Openbaar bestuur (Bovens)
Hoofdstukken: 1, 2, 3, 4, 5, 8, 9 en 10.
Hoofdstuk 1- De wereld van het openbaar bestuur
‘Openbaar bestuur’ = de verzameling van partijen binnen en buiten de overheid die zich
bezighouden met de inrichting en sturing van de samenleving.
1.1-De praktijk van het bestuur
Het Openbaar bestuur is een belangrijk en ingewikkeld onderwerp van studie. Het gaat om
beslissingen en activiteiten die het lot van veel mensen ingrijpend beïnvloeden. De effecten
van wat er gebeurt in het openbaar bestuur zijn heel groot voor ons. De vraagstukken voor
het openbaar bestuur zijn altijd erg complex, ze zijn beleidsmatig, organisatorisch, politiek,
ethisch juridisch en logistiek.
1.2- Het veelvormig bestuur
Het antwoord op de vraag ‘wat is het openbaar bestuur en wie maken er deel van uit?’ is
lastig te beantwoorden. Er moet rekening gehouden worden met een aantal problemen; de
variëteit aan organisaties, de verscheidenheid van activiteiten, de verschillende niveaus van
bestuur en de vage grenzen tussen ‘politiek’, ‘bestuur’ en ‘samenleving’.
De variëteit aan organisaties
o De wereld van het openbaar bestuur is een wereld van enorm veel
organisaties. Zowel de vuilnisophaler als de beleidsmedeweker zijn onderdeel
van het openbaar bestuur, maar hun dagelijkse werkzaamheden en
werkomgeving zijn sterk verschillend. ‘Het openbaar bestuur’ bestaat eigenlijk
niet, ze gat schuil achter vele gezichten en organisaties.
De verscheidenheid aan taken en activiteiten
o Er zijn enorm veel dingen die we in de loop van de tijd als een collectief goed
en publieke functie zijn gaan zien. We verwachten van de overheid dat zij erop
toeziet dat dit goed gaat. De achtergronden, aard en concrete vorm van
invloed lopen sterk uiteen. Het openbaar bestuur wil soms zaken stimuleren
of beschermen, andere verbieden en weer andere aan regels binden. Soms
werkt het openbaar bestuur preventief en soms reactief.
Verschillende niveaus van bestuur
o Lokaal (gemeenten), regionaal (veiligheidsregio’s, waterschappen), provinciaal
(de provincies), nationaal (regering en departementen), Europees (EU),
Internationaal (NAVO en VN).
o Is het zo dat het hoogste systeem ook de hoogste macht heeft?
o NL wordt vaak omschreven als een gedecentraliseerde eenheidsstaat; eenheid
suggereert uniform en gedecentraliseerd duidt er juist op dat gemeenten en
provincies een belangrijke stem hebben.
Vage grenzen
o Er zijn vage grenzen omtrent welke organisaties wel en niet bij het openbaar
bestuur horen.
o In dit boek ziet men het openbaar bestuur als geheel van organisaties en
activiteiten die gericht zijn op de besturing van de maatschappij. Hier horen
drie kernbegrippen bij;
, Besturing; het openbaar bestuur geeft sturing, zet de koers uit, maakt
beleid.
Beslissingen; worden ook in het openbaar bestuur genomen en
daarmee geven zij aan wat ze in de maatschappij willen
bewerkstelligen. ‘Openbaar’ heeft te maken met de reikweidte van de
beslissingen, ze hebben invloed op de gehele samenleving.
Bindende karakter; De naleving ervan kan worden afgedwongen, zelfs
met geweld. De overheid heeft een monopolie op geweld, alleen zij
mogen iets met harde hand afdwingen.
o Overheidsorganisaties bestaan uit een politieke leiding en ambtenaren.
Politieke leiding zijn gezagsdragers die direct of indirect
verantwoording schuldig aan democratisch gekozen organen.
Ambtenaren zijn ondergeschikt aan de politieke leiding en voeren hun
beslissingen uit. Contact met de burgers gaat ook via de ambtenaren.
Maatschappelijke organisaties zijn organisaties vanuit de samenleving
die zich hebben georganiseerd om doelen te bereiken. Sommige
vervullen, in overleg met de overheid, overheidstaken en krijgen
daartoe budget. Voorbeeld; woningbouwcorporaties, dit zijn
verenigingen of stichtingen die ooit zijn opgericht om leden van
woningen te voorzien, maar zijn zich nu in aan het zetten voor
betaalbare woningen in het algemeen.
Organisaties die publieke taken vervullen worden het maatschappelijk
middenveld genoemd. Ze staan tussen de overheid en de bedrijven en
burgers in.
Of een organisatie publiek is hangt af van verschillende componenten.
Het hangt af van de rechtsvorm, financiering, doel, gezag en
verantwoording. In de praktijk loopt het door elkaar heen zoals NS en
woningbouwverenigingen. ‘All organisations are public’; in een
complexe maatschappij raakt het optreden van particuliere
organisaties ook aan publieke waarden en belangen.
Rechtsvorm: Overheidsorganisaties zijn publieke
rechtspersonen, particuliere organisaties zijn stichtingen,
verenigingen, NV’s of BV’s.
Financiering: Publieke organisaties krijgen hun geld uit pubieke
middelen (belastingen en subsidies), particuliere organisaties in
principe op basis van vrijwilligheid, contributies of donaties
vanuit de markt.
Doel: Publieke organisaties zijn gericht op publieke belangen,
particuliere organisaties op specifieke belangen van hun leden.
Gezag: Publieke organisaties hebben bevoegdheden en gezag,
particuliere organisaties moeten onderhandelen en afspraken
maken.
Verantwoording: Publieke organisaties moeten zich openbaar
verantwoorden aan bijvoorbeeld de Tweede Kamer. Particuliere
organisaties doen dit achter gesloten deuren in bijvoorbeeld
een Algemene Leden Vergadering.
,De wereld van het openbaar bestuur: enkele kernbegrippen
Politiek: Het politieke systeem in enge in: kiezers, volksvertegenwoordigers en
gezagsdragers met politieke verantwoordelijkheid
Ambtelijk apparaat: de aan politieke gezagsdragers ondergeschikte organisaties en
functionarissen zoals ministeries, provinciale en gemeentelijke diensten en de
daaraan verbonden ambtenaren.
Overheid: Politieke gezagsdragers + ambtelijk apparaat
Semioverheid: Niet rechtstreeks aan politieke gezagsdragers ondergeschikte publieke
organisaties en functionarissen, zoals overheidsbedrijven, zelfstandige
bestuursorganen, publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties, adviesorganen en hun
personeel.
Openbaar bestuur: Overheid + semioverheid
Maatschappelijk middenveld: Particuliere organisaties met en zonder publieke taken,
maar zonder winstoogmerk zoals politieke partijen, bonden, verenigingen en
stichtingen.
Publieke sector: Openbaar bestuur + particuliere organisaties met publieke taken.
Bedrijfsleven: Particuliere organisaties met winstoogmerk.
1.3- Het ambivalente bestuur
Wanneer is het openbaar bestuur succesvol in de aanpak van maatschappelijke problemen?
Democratie: responsief bestuur. Bestuurders regeren in naam van het volk, er moet
volkssoevereiniteit zijn, zij moeten invloed kunnen hebben. Ze zijn verantwoordelijk
voor hun beleid. Ze proberen hun beleid uit te voeren, want anders worden ze daar
op afgerekend. Burgers hebben indirecte invloed, kiezen zelf alleen partijen en geen
regering en er zijn geen bindende referenda in Nederland. Bestuurlijke instanties
moeten ook openstaan voor publieke initiatieven, besluitvorming moet doorzichtig
zijn. Initiatief moet gericht zijn op de voorfase van het besluitvormingsproces, hierop
moet de burger invloed hebben en de uiteindelijke besluiten worden dan door
volksvertegenwoordigers gekozen.
Rechtmatigheid: behoorlijk bestuur. Rechtmatigheid = overheidsoptreden op
wettelijke grondslag. De overheid moet de beginselen van behoorlijk bestuur in acht
nemen. De rechtsbescherming tegen de overheid is flink uitgebreid = Juridisering.
Juridisering is een toename van formele regels en formele vormen van
conflictbestrijding. Een belangrijke bron hiervoor is de EU.
, o Je kan een zaak aanspannen tegen de overheid en daarbij ook in hoger
beroep gaan bij een hogere rechter.
o De juridische eisen aan het openbaar bestuur zijn steeds hoger geworden. Er
is een reeks beginselen van behoorlijk bestuur die zijn neergelegd in de
Algemene wet bestuursrecht (Awb).
o Rechters worden steeds minder terughoudend om de overheid aan te pakken.
Doeltreffendheid en doelmatigheid: presterend bestuur.
o Doeltreffendheid = effectiviteit: In welke mate worden de vooraf
geformuleerde doelstellingen van het beleid ook daadwerkelijk behaald?
o Doelmatigheid = efficiency: Men kijkt of er wel zo min mogelijk middelen zijn
gebruikt om zo veel mogelijk te bereiken. Middelen zijn geld, deskundigheid,
tijd, energie, technische ondersteuning en persoonlijke contacten. De
doelmatigheidsoverwegingen zijn steeds belangrijker geworden, zeker nu de
kosten van de verzorgingsstaat sterk oplopen. Doelmatigheid is meer dan
kostenbesparing alleen, het heeft ook bestuurskundige kanten. Er zijn veelal
reorganisaties die moeten zorgen voor meer efficiency en effectiviteit.
o De algemene rekenkamer is een Hoog College van Staat dat zich speciaal
bezighoudt met de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid
van het optreden van de overheid. Haar doel is om te controleren of de
overheid geld uitgeeft en beleid uitvoert zoals de bedoeling was.
Integriteit: onkreukbaar bestuur. Bestuurders moeten beroepsethische normen
hebben. Dit betekent onkreukbaarheid. Ook zelfs de schijn mag niet ontstaan dat
bestuurders niet integer zouden zijn. Daarom is er veel aandacht voor
integriteitsbeleid en meldpunten, klachtenlijnen en vertrouwenspersonen.
Er zijn verschillende spanningsvelden tussen de 4 vereisten van openbaar bestuur.
Doelmatigheid vs Rechtmatigheid; Om alles doelmatig te laten verlopen kunnen
bezwaarschriften etc. in de weg zitten en zou je die liever negeren. Toch moet er
volgens de rechtmatigheid aandacht aan besteed worden.
Democratie vs Rechtmatigheid;
Kan een kruimeldief in ruil voor bewijsvoering tegen grote criminelen vrijgelaten
worden? De meerderheid van de bevolking is voor, maar mag het van de wel?
Democratie vs Doelmatigheid; Vaak is het doelmatigheid om overheidsdiensten te
privatiseren, maar wie ziet er dan op toe dat alles wordt nageleefd? Wie zorgt ervoor
dat iedereen overal gebruik van kan maken?
Integriteit vs Democratie. Veel uitvoeringsorganisaties verlenen diensten aan burgers,
maar hebben tegelijk een controlerende taak. Deze 2 taken staan op gespannen voet.
Als een bewindspersoon een oogje dichtknijpt bij grote belangen is hij niet integer en
handelt hij niet naar de democratisch gekozen wet en taak.
De kwaliteit en de legitimiteit van het openbaar bestuur zijn afhankelijk van de mate
waarin politici, bestuurders en ambtenaren erin slagen in deze spanningsvelden
overeind te blijven en hierin een evenwicht te vinden. Zij moeten aanvoelen welke
combinatie van waarden en normen in een bepaald tijdvak maatschappelijk
verantwoord wordt bevonden, politiek haalbaar is en juridisch niet op weerstanden
stuit.