Samenvatting hoofdstuk 6: Geheugen
Geheugen processen
Geheugen speelt een cruciale rol in ons leven. Zonder geheugen zouden we niks kunnen of leren.
Het hangt af van drie processen. Als je iets vergeet, gaat er waarschijnlijk in een van deze
processen iets mis.
1. Codering (encoding)
Codering is een proces waarbij informatie wordt herinnerd en omschreven op zo’n
manier dat ons geheugen systeem dat kan accepteren en gebruiken. We maken gebruik
van geheugen codes om informatie uit onze zintuigen te vertalen naar mentale
representaties hiervan. Codes voor gehoor geheugen (auditory of acoustic memory)
representeert informatie als geluiden. Codes voor visueel geheugen representeert
informatie als afbeeldingen. Codes voor semantisch geheugen representeert de
algemene betekenis van een ervaring. Het type code die we gebruiken beïnvloedt wat we
herinneren
2. Opslaan (storage)
Opslaan is een proces waarbij wordt gerefereerd naar het behouden van informatie door
de tijd heen en hoe goed dat lukt.
3. Ophalen (retrieval)
Ophalen is een proces waarbij je informatie die je hebt opgeslagen weer bewust omhoog
probeert te brengen. Bij informatie die je ook makkelijk moet kunnen ophalen, zoals
adres of telefoonnummer, gaat dit proces vaak snel en voelt automatisch. Het wordt vaak
merkbaarder als je bijvoorbeeld een quizvraag moet beantwoorden en je niet gelijk het
goede antwoord weet. Ophalen van informatie kan door het je te herinneren (recall),
hierbij weet je het uiteindelijk zelf zonder hulp, of door herkenning (recognition), waarbij
je hulp hebt gekregen van hints, bijvoorbeeld bij multiple choice vragen.
Typen geheugen/herinneringen
Episodisch geheugen (episodic)
Iedere herinnering van een specifieke gebeurtenis of ervaring waar jij bij was, is een
episodische herinnering, zoals wat je gisteren gegeten hebt, wat je deze zomer gedaan
hebt enz.
Semantisch geheugen (semantic)
Semantische herinneringen refereren naar algemene kennis over de wereld, zoals dat 12
een dozijn vormt of wie de huidige president is. Je hebt hier geen kennis van eigen
ervaringen voor nodig.
Motorisch/procedureel geheugen/kennis (procedural)
Kennis over hoe dingen moeten, zoals fietsen, een kaart opvouwen of schrijven, behoren
tot het motorische geheugen. Dit zijn vaak dingen die moeilijk te omschrijven zijn,
waardoor ze vaak liever worden laten zien.
Vele activiteiten maken gebruik van alle types van geheugen. Denk aan tennis. Je moet de
algemene regels kennen, je herinneren wie het laatst geserveerd heeft en weten hoe je je racket
op de juiste manier moet gebruiken.
, Het ophalen van deze typen herinneringen kan expres (expliciete herinnering) of onopzettelijk
(impliciete herinnering) gaan. Door impliciete herinneringen gaan dingen die je de tweede keer
doet sneller. Deze vooruitgang, die ook wel priming wordt genoemd, gaat automatisch zonder
bewuste moeite. Dit kan zelfs voorkomen bij herinneringen die je je niet eens meer bewust
herinnert.
Modellen van herinneringen
Waarom herinneren we sommige dingen voor altijd en maken andere dingen weinig indruk? Er
zijn vijf modellen gecreëerd waardoor we dat beter kunnen begrijpen.
Niveaus van verwerking (level of processing)
Het niveaus-van-verwerking model zegt dat geheugen afhangt van de mate waarin je
informatie codeert en verwerkt als je er voor het eerst mee in aanraking komt. Als je
bijvoorbeeld een telefoonnummer hoort, maar je het nergens op kan schrijven, ga je het
waarschijnlijk eindeloos herhalen totdat je een pen vindt. Deze herhaling wordt
onderhoud herhaling (mainenance rehearsal) genoemd. Dit kan handig zijn voor het
tijdelijk onthouden van informatie. Als je iets voor langer wil onthouden kan je beter de
elaboratieve herhaling gebruiken. Hierbij combineer je nieuwe informatie met kennis die
je al bezit. Vele studies hebben bewezen dat dit goed werkt, omdat je dan de informatie
dan dieper verwerkt.
Transfer-geschikte verwerking (transfer-appropriate processing)
Een andere factor die je geheugen beïnvloedt is het transfer-geschikte verwerking model.
Dit model gaat erover dat er een match moet zijn tussen de manier waarop je informatie
wil ophalen en de manier hoe het oorspronkelijk gecodeerd is. Zo is er een experiment
gedaan waarvan tegen de helft van de studenten werd gezegd dat het een meerkeuze
toets was en tegen de andere helft is gezegd dat het een essay was, wat ook
daadwerkelijk het geval was. De studenten die een meerkeuze toets verwachtten,
hadden het veel moeilijker dan de studenten die al wisten dat het een essay zou worden.
Neurologische netwerk verwerking (neural network processing)
Dit type model zegt dat nieuwe ervaringen niet voor specifieke feiten zorgen en later
weer een voor een opgehaald kunnen worden. Je koppelt de nieuwe feitjes aan kennis
die je al bezit, waardoor er associaties ontstaan. Als je later dezelfde situatie weer
ervaart, koppel je weer nieuwe informatie aan kennis die je nog wist van de vorige keer,
waardoor ook hier een samenhang tussen ontstaat en je uiteindelijk het grote geheel
gaat kunnen zien.
Meerdere geheugensystemen (multiple memory systems)
Het meerdere geheugensystemen model zegt dat het brein meerdere, gescheiden
geheugensystemen heeft, die allemaal in een ander gebied liggen en net weer een ander
doel hebben. Bewijs hiervoor is dat bij bijvoorbeeld hersenschade of drugs overdosis
slechts een deel van de geheugenprocessen niet meer werken, maar een deel ook nog
wel.
Informatie verwerking (information processing)
Dit is het oudste, maar meest toegankelijke model die er bestaat. Dit model zegt dat, om
informatie echt goed op te kunnen slaan, het langs drie levels van mentale processen
moet: het zintuiggeheugen, het korte termijn geheugen en het lange termijngeheugen