Beco domein F: Financieel beleid
H28: Inkoopprijs verkopen, materialen en grondstoffen
P1: Fifo
Voorraden moeten worden gewaardeerd tegen de historische uitgaafprijs. Administratief mag je
daar drie verschillenden systemen voor gebruiken.
Fifo-systeem (first in, first out) = de goederen worden bij verkoop tegen de prijs van de langst aanwezige
partij geboekt. De onderneming gaat er hierbij vanuit dat de goederen die het eerst zijn ingekocht, het
eerst worden verkocht. Naarmate er meer transacties zijn, worden de berekeningen lastiger. De
mogelijkheden van automatisering zorgen ervoor dat de methode praktisch toepasbaar blijft.
P2: Lifo
Lifo-systeem (last in, first out) = inkoopwaarde bepalen door de inkoopprijs van de laatst ingekochte
goederen te nemen. Goederen die als laatst zijn binnengekomen, gaan erbij verkoop dus als eerste uit
volgens dit systeem (administratief, niet in het echt)
Vooral als een onderneming uit voorzichtigheid altijd een aantal stuks in voorraad heeft, kan de
waardering bij lifo volgens prijzen van jaren terug zijn.
Het maakt niet uit of je lifo of fifo gebruikt. Het zijn beide de werkelijk betaalde prijzen, er zit wel een
tijdverschil in het moment van betaling. Een gekozen systeem mag niet zomaar veranderd worden.
P3: Vaste verrekenprijs
De fifo en lifo methode zijn veel werk. We moeten de ingekochte artikelen goed uit elkaar houden.
Een barcode kan hierbij helpen.
Vaste verrekenprijs= een schatting van de gemiddelde inkoopprijs voor een periode.
Je berekent de vaste verrekenprijs van tevoren en is gebaseerd op verwachte prijzen. Als er een
verschil blijkt te zijn wordt dit achteraf gecorrigeerd.
Voordeel= makkelijker, nadeel= gedurende periode kunnen de schattingen afwijken van de
werkelijkheid
P4: Materialen en grondstoffen
Een handelsonderneming koopt goederen in en probeert die (meestal zonder vormverandering)met
winst te verkopen. Er zijn ook ondernemingen met omvormingsproces (bijv. een bakker, een
schilder). Ze hebben beide te maken met inkoopkosten.
Grondstoffen en hulpstoffen komen we alleen tegen bij omvormingsprocessen.
Grondstoffen= maken deel uit van een eindproduct (klei bij bloempot)
Hulpstoffen= stoffen die nodig zijn om de productie mogelijk te maken (smeerolie)
Verbruikskosten voor omvormingsproces: verbruikte hoeveelheden x de prijzen van de verschillende
grondstoffen en materialen.
Kosten handelsonderneming: inkoopprijs per artikel x afzet
Afval= onvermijdelijk verlies aan grondstof dat ontstaat bij de verwerking van grondstoffen (en materialen)
Brutogebruik=grondstoffen waarmee we beginnen
Nettogebruik= hoeveelheid grondstoffen die in het eindproduct terechtkomt
Afval zonder waarde Afval met waarde
Geen verkoopwaarde en de afval kan niet opnieuw Hiermee kunnen we de grondstof hergebruiken of verkopen. Het verlaagt de
worden gebruikt om producten te maken kosten van afval per product, maar de waarde kan ook negatief worden.
1
, H29:Overige kostensoorten
P1: Afschrijven
Afschrijven doen we vanwege de waardevermindering van duurzame productiemiddelen. De
waardevermindering vindt plaats door het verstrijken van de tijd en het gebruik.
Duurzame productiemiddelen= activa die meer dan 1 productieproces meegaan (gebouwen, machines)
Bij duurzame producten koop je niet alleen de prestaties die je op een bepaald moment nodig hebt,
maar ook prestaties in de toekomst.
Aanschafprijs= bestaat uit de aanschafprijs zelf en de bijkomende kosten. Deze prijs wordt afgeschreven.
Afschrijven= het in de boekhouding tot uitdrukking brengen van de waardevermindering van duurzame
productiemiddelen.
Afschrijving komt niet letterlijk op de balans, maar je merkt het wel doordat duurzame producten
voor een lagere waarde wordt opgenomen dan in de periode daarvoor. Op de winst en
verliesrekening komt het wel letterlijk op de balans.
Door een bedrag voor afschrijvingskosten in de kostprijs van het product op te nemen en door te
rekenen in de verkoopprijs verdient de onderneming de afschrijvingskosten terug.
Het is verstandig dat een onderneming tijdig haar liquiditeitspositie controleert en haar
mogelijkheden tot financiering bekijkt. Dit belang is groter als banken minder gemakkelijk krediet
verlenen.
Waar is de grootte van de afschrijving afhankelijk van?
- Waarde van het duurzame productiemiddel – Levensduur – Restwaarde -Het gebruik
Technische levensduur Economische levensduur
Periode waarin het productiemiddel de prestaties kan leveren Periode waarin het op economische gronden verstandig is het
waarvoor het is aangeschaft. (Door reparaties en vervanging productiemiddel te gebruiken. (Is korter dan de technische,
van onderdelen kan de duur worden verlengt) omdat er steeds hogere kosten gemaakt moeten worden)
Restwaarde= geschatte verwachte opbrengst van het duurzame productiemiddel bij verkoop aan het eind
van de levensduur. Je haalt de sloopkosten er nog vanaf.
P2: Afschrijven met een vast percentage van de aanschafprijs
We schrijven elke periode een vast percentage van de aanschafprijs af.
Formule voor afschrijven: A (aanschafprijs) -R (restwaarde)
n (aantal perioden) (economische levensduur)
Boekwaarde/balanswaarde= waarde waarvoor een duurzaam productiemiddel op de balans staat.
(aanschafprijs – het bedrag dat tot dan toe is afgeschreven).
Maandelijks afschrijvings%: afschrijvingskosten/aanschafprijs x 100
P3: Overige kosten van duurzame productiemiddelen
Als een onderneming investeert in duurzame productiemiddelen, leggen deze investeringen beslag
op vermogen. Bijv. als je een gebouw koopt (je moet dan een hypothecaire lening afsluiten en de
interest kosten betalen). Maar ook bij eigen vermogen leggen investeringen beslag op vermogen (Je
loopt dan de interest mis die je met dat geld had kunnen verkrijgen).
Je kunt verschillende methodes gebruiken om de interestkosten op duurzame productiemiddelen te
berekenen. Veelgebruikte methode: jaarlijks interest berekenen over het gemiddeld geïnvesteerd
vermogen gedurende de hele levensduur (jaarlijks een gelijk bedrag aan interest, de totale kosten
van afschrijving en interest zijn bij deze methode per jaar gelijk)
2
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper estherjonker1. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.