Begrippen Gender tentamen
Broze mannelijkheid (precarious manhood): theorie over mannelijkheid, waarbij deze als broos en
onbestendig wordt opgevat: moeilijk te bereiken en makkelijk te verliezen.
Cartesiaans dualisme: de fundamentele scheiding tussen lichaam en geest van Descartes. De
verhouding tussen geest en lichaam is zowel hiërarchisch (geest staat boven lichaam) als
gegenderd (de trancedente positie van de geest wordt gezien als mannelijk). Het cartesiaanse
dualisme klinkt door in een grote verscheidenheid aan gegenderde opposities in de westerse
cultuur: subject/object, rede/passie, denken/voelen, zelf/ander etc.
Cyberfeminisme: stroming binnen het feminisme die zowel de mogelijkheden als de keerzijden van
de nieuwe digitale technologieën kritisch op elkaar betrekt en analyseert.
Ecofeminisme: of ecologisch feminisme, sociale en politieke stroming die ecologisme en feminisme
met elkaar verbindt. Ontstaan uit actiegroepen van vrouwelijke vredes- en milieuactivisten,
veronderstellen een verband tussen de onderdrukking van vrouwen en de uitbuiting van de
aarde en onderzoeken raakvlakken tussen seksisme, de onderwerping van de natuur,
racisme, spiecisme en overige vormen van sociale onderdrukking.
Week 1: hoofdstuk 1, hoofdstuk 9
Gender: gender is de sociaal-culturele tegenhanger van ‘sekse’ en is werkzaam op drie niveaus:
persoonlijk, institutioneel en symbolisch. Volgens Simone de Beauvoir worden we niet als vrouw/man
geboren, maar tot vrouw/man gemaakt. In de maatschappij nemen we de rollen aan die sociaal
gewenst zijn van ons geslacht, en geven zo een soort ‘performance’ in het dagelijks leven, we ‘doen’
gender. Gender is echter niet de binaire tegenstelling mannelijk – vrouwelijk, maar ook wat ertussenin
zit.
Veel fenomenen zijn ‘gegenderd’: fenomenen zijn van zichzelf sekseneutraal, krijgen een mannelijke
of vrouwelijke connotatie, welke rol ze hierbij aannemen is tijd en plaats gebonden.
Het is belangrijk om het onderscheid te maken tussen sekse en gender, omdat dat eerste biologisch is
aangeboren, en het laatste is een sociale constructie die door de maatschappij is vormgegeven en
waar niet iedereen kan of wil aan voldoen.
De Ander: marginalisatie van een groep burgers. Hierbij wordt de Zelf gedefinieerd aan de hand van
het ‘anders zijn’ van de Ander. In een oriëntalistisch discours definieert het Westen zichzelf als
modern en progressief door de Ander te beschrijven als traditioneel en conservatief. De Zelf (man) is
altijd dominant en staat voor het actieve, het zijn, het rationele, en de Ander (vrouw) staat voor het
object, het passieve, het irrationele. De Zelf en de Ander zijn niet alleen niet wederkerig (is
normaalgesproken wel zo bij dualiteit) maar ook nog eens hiërarchisch geordend, waarbij de Zelf altijd
boven de Ander staat. De Zelf is altijd positief en neutraal, en de Ander is negatief.
Dit is van belang omdat het een verklaring biedt voor ongelijke man-vrouwverhoudingen. Omdat de
man zich steeds tot de dominante Zelf maakt, gaat dit ten koste van de vrouw, die de Ander wordt,
omdat maar één iemand de Zelf kan zijn, terwijl beiden hiernaar streven. De begrippen ‘Zelf’ en
‘Ander’ kunnen naast man-vrouwverhoudingen ook gebruikt worden voor het verklaren van andere
ongelijke verhoudingen in de samenleving, zoals zwart-wit, west-oost, westers-niet-westers.
Gelijkheidsdenken: streven uit de eerste feministische golf (rond 1900), waarbij vrouwen het
mannelijk domein toegankelijk wilden maken voor vrouwen en er gelijkheid zou ontstaan (betaalde
arbeid, kiesrecht etc.)
Dit is van belang omdat het de eerste stap naar gelijke man-vrouwverhoudingen was. Toentertijd was
er namelijk nog geen kiesrecht voor vrouwen en mochten zij niet werken, dus werden ze veroordeeld
tot het huisvrouwenbestaan. Een kritiekpunt hierop dat in de tweede feministische golf ontstond is dat
dit slechts een ‘papieren werkelijkheid’ was, en in de realiteit de gelijkheid nog ver te zoeken was en
binnen de privésfeer was de man nog steeds dominant. Daarnaast insinueerde het toegankelijk
maken van het mannelijke domein voor vrouwen dat het mannelijke domein niet hoefde te
veranderen, er hoefden alleen vrouwen aan toegevoegd worden).
, Verschildenken; streven uit de tweede feministische golf (1960 – 1980). De mannelijke
geconnoteerde term was nog steeds dominante (vrouwelijke president). Mannen en vrouwen zijn niet
gelijk, maar wel gelijkwaardig.
Constructiedenken:
Eerste feministische golf: circa 1860 – 1920, waarin vrouwen van over de hele wereld (ook in
koloniën en niet-westerse landen waren vrouwen actief) een plek in het openbare leven opeisten:
opleidingen voor vrouwen, betaalde arbeid, vrouwenkiesrecht, functies in wetenschap, kunst en
politiek. Met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kwam hier een einde aan: in Europa kozen
veel vrouwenbewegingen voor steun aan hun nationale regering.
Van belang omdat vrouwen zich bewust gingen worden van de dominante positie van mannen en hun
ondergeschikte positie, en hier een vuist tegen gingen maken.
Tweede feministische golf: circa 1965 – 1985, radicale feministen maakten duidelijk dat met een
plaats in de openbaarheid, de gelijkheid en vrijheid van vrouwen nog lang niet gerealiseerd
was. Zij gaven aan dat ongelijkheid en onderdrukking grotendeels gestalte kregen binnen de
privésfeer, vrouwen werden gemaakt tot de ‘tweede sekse’ met minder rechten, minder
mogelijkheden tot ontplooiing en minder seksuele vrijheid dan mannen. Zij namen radicale
stellingnamen in over het vrouwelijk lichaam, seksualiteit en relaties.
Derde feministische golf: vanaf begin jaren ’90, een voortzetting van de tweede feministische golf,
maar zonder het extreme politieke activisme. Niet te verwarren met ‘postfeminisme’, dat juist
een bekritisering van de tweede feministische golf impliceert. Het perspectief was
deconstructiedenken: wat zijn de man/vrouwnormen en hoe kunnen we dit deconstrueren en
wat zijn de alternatieven?
Disidentificatie: een identificatie tegen iets of iemand, terwijl tevens intieme gerichtheid op de andere
persoon is (je weet wel heel veel over bijvoorbeeld het werk van Simone de Beauvoir). Het is
geen weigering tot identificatie, maar een identificatie waartegen verweer komt. Men
accepteert dat uitspraken die door een bepaalde persoon op een bepaald punt als feministisch
werden gezien en heeft hier veel kennis over, maar kiest ervoor je niet te identificeren met die
persoon omdat het geen aansluiting heeft bij jouw standpunten. Het liefst ben je affirmatief
(eens) met de manier waarop vroegere feministen stelling hebben genomen.
Het belang hierbij is dat feminisme niet één essentie of doel heeft, en sommige vormen van
feminisme zijn niet feministischer dan anderen. Dit ontstaat bijvoorbeeld door niet-westers feminisme,
dat niet voldoet aan de maatstaven van wat hier feminisme is. Ook de generationele dimensie speelt
hierbij mee, wat vroeger feministisch was, wordt nu niet meer zo opgevat.
Hegemoniale mannelijkheid: op een bepaald moment cultureel geïdealiseerde vorm van
mannelijkheid, deze is niet overal en altijd hetzelfde, maar verschilt per cultuur. De vorm van
mannelijkheid die op die plaats en in die tijd het meest met autoriteit en sociale macht wordt
geassocieerd.
Dit is belangrijk omdat dit dus per tijd en per plaats kan verschillen. Zo wordt het rondlopen met een
cowboyhoed in Amerika als teken van echte mannelijkheid gezien en staat het voor de kracht van de
natie, maar wordt dat in Europa op hetzelfde moment niet met mannelijkheid en macht geassocieerd,
het is hier niet de ‘norm’ en wordt hieraan niet de meeste macht en prestige toegeschreven. Twee
westerse continenten, die veel gemeen hebben, hebben dus totaal verschillende ideeën over wat
mannelijk is en bijvoorbeeld ook hun politiek handelen (in Amerika’s opzicht handelen zij machtige en
mannelijk en is Europa’s onderhandelingspolitiek zwak en vrouwelijk, terwijl in Europa de stoere
spierballenpolitiek van de VS juist als overdreven gezien en wordt de Europese aanpak gewaardeerd.
Medeplichtige mannelijkheid:
Ondergeschikte mannelijkheid: heteroseksueel/homoseksueel