2023/24
CONTRACTENRECHT VERDIEPT
HOORCOLLEGES, LITERATUUR EN JURISPRUDENTIE
MAUD VAN HAAREN
Radboud Universiteit
,Inhoudsopgave
College 1 – Autonomie, informatie & relativiteit (introductie) ........................................................................................ 2
Overige jurisprudentie ............................................................................................................................................................. 6
College 2 – Autonomie, informatie en relativiteit (reflectie) ........................................................................................... 8
College 3 – risico-allocatie (introductie) ...................................................................................................................... 15
Overige jurisprudentie ........................................................................................................................................................... 19
College 4 – Risico-allocatie & toerekeningsvragen in het contractenrecht (reflectie) ...................................................... 21
College 5 – Remedies (introductie) ............................................................................................................................. 29
Remedies na schending van Unierechtelijk contractenrecht ................................................................................................ 36
Overige jurisprudentie ........................................................................................................................................................... 34
College 6 – Remedies (reflectie) ................................................................................................................................. 40
College 7 – Balans, onbalans en ketenverantwoordelijkheid (introductie) ..................................................................... 49
Overige jurisprudentie ........................................................................................................................................................... 54
College 8 – Balans en onbalans (reflectie) ................................................................................................................... 55
1
,College 1 – Autonomie, informatie & relativiteit (introductie)
Kernpunten van het eerste blok: een ovk is bij uitstek het middel om deel te nemen aan het economisch
verkeer. De vrije markt, en daarmee de contractsvrijheid, is een ideaaltype. In de marktsamenleving heeft
het contractenrecht een faciliterende en begeleidende rol. Een ieder is vrij om zijn vermogensrechtelijke
rechtsverhoudingen in te richten naar eigen goeddunken. Die vrijheid betekent ook: trouw aan het gegeven
woord en de gewekte schijn. Aan sommige afspraken werkt het vermogensrecht echter niet mee. Het
rationele keuzemodel impliceert dat een contractspartij alle voor haar benodigde informatie bezit.
Contracten gelden slechts tussen de contractspartijen. Belangen van derden wegen slechts in bijzondere
gevallen mee.
Deelname aan het economische verkeer
Het ideaal is dat (1) marktpartijen autonoom en rationeel handelen (vrijheid om te kiezen), (2) partijen
elkaar altijd perfect verstaan, (3) alle voor hen relevante informatie bezitten, (4) transactiekosten
onbeduidend zijn en (5) geen externaliteiten bestaan. Dit is echter lang niet altijd het geval. In praktijk gaat
er regelmatig wat mis op alle voormelde gebieden, wat maakt dat het ideale model van de markt niet vaak
wordt behaald. Wel biedt het contractenrecht/vermogensrecht verschillende waarborgen, denk aan
informatieplichten.
Het contractenrecht heeft zowel een faciliterende als geleidende rol. In het vermogensrecht staan
dispositievrijheid en contractsvrijheid centraal. Het vermogensrecht faciliteert d.m.v. regelend recht (welke
regels ‘veilige havens’ zijn als uitgangspunt waar desgewenst van kan worden afgeweken), tenzij aangegeven
is dat iets dwingendrechtelijk is. Dwingend recht verschuift het accent van faciliteren naar geleiden van het
rechtsverkeer. Deze twee functies lopen door elkaar heen in het privaatrecht. Twee pijlers van het
vermogensrecht zijn eigendom en contractsvrijheid (en het concept van autonomie).
Zelfs als men alle overheidsbemoeienis wil vermijden, dan nog is contractenrecht noodzakelijk. Waarom zou
men anders aan zijn/haar verplichtingen voldoen? Daarnaast probeert het contractenrecht de markt een
handje te helpen en waar nodig te corrigeren. Bv. als geen minimumvereisten zouden bestaan voor waaraan
een gekocht product moet voldoen (het normale gebruik dat je als koper van een zaak mag verwachten),
zou de koper nooit weten waarvoor hij heeft getekend. De wetgever standaardiseert verwachtingen niet
alleen om de koper te beschermen, maar ook om ervoor te zorgen dat een goed functionerende markt
bestaat. De consument hoeft er niet over te onderhandelen dat hij een eetbaar brood wil hebben.
Autonomie – de individuele marktdeelnemer als beslisser
Autonomie wordt gedefinieerd als het fundamentele recht en de ultieme verantwoordelijkheid van
individuen om hun eigen lot te bepalen door hun handelen uit vrije wil. Het betekent dat het partijen
vrijstaat al dan niet een ovk te sluiten en zelf de inhoud van de ovk te bepalen. Autonomie betekent ook:
gebonden aan het eenmaal gegeven woord (pacta sunt servanda) en gebondenheid als vrije keuze van de
betrokkenen (contractsvrijheid). De wetgever vond deze uitgangspunten zo evident dat het niet werd
opgenomen in het BW. Wel zijn er genoeg aanwijzingen, zoals de vormvrijheid van ovk’s (art. 3:37 BW),
totstandkoming van ovk’s door wilsovereenstemming (art. 6:213 en 6:217 jo 3:33 BW) alsmede nakoming
(art. 3:296).
Het idee van vrije wil (autonomie) vertoont verwantschap met het ‘mensmodel’ van de rationele actor.
Opgemerkt dient te worden dat de autonomie van het bekwame individu niet per definitie vooropstaat. Het
uitgangspunt van individuele autonomie is ook ingebed in een sociaal-culturele context. Wanneer het recht
grenzen stelt aan de markt en de rol van individuele beslisser daarbinnen in het belang van diezelfde
2
, beslisser en zo nodig tegen de wil van die beslisser, spreekt men van paternalisme. Denk bv. aan
vermogensbescherming van minderjarigen tegen de gevolgen van het handelen onder invloed van hun
eigen beperkingen, het verbod van mensenhandel en de regulering van verslavende middelen/activiteiten.
Echter is niet al het dwingend recht paternalisme. Een scherpere omschrijving van paternalisme is ‘een
gedwongen ingreep in een beslissing van een persoon om te voorkomen dat deze zichzelf schade berokkent’.
De literatuur maakt verschillende onderverdelingen van paternalisme, zoals direct tegenover indirect en
zwak tegenover sterk. Zwak paternalisme is het meest voorkomende en kan worden omschreven als
‘drempels en duwtjes/nudges’. Duidelijk is dat paternalisme soms een goedbedoelde beleidsreactie is op
marktfalen of het falen van marktdeelnemers, maar er bestaat een zekere spanning tussen autonomie en
paternalisme.
Wilsvertrouwensleer
3:35 (je mag erop vertrouwen dat als iemand iets zegt hij dat ook heeft bedoeld en daarop
voortbouwen) → 3:11 (je moet je niet dommer voordoen dan je bent) → 6:2 (als je
onderhandelt moet je dat naar r&b doen en jezelf het belang van de ander aantrekken).
Een ovk komt tot stand wanneer partijen er gerechtvaardigd op mochten vertrouwen dat
wilsovereenstemming was bereikt. Een partij kan zelfs in die voorfase zodanig verworven raken met
belangen van de ander, dat diegene de ovk niet meer zomaar mag ontwijken. Je moet de vraag toetsen op
het moment van afbreken. In die overweging ligt besloten dat een precontractuele fase in het licht van de
wilsvertrouwensleer niet een rechte lijn naar een ovk hoeft te betekenen. Het is een langer durend proces
waarin vaak geen expliciete aanbod en aanvaarding gevonden kan worden.
De Haviltex-norm is van belang voor de totstandkoming van ovk en uitleg daarvan. De Bunde/Erckens-norm
is niet meer van belang sinds HR Telstar, waarin is besloten dat deze norm een kwestie van Haviltex is.
Wilsvertrouwensleer vs. ‘het papier’: een NVM-akte (koop van woningen, te kwalificeren als een bron van
contractenrecht!) heeft natuurlijk een andere waarde dan bv. een bilaterale verbintenis tussen partijen
onderling. Dit schept de verwachtingen op voorhand al. Partijen hoeven niet telkens individueel met elkaar
aan tafel om alle punten af te gaan; hiervoor bestaat een gestandaardiseerde oplossing. Papier is dan ook
wel degelijk belangrijk, ook tegen de achtergrond van de wilsvertrouwensleer.
Ingevolge HR 5 april 2013 (Lundiform/Mexx) kan de ‘meest voor de hand liggende taalkundige betekenis’
voorop worden gesteld. Een ‘entire agreement clause’ is op zichzelf geen uitlegbepaling. De clausule staat
evenwel niet zonder meer eraan in de weg dat voor de uitleg van de in de ovk vervatte bepalingen betekenis
wordt toegekend aan verklaringen die zijn afgelegd dan wel gedragingen die zijn verricht, in het stadium
voorafgaand aan het sluiten van de ovk.
HR 25 augustus 2023, ECLI:NL:2023:1131 gaat over de uitleg van een echtscheidingsconvenant, waarin
stond dat “bij uitvoering van de onderhavige ovk de letterlijke tekst van deze ovk prevaleert, in afwijking van het Haviltex-
criterium, boven evt. partijbedoelingen…”. Het Hof ziet dit als uitlegbepaling. Dit betekent dat i.b. de grammaticale
uitleg van de tekst voorop moet worden gesteld. De HR is het hiermee eens, maar dat betekent niet dat
Haviltex overboord zou moeten worden gegooid. Twee vragen moeten uit elkaar worden gehouden om dit
arrest goed te begrijpen:
1. Had het hof in deze uitlegmaatstaf aanleiding mogen zien om een ‘grammaticale of objectieve’
uitlegmaatstaf te hanteren? (Niet gesteld in procedure);
3