Samenvatting hoofdstuk 18: Neuropsychologie
Neuropsychologie en het ontstaan ervan
De hersenen bestaan uit twee hersenhelften die worden verbonden door de corpus callosum.
Neuropsychologie is een deelgebied binnen de psychologie waarbij de relatie tussen
hersenprocessen, gedrag en psychologisch functioneren wordt onderzocht. Er wordt gekeken
naar hoe (verstoringen in) hersensystemen menselijke vaardigheden beïnvloeden, zoals
cognitieve functies (taal, geheugen, aandacht, wiskunde etc.), motorische functies (lopen,
tekenen, etc.), emotionele functies (emoties uiten en begrijpen) en sociale functies (interacties
met anderen).
Specifieke psychologische functies worden gereguleerd door specifieke hersengebieden
(lokalisatie van functie).
Neuropsychologie gaat uit van twee aannames:
Ingewikkelde mentale taken, zoals denken en beslissingen maken, bestaan uit
verschillende subtaken die apart kunnen worden getest en onderzocht (voor nieuwe
herinnering moet je wakker zijn, heb je aandacht nodig, moet je voelen, moet je
interpreteren enz.). Iedere subtaak kan misgaan, waardoor de hele taak niet meer lukt
Psychologische processen worden gecontroleerd door verschillende hersengebieden of
bij combinaties hiervan.
Experimentele neuropsychologie gaat over onderzoek doen naar hoe de hersenen complexe
mentale activiteiten controleren. Het doel is om kennis over de hersenen te verspreiden.
Klinische neuropsychologie gaat over het identificeren van problemen bij mensen aan de hand
van deze kennis. Die kennis biedt namelijk ook normscores, waardoor snel gekeken kan worden
of resultaten voor testen afwijken bij iemand of niet.
Vanaf 1800 werd gefilosofeerd over de hersenen. Toen dachten ze dat het een normaal orgaan
was die op zichzelf functioneerde. Frans Gall was de eerste die zei dat verschillende
hersengebieden verschillende cognitieve aspecten reguleerden. Een andere, foute, gedachte van
hem was dat hersengebieden groter werden als je ze vaker gebruikte. Je zou ze zelfs kunnen
voelen bij je schedel. Dit idee wordt frenologie genoemd en het was erg populair, omdat je
eenvoudig iemands persoonlijkheid kon meten.
Paul Broca was arts en behandelde een man die een beroerte kreeg(stroke, herseninfarct). Vlak
voor hij doodging, sprak hij moeilijk, maar kon hij taal wel begrijpen. Broca besloot zijn hersenen
te onderzoeken na zijn dood en hij vond hersenschade (laesie). Nadat hij dit vond bij meerdere
mensen met hetzelfde probleem, concludeerde hij dat dat hersengebied waarschijnlijk iets te
maken had met taal. Dit bevestigde ook, op een wetenschappelijke manier in tegenstelling tot
Gall, de hypothese over lokalisatie van functie.
Inmiddels zijn we erachter dat de hersenen onderverdeeld zijn in modules, hersengebieden, die
allemaal unieke informatie verwerken. Ook weten we dat deze modules samenwerken om een
taak te voltooien (alsof ze allemaal puzzelstukjes geven om de puzzel te voltooien). Het vormt
een netwerk. Voor een taak kunnen daardoor verschillende modules nodig zijn, maar de
combinatie hiervan is uniek voor elke taak.
Hier zijn we onder andere achter gekomen door de studie van Broca voort te zetten, laesie
analyse. Hierbij wordt onderzocht welke modules welke rol spelen door naar hersenschade te