H10 Persoonlijkheid: theorieën van de gehele
persoon
Persoonlijkheid: de psychologische kenmerken die een zekere continuïteit
verlenen aan het gedrag van een individu in verschillende situaties en op
verschillende momenten.
Door welke krachten wordt de persoonlijkheid gevormd?
Persoonlijkheid door biologie en evolutie, ontwikkeling, nurture, sociale
netwerken en cultuur.
Persoon-situatiecontroverse: een theoretische discussie over de relatieve
invloed van persoonlijkheidskenmerken en kenmerken van de omgeving
op gedrag.
Karaktertrek: stabiel persoonlijkheidskenmerk waarvan men aanneemt dat
het zich in het individu bevindt en dat in verschillende omstandigheden
een leidraad vormt voor zijn of haar gedachten en handelingen.
- Humeurig, opgewekt, enthousiast, vriendelijk en slim.
Persoonlijkheidsproces: de interne werking van de persoonlijkheid; omvat
motivatie, emotie, perceptie en leren, en daarnaast ook onbewuste
processen.
David Pinto kwam met een theorie om verschillen tussen mensen uit
verschillende culturen te begrijpen:
➢ F-cultuur: fijnmazige cultuur; volle gedetailleerde en strakke
structuur van omgangscodes en communicatieregels tussen
mensen. Er is weinig ruimte voor eigen interpretatie en afwijkend
gedrag.
- Marokko, Turkije, China, Somalië en Vietnam
➢ G-cultuur: grofmazige cultuur; een ruimer, losser en globaler stelsel
van regels en codes. Elk individu is vrij om algemene regels te
vertalen naar eigen, individuele situaties.
- VS, Duitsland, Frankrijk, België en Scandinavische landen
Uit welke blijvende patronen of disposities bestaat onze
persoonlijkheid?
Dispositie: een psychische of fysieke kwaliteit of eigenschap van een
persoon.
Dispositionele theorieën: een verzamelnaam voor benaderingen van de
persoonlijkheid op basis van temperament, karaktertrekken en
persoonlijkheidstypen.
, Temperament: de biologische bepaalde persoonlijkheidsdisposities die al in
de vroege jeugd waarneembaar zijn en die de snelheid en intensiteit van
emotionele reacties en overheersende stemming van een individu bepalen.
De Griekse arts Hippocrates dacht dat ons temperament werd bepaald
door 4 humores (lichaamssappen), namelijk:
1. Bloed -> hart -> optimistisch
2. Cholè (gele gal) -> lever -> cholerisch (ontvlambaar)
3. Melancholè (zwarte gal) -> milt -> melancholisch (depressief)
4. Flegma (slijm) -> hersenen -> flegmatisch (traag)
Temperament is dus datgene waarmee je geboren wordt. Karaktertrekken
rusten op temperament maar ontwikkelen zich later door ervaringen en
door psychologische processen.
Vijf-factorentheorie: een perspectief op karaktertrekken dat aangeeft dat
persoonlijkheid is samengesteld uit vijf fundamentele
persoonlijkheidsdimensies (Big Five).
1. Open-nieuwsgierig - gesloten-ongeïnteresseerd (openness tot
experience)
2. Betrouwbaar-georganiseerd - onbetrouwbaar-chaotisch
(conscientiousness)
3. Dominant-extravert - ondergeschikt-introvert (extraversion)
4. Warm-vertrouwend – koel-achterdochtig (agreeableness)
5. Gelijkmatig-zelfverzekerd – nerveus-temperamentvol (neuroticism)
OCEAN = Open, Consciëntieus (zorgvuldig), Extravert, Aangenaam,
Neurotisch
MMPI-2:veelgebruikt instrument voor het in kaart brengen van de
persoonlijkheid. Geeft aan hoe hoog een individu scoort op tien
belangrijke klinische trekken (Minnesota Multiphasic Personality
Inventory). Deze score is empirisch. Dat wil zeggen op basis van
wetenschappelijke gegevens.
Betrouwbaarheid: kenmerk van een psychologische test die de mate
aangeeft waarin de meetresultaten een afspiegeling zijn van de te meten
variabelen en vrij zijn van de invloed van toevallige factoren.
➢ Zelfde resultaat als je de test nog een keer doet.
Validiteit: mate waarin een psychologische test meet wat hij geacht wordt
te meten.
Op welke manier helpen mentale processen bij het vormen van
onze persoonlijkheid?
Psychodynamische persoonlijkheidstheorie: een groep theorieën waarvan
Freud de grondlegger was. Deze theorieën richten onze aandacht op
motivatie en op de invloed van de vroege jeugd op onze geestelijke
gezondheid.