moest liefde hebben voor het vak, kinderen stimuleren door
in te spelen op hun eergevoel, en spelelement in het onderwijs. Ook moest er een liefdevolle
verhouding zijn tussen leraar en leerling. Erasmus was sterk tegen lijfstraffen op school. Het
onderwijs was voor Erasmus zo belangrijk dat het uit handen zou moeten worden genomen van de
kerk en moest worden overgedragen aan de wereldlijke overheid, wat voor die tijd een opmerkelijk
standpunt was. Humanistische pedagogen hadden weinig waardering voor de voertaal van het volk,
Erasmus zei zelf de moderne talen niet te kennen. Anders dan bij Italiaanse humanisten speelden
esthetische vorming of dans geen rol. Hij geloofde dat de mens van nature tot het goede geneigd
was, dat kinderen al op jonge leeftijd aan studie konden doen, maar dat de mens zonder vorming
slechter was dan een dier. Een dier wordt geleid door instinct, maar een mens zonder kennis is
tomeloos en gevaarlijker dan elk dier.
Locke
De Engelse filosoof en pedagoog John Locke (1632-1704) verdedigde een natuurlijke pedagogiek. Dit
betekende een tamelijk ongedwongen stijl van opvoeden: sober, maar zonder hardheid, en hij vond
slaag niet zinvol, en dwang onnodig. Kinderen moesten gewend raken aan natuurlijke levenswijze,
veel buiten en met soepele kleding en eenvoudig eten. Het kind moest behandeld worden als
individu. Hij besteedde vooral veel aandacht aan gezondheid en hygiëne in zijn pedagogische
geschriften. Van 1663 tot 1689 deed hij in Amsterdam en Rotterdam veel ideeën op over opvoeding
en onderwijs, omdat daar een klimaat heerste van intellectuele tolerantie. Hij keerde in 1688 terug
naar Engeland, en was daar wegbereider van de verlichting. Zijn bekendste opvoedkundige werk is
zijn ‘Some Thoughts Concerning Education’ (1693). Als filosoof beschouwde hij de mens bij geboorte
als onbeschreven blad, dat door waarneming zou worden gevuld, en dus door ervaring en ook
opvoeding wordt gevormd. Dit idee van opvoeden werd een van de pijlers in de opvoedingsfilosofie
tijdens de Verlichting. Locke stond als pedagoog in de traditie van hoofse opvoeding, waarin kinderen
, veel lichamelijke activiteiten ontplooien. Deugd was voor hem het belangrijkste, en hij stelde
eerlijkheid en betrouwbaarheid boven kennis.
1.4 De verlichting en de achttiende eeuw
Rede en natuur
In de pedagogiek van de 18e eeuw domineerde de Verlichting. Het uitgangspunt hiervan is dat de
menselijke rede(denkvermogen) het uiteindelijke criterium is bij het zoeken naar waarheid. Verlichte
denkers toonden een grote aversie tegen vooroordelen, bijgeloof en het geloof in autoriteiten. De
Verlichting was al voorbereid door het Humanisme en het rationalisme, waardoor het ontstaan niet
terug te halen is, en het einde is er ook niet. De drie fases van de Verlichting zijn:
- Het begin waarin vooral Engelse geleerden als Locke een rol speelde
- Het hoogtepunt in Frankrijk: Encyclopedisten brachten het geheel van het ‘natuurlijk’ weten
bijeen in een 28-delige Encyclopédie tussen 1751 en 1772
- De latere verlichting in Duitstalige landen
Het ideaal van de rede als uitgangspunt voor alle waarheid ging samen met de opvatting dat de
gehele schepping toegankelijk is voor het menselijk verstand. Het menselijk intellect en de natuur
sluiten volledig op elkaar aan. De schepping is dus begrijpelijk. Dit sluit het geloof in wonderen uit,
want alles wordt op natuurlijke wijze verklaard. Maar de rede zelf kan zijn eigen oorsprong niet
verklaren, net als het ontstaan van de rationele natuurwetten, dus moesten ze God erkennen.
Typerend voor de Verlichting was het deïsme, wat stelt dat God de wereld geschapen heeft, maar
niet meer ingrijpt.
De natuur werd in de Verlichting heilig verklaard. 18e -eeuwse pedagogen wilden kinderen dan ook
de natuur tonen. Ook als het om normen en waarden ging was de natuur een belangrijk criterium,
voorbeeld:
Rousseau vroeg zich af of ongelijkheid natuurlijk was. Hij constateerde een feitelijke ongelijkheid
tussen de standen, maar betoogde dat deze verschillen in loop tijd waren ontstaan. Daarmee
veroordeelde hij ongelijkheid als onnatuurlijk.
Maar kun je met behulp van de reden ook bepalen welk rechtssysteem het meest natuurlijk is? Zo
hield een verlichter alles wat gegroeid was tegen het licht van de reden. Omdat de absolute vorst
hierbij ook in twijfel werd getrokken met de natuur, kreeg democratie gestalte in de Verlichting. In
opvoedkundige stukken uit de 18e eeuw werd veel verteld wat juist gedrag is (moraliseren), wat het
gevolg was van de overtuiging dat kennis leidde tot deugd. Opvoedbaarheid van het individu was dus
een sleutelbegrip van het verlichte denken, net als de maakbaarheid van de samenleving.
Verbreiding van de Verlichting
De andere reden dat de Verlichting een opvoedende stroming is, is dat deze denkbeelden via
algemene volksopvoeding in de brede kring moesten worden verbreid. De strijd tegen ondeugd etc.,
moest met grote overtuiging worden gevoerd. Academies voor de wetenschap bestonden al in de 17e
eeuw, maar nu ontstonden talloze nieuwe genootschappen, vooral lokaal. De drijfveer van deze
genootschappen was de bevrediging van intellectuele belangstelling, en de leden waren ontwikkelde
burgers die hun kennis tot bloei wilden laten komen. In de tweede helft van de 18e eeuw wilden
genootschappen zedelijke hervorming van de hele samenleving. Zo werden verlichte ideeën
langzaam richtinggevend voor de intellectuele burgers. In de 18e eeuw was ook een leesrevolutie,
burgers gingen meer, en anders lezen. Een nieuw genre kwam, de ‘spectatoriale’ geschriften, die
misstanden van die tijd aanstelden. Ook in Nederland kwamen spectators, met als grootste ‘De
Hollandsche Spectator’. Ook werden er steeds meer genootschappen opgericht die prijsvragen
uitschreven. De eerste prijsvraag van groot genootschap het Nut (1784, Nieuwenhuyzen) was: ‘Welke
bewijzen leveren natuur en rede op voor het bestaan van God?’, wat erg typerend is voor de
Verlichting. Zij vonden dat onderwijsverbetering en volksverlichting de natie haar levenskracht terug
moest geven. Ze gaven goedkope leesboekjes uit om te verspreiden, en opende scholen,