Arresten straf- en strafprocesrecht
C&V
Grenswisselkantoor arrest (voorbereiding)
Rechtsregel: Er is sprake van een begin van uitvoering indien de gedragingen
naar haar uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn
gericht op de voltooiing van het misdrijf.
Voor een grenswisselkantoor staat een auto te wachten met draaiende motor met daarin twee mannen. In de
auto bevinden zich wapens, handboeien en andere verdachte materialen. De mannen dragen dubbele kleding
en pruiken. Een werknemer van het grenswisselkantoor die op dat moment naar binnen wil gaan vertrouwt de
situatie niet en belt de politie. Na een achtervolging worden de verdachten aangehouden. Zij worden vervolgd
op grond van poging tot afdreiging (artikel 317 jo. 45 Sr). De rechter‐commissaris wijst inbewaringstelling op
grond van deze vervolging echter af omdat hij geen strafbare poging aanwezig acht. De officier van justitie gaat
tegen deze beslissing in beroep bij de rechtbank.
Rechtsvraag: Heeft het voornemen van de verdachten om een misdrijf te plegen zich door een begin van
uitvoering geopenbaard?
De rechtbank stelde dat er geen sprake was van een begin van uitvoering omdat de verdachten nog in hun auto
zaten en ze geen enkele actie ter uitvoering van het misdrijf hadden ondernomen. De officier van justitie heeft
aangevoerd dat de auto vaker aanwezig was voor het grenswisselkantoor en dat hierdoor een dreiging uitging
naar de bankmedewerker. De rechtbank vindt dat die dreiging niet automatisch aan de verdachten toe te
rekenen is, omdat zo een dreiging ook zou kunnen ontstaan als andere auto’s om onschuldige redenen
meerdere malen in de omgeving van de bank zouden hebben stil gestaan.
De Hoge Raad stelt dat er niet gesproken kan worden van een begin van uitvoering indien iemand zich naar een
grenswisselkantoor begeeft met het voornemen daar een misdrijf te plegen, maar de auto nog niet verlaten
heeft of nog geen andere gedraging heeft verricht die moet worden beschouwd als te zijn gericht op de
voltooiing van dat voorgenomen misdrijf.
Uitzendbureau Cito arrest (poging)
Rechtsregel: Er is sprake van een begin van uitvoering indien de gedragingen
naar haar uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn
gericht op de voltooiing van het misdrijf.
Twee mannen, die er door bromfietshelmen en sjaals onherkenbaar uitzagen, zaten te wachten tot een
geldwagen geld bij Uitzendbureau Cito had afgegeven om het uitzendbureau vervolgens te kunnen overvallen.
Nadat de geldwagen het geld had afgegeven, liepen de mannen, met schietklaar pistool en lege weekendtas,
naar het uitzendbureau en belden zij aan. Zij werden echter vrijwel meteen door de gewaarschuwde politie
aangehouden. De mannen werden vervolgd voor poging tot overval. Zij verweerden zich echter door te stellen
dat er slechts sprake was geweest van een voorbereiding, wat destijds nog niet strafbaar was gesteld.
Rechtsvraag: Was er in casu sprake van een begin van uitvoering of slechts van een voorbereidingshandeling?
De rechtbank en het hof oordelen beide dat er sprake was van een begin van uitvoering en veroordelen de
verdachten. De Hoge Raad stelde dat er sprake is van een begin van uitvoering indien de gedragingen naar
haar uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf.
Indien men onherkenbaar met een lege weekendtas en een schietklaar pistool bij een uitzendbureau aanbelt,
dient dit, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm, te worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van
het misdrijf. De Hoge Raad oordeelde dus, net als de rechtbank en het hof, dat er sprake was van een begin van
uitvoering.
Melk en water arrest (schulduitsluitingsgrond AVAS)
In dit arrest introduceerde de Hoge Raad een nieuwe schulduitsluitingsgrond,
namelijk ‘afwezigheid van alle schuld’. Bij avas, dient een verdachte niet te
worden veroordeeld. Het is een buitenwettelijke schulduitsluitingsgrond. Niets
dwingt ertoe dat bij gebleken avas, niettemin strafbaarheid zou moeten worden
aangenomen.
Een knecht in Amsterdam verkocht melk voor een boer in de stad. De knecht wist niet dat de melk die hij
verkocht, vermengd was met water. Melk met water vermengen was strafbaar gesteld in de Algemene Politie
Verordening. De delictsomschrijving van art. 303 APV Amsterdam luidde als volgt: “Het is verboden melk af te
leveren onder de benaming melk/volle melk, indien daaraan iets is toegevoegd of onttrokken.”
,De knecht kon zich niet beroepen op een rechtvaardigingsgrond of schulduitsluitingsgrond. Eigenlijk doet dat er
niet toe. De knecht stond namelijk niet terecht. Het ging om de boer. De boer stond terecht voor het doen
plegen van uitventen van melk. Voor doen plegen is het noodzakelijk dat de materiële dader zelf niet strafbaar
is. De knecht was in dit geval wel strafbaar, dus kon de boer niet worden veroordeeld voor het ten laste gelede
feit.
De Hoge Raad besloot dat het bestraffen van een persoon alleen is toegestaan als zijn gedrag verwijtbaar is.
Aangezien de knecht helemaal niet wist dat de melk verdund was, viel dit delict hem ook niet te verwijten.
Omdat hij in geen enkele strafuitsluitingsgrond paste, riep de Hoge Raad avas in het leven. Op deze manier was
de knecht toch niet strafbaar en kon de boer alsnog worden berecht voor het doen plegen van het uitventen van
melk.
Damrak arrest (rechtmatig bewijs)
Is bewijsmateriaal rechtmatig verkregen? Is er sprake van een redelijk
vermoeden van artikel 27. WvSv? Gezien ervaring agenten betreffende
drugdeals is er sprake van een redelijk vermoeden schuld zoals artikel 27 Sv
mochten uitgaan. Het bewijs is dus rechtmatig verkregen.
Ruimte arrest (redelijk vermoeden ernstige bezwaren)
Het gaat over het onderzoeken aan lichaam en kleren van een verdachte, in deze
zaak Jacobus de B. De politie vond dat er voldoende bewijs was om de verdachte
te onderzoeken en fouilleren aan de kleren en het lichaam. Het was de leiding
van de politie namelijk bekend, dat in het jongerencentrum ‘Ruimte’ in
Rotterdam, er op grote schaal verdovende middelen werden gebruikt en
verhandeld. Daarnaast heeft verdachte aangewezen als zijnde een der genen die
verdovende middelen in zijn bezit had. Deze twee voorwaarden samen waren
voldoende ernstige bezwaren om te onderzoeken aan de kleding en het lichaam
volgens de politie. Hoofdagent Rijk verklaarde de verdachte aan te houden op
aanwijzing van een collega. Hij werd aangewezen als een van de personen die
nog niet was gefouilleerd. Voor een redelijk vermoeden van de hoofdagent Rijk,
moet een redelijk vermoeden zijn dat de verdachte een of meer bepalingen van
de Opiumwet had overtreden. Dit vermoeden is echter onwaarschijnlijk. De
hoofdagent Rijk verklaarde namelijk de verdachte niet te kennen en nooit van
hem gehoord te hebben. Hij gaat in beroep bij het Hof. De raadsman van de
verdachte voert als verdediging aan dat er niet voldoende ernstige bezwaren
waren om zijn cliënt te onderzoeken aan de kleding en het lichaam. Het Hof
oordeelt dat de rechtbank gelijkheid en dat er inderdaad voldoende ernstige
bezwaren waren om de verdachte te onderzoeken. Vervolgens gaan ze in
cassatie, de raadsman en zijn verdachte vinden namelijk dat het Hof
onvoldoende heeft omschreven waaruit de ernstige bezwaren tegen de verdachte
bestonden. Hoge Raad oordeelt naar voordeel van het Hof.
Cocaïne in koekjes arrest
Pak koekjes in een tas. Blijkt cocaïne in te zitten. Dit pak koekjes woog 2 kilo.
Normaal persoon had moeten weten dat een normaal pak koekjes geen 2 kilo
woog.
Nemo Tenetur-beginsel (kennisclip)
Straatsburgse rechtspraak is er een meewerkplicht?
Funke t. Frankrijk (EHRM 25 februari 1993)
Funke is een vertegenwoordiger die in Frankrijk woonde met de Duitse nationaliteit en werd verdacht van
overtreding van financiële transacties met het buitenland en hem werd gevraagd om bankafschriften en
buitenlandse rekeningen te overleggen. Hij kreeg een boete en dwangsom voor iedere dag dat hij dit niet
leverde.
Funke klaagde dat hij d.m.v. een strafrechtelijke procedure werd gedwongen om
zichzelf te belasten. Het Straatsburgse Hof is het met hem eens en constateert
een schending van art. 6 EVRM. Straatsburg spreekt hier van schending van
, zwijgrecht en NTB. Gevolg van deze uitspraak: onduidelijkheid over de reikwijdte
van het NTB ogv art 6 EVRM.
Saunders t. Verenigd Koninkrijk (EHRM 17 december 1996)
Saunders, directeur van Guinness, werd verdacht van beursfraude en koersmanipulatie. Hij wordt als getuige
gehoord in een administratief onderzoek naar die fraude en heeft daarbij een spreekplicht. De verklaringen die
hij onder dwang aflegt komen bij het OM. Uiteindelijk wordt Saunders strafrechtelijk vervolgd en zijn
getuigenverklaringen worden als bewijs gebruikt. Saunders wordt uiteindelijk veroordeeld voor 12/15
aanklachten en het Straatsburgse hof benadrukt het belang van het verbod op …., maar ook een belangrijke
beperking.
Dat recht ziet op d.m.v. dwang verkregen materiaal dat afhankelijk van de wil van
de verdachte bestaat.
Wilsafhankelijk: verklaringen zijn te beïnvloeden, want je bent erbij met
je hoofd. Maar materiaalonafhankelijk van de wil niet. DNA is bv niet meer
te beïnvloeden.
NTB betreft materiaal afhankelijk van de wil.
Verklaringen onder dwang: schending art. 6 EVRM.
Terugwerkende kracht NTB: fase voor criminal charge:
Rechtsvraag: Is Straatsburg in Saunders teruggekomen op arrest Funke? In Funke
ging het om wilsonafhankelijk materiaal (bankafschriften en buitenlandse
rekeningen) en toch werd er schendingvan art. 6 EVRM vastgesteld. Dus,
uiteindelijk…
J.B. t. Zwitserland (EHRM 3 mei 2001)
JB had de belasting ontdoken. Het gaat hierbij om materiaal dat van de wil
onafhankelijk is. JB zegt dat er sprake is van schending van art. 6 EVRM, omdat
hij werd gedwongen tot afgifte van documenten die hem konden belasten (fishing
expedition). Toch werd er een schending vastgesteld, want de overheid vraagt
volgens Straatsburg om informatie waarvan ze het bestaan niet kent. Is dit dan
de verklaring van de uitspraak in de zaak tegen Funke?
Dus verkrijgen van materiaal van de wil onafhankelijk is in beginsel
toegestaan, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden zoals bv
fishing expedition (je vraagt om informatie die mogelijk relevant is, maar
waarvan je niet zeker weet of het bestaat).
Hoofdregel: NTB beperkt tot het zwijgrecht. Materiaal van de wil
afhankelijk en materiaal van de wil onafhankelijk voor zover sprake is van
fishing expedition of vragen naar materiaal waarvan t bestaan onzeker is.
Dus het NTB is ook van toepassing bij bewijs dat wel onafhankelijk van
de wil bestaat, maar niet onafhankelijk van de wil kan worden verkregen!
Jalloh t. Duitsland (EHRM 11 juli 2006)
Jalloh werd verdacht van handel in drugs. Vermoedelijk drugs ingeslikt en wordt
naar ziekenhuis gebracht en vastgehouden door vijf personen. Er wordt een
braakmiddel via zijn neus ingebracht en hij braakt 0,2 gram cocaïne op.
Werkwijze was in Duitsland toegestaan, maar niet geheel ongevaarlijk want het
had twee keer eerder tot de dood geleidt. Er is sprake van schending van art. 3.
EVRM. Het gaat om een vernederende en onmenselijke behandeling.
Is het NTB geschonden?
o Saunders arrest: geen schending, want het gaat om materiaal dat
niet van de wil afhankelijk is (cocaïne).
o Straatsburg kijkt niet naar Saunders en zegt:
Het gaat om echt bewijs in tegenstelling tot bewijs dat nog
forensisch geanalyseerd moet worden (bv. Bloed).
Jalloh heeft zodanige mate van dwang moeten ondergaan dat
er niet meer gesproken kan worden van passief dulden van