KRONIEK MODERNISERING VAN HET WETBOEK VAN STRAFVORDERING:
- van oudsher is het doel van het strafprocesrecht:
- toepassen van het materiële strafrecht op de werkelijk schuldigen
- niet-schuldigen daarmee zo min mogelijk te belasten.
- nieuwe doel is nog steeds dit tweeledige streven, maar zijn nevendoelen aan
toegevoegd:
- het eerbiedigen van de rechten en vrijheden van de verdachte. (bijv.
verklaringsvrijheid en recht op rechtsbijstand)
- Ook de rechten en vrijheden van anderen behoren te worden eerbiedigd →
bijv. de emancipatie van het slachtoffer als bel. procesdeelnemer, maar ook
getuigen en deskundigen.
- de gedachte van de modernisering is: dat het strafproces méér omvat dan de juiste
toepassing van het materiële strafrecht en een maatschappelijke acceptatie van de
strafrechtspleging moet waarborgen.
- relatieve zelfstandigheid van het strafprocesrecht → Het strafprocesrecht belichaamt
ook ‘eigen, niet tot het materiële recht herleidbare, daarmee soms zelfs strijdige
doeleinden.
- echter zegt de auteur van het artikel dat het strafprocesrecht nooit op zichzelf
kan staan, want strafprocesrecht is dienend recht en bestaat bij de gratie van
het materiële strafrecht.
→ Zonder (beweerdelijk) strafbaar feit, immers geen strafvorderlijke (re)actie
daarop en geen ‘slachtoffers’ en ‘daders’ daarvan
- de drijfveren van het strafprocesrecht zijn hoe dan ook altijd nog terug te leiden tot
(de doelen van) het materiële strafrecht.
- het doel van de modernisering is om ‘te komen tot een toekomstbestendig, voor
professionals en burgers toegankelijk en in de praktijk werkbaar wetboek dat voorziet
in een evenwichtig stelsel van rechtswaarborgen’.
- boek 1 → algemene bepalingen, hoofdlijnen van de strafvordering
- 3 beginselen die voor de gehele strafvordering:
- recht op een eerlijk proces binnen een redelijke termijn
- onschuldpresumptie
- recht doen aan de belangen van het slachtoffer
- in boek 2 staan ook nog algemene beginselen:
- verbod van detournement de pouvoir
- beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit
- instigatieverbod (uitlokkingsverbod)
- bepaalde beginselen missen dus: het vertrouwens- en het gelijkheidsbeginsel
- de wetgever doet dit bewust: Hij wenst alleen de elementaire en onomstreden
pijlers van de strafvordering in de wet vast te leggen. Deze 2 zijn te
onbepaald.
- Na de algemene beginselen in boek 1 komen aan de orde:
- enkele definities,
- regels voor de behandeling van een zaak door de strafrechter,
- (wie met) vervolging en opsporing (zijn belast),
- de verdachte en diens raadsman,
- het slachtoffer,
- de getuige, (NIEUW, PLEK IN WETBOEK ALS PROCESDEELNEMER)
(rechten, plichten en inhoudelijke regels omtrent het verhoor van de getuige)
, - de deskundige,
- processtukken,
- communicatie in strafzaken,
- de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen
- enkele algemene voorzieningen (zoals herstelrecht).
- Boek 2: opsporing
- 10 hoofdstukken
1. algemene bepalingen
2. de aangifte,
3. het verhoor door opsporingsambtenaren (van zowel verdachten als
getuigen),
4. deskundigenonderzoek (in opdracht van de officier van justitie),
5. bevoegdheden tot vrijheidsbeperking en vrijheidsbeneming,
6. bevoegdheden met betrekking tot het lichaam (ook na overlijden),
7. bevoegdheden met betrekking tot voorwerpen en gegevens,
8. heimelijke bevoegdheden,
9. het verkennend onderzoek
10. onderzoek door de rechter-commissaris. (= geen opsporing, want dat
moet onder OvJ, MAAR de onderzoekshandelingen van de
rechter-commissaris vinden doorgaans voorafgaan aan de
vervolging(sbeslissing) en het onderzoek ter terechtzitting en dus in
het vooronderzoek plaats.
‘beweging naar voren’ → zodat tijdens de berechting de zaak kan worden afgedaan zonder
dat veel onderzoek nog moet worden gedaan en zaken moeten worden aangehouden. Er
zou sprake moeten zijn van ‘panklare dossiers’, met minder getuigenverhoren ter zitting en
een daling van het aantal aanhoudingen voor nader onderzoek tot gevolg. De nadruk zou
(nog meer) op het vooronderzoek komen te liggen.
voorwaarden:
- bij de kabinetten rechter-commissaris komt voldoende capaciteit
- de verdachte beschikt over adequate rechtsbijstand
- de verdediging krijgt op tijd de stukken
De rechter-commissaris mag – anders dan nu – ook nadat de officier van justitie de
procesinleiding heeft ingediend bij de rechtbank nog nader onderzoek doen, maar hij
behoeft daarvoor in veel gevallen wel de instemming van de voorzitter
De voorzitter kan ook zelf ter voorbereiding van de terechtzitting overleg voeren met de
officier van justitie en de verdachte
De Raad van State stelt terecht dat het uiteindelijk aankomt op de praktijk en dat het
aangewezen is ervoor te zorgen dat met voorlopige hechtenis (=voorarrest) daadwerkelijk
terughoudender wordt omgegaan.
nieuwe schadevergoedingsregeling in Boek 6: Ongeacht de uitkomst van de zaak wordt een
vergoeding van schade ook mogelijk ‘indien en voor zover de ondergane vrijheidsbeneming
(…) de duur van de opgelegde straf overschrijdt’ Kan ervoor zorgen dat er terughoudender
wordt omgegaan met het opleggen van voorlopige hechtenis.
, - onterecht voorarrest kost daarnaast veel geld, dus kan wellicht ook vanuit financieel
oogpunt minder worden opgelegd.
SPR Hoofdstuk 1: Inleiding Strafprocesrecht
Strafprocesrecht onderscheidt zich van het materiële strafrecht, doordat het niet ingaat op
het soort strafbare feit en de daarbij passende sanctie, maar op de manier waarop het
(materiële) strafrecht moet worden toegepast.
De kern van het strafprocesrecht is gericht op de totstandkoming van de rechterlijke
beslissing. → want cruciaal is de bevoegdheid om te (ver)oordelen (door de onafhankelijke
rechter).
Tweeledig hoofddoel: VERZEKEREN VAN EEN JUISTE TOEPASSING VAN HET
ABSTRACTE MATERIËLE STRAFRECHT:
- bewerkstelligen dat overtreders van de strafwet worden gestraft.
- het voorkomen van de bestraffing van onschuldigen. (waarborgkarakter, bijv. recht
van de verdachte om zich te verdedigen, verkleint de kans op onjuiste beslissingen)
Als twijfel bestaat over schuld of onschuld van de verdachte, is de vraag welk subdoel het
zwaarst moet wegen.
→ realiseren van het ene doel gaat onherroepelijk ten koste van het andere doel. Is bij de
bijkomende doelen ook vaak het geval. Er moeten dus keuzes worden gemaakt.
keuzeafwegingen:
- financiën → afweging maken tussen doelen en middelen, de beschikbare financiële
middelen zijn namelijk niet onbeperkt.
- hoe zwaarder de straf die de verdachte boven het hoofd hangt, des te grondiger het
onderzoek naar de waarheid en hoe zorgvuldiger het besluitvormingsproces dient te
zijn.
- hoe ernstiger het vermoedelijk gepleegde delict, des te ingrijpender de
onderzoeksbevoegdheden kunnen zijn die aan politie en justitie worden toegekend.
- alle doelen van de strafvordering dienen te worden gerealiseerd, zo heeft de
verdachte onder alle omstandigheden recht op een eerlijk proces en dus mag zijn
zwijgrecht niet worden opgeofferd in het belang van waarheidsvinding.
in dubio pro reo-beginsel = de verdachte krijgt het voordeel van de twijfel.
→ laat zien dat het 2de subdoel zwaarder weegt.
De mogelijkheid van voorziening (als uit nieuwe feiten blijkt dat de rechter heeft gedwaald,
kan de veroordeling ongedaan gemaakt worden) vormt de wettelijke erkenning dat ons
strafproces geen absolute garantie biedt dat geen onschuldigen worden veroordeeld.
bijkomende doelen:
- eerbiediging van de rechten en vrijheden van de verdachte → voorkomen moet
worden dat de strafrechtelijke vervolging een disproportionele inbreuk maakt op de
vrijheid van de betrokken burger.
- bijv. zwijgrecht → respect voor de vrije positie van de burger brengt mee dat
hij niet gedwongen kan worden om bewijs tegen zichzelf te leveren.