Eigenlijk is marketing de manier van positioneren. Bij positioneren zorg je ervoor dat de klant een
product een bepaalde plaats geeft. (Zoals water dorst lessend is, is energy drank voor energie, maar
het is allemaal drinken). Bij marketing kijk je naar:
- Het aantal consumenten, zij zijn de vragers en hebben verschillende soorten vraag.
- Initiële vraag: de eerste aanschaf van een goed
- Vervangingsvraag: een eerder gekocht product vervangen
- Additionele vraag: en extra exemplaar
- Uitbereidingsvraag: initiële - additionele vraag
- Soortvraag/primaire vraag: naar een product
- Merkvraag/secondaire vraag: naar een merk
- Het aantal aanbieders, dit zijn je concurrenten
- De totale afzet op de markt
De behoefte van de consument
De oorspronkelijke vraag/finale vraag is de vraag van de finale consument op de consumentenmarkt,
de afgeleide vraag is de vraag naar goederen en diensten die nodig zijn voor de productieprocessen.
Bij het marketingbeleid kijk je naar alles wat invloed heeft op het bevredigen van de behoeften van
afnemers. Je kijkt naar de omgeving die je kunt beïnvloeden.
Het marketingconcept is de beste manier van marketing. Dat is de manier waarop bedrijven de
producten aanbieden die klanten willen hebben, je gebruikt een geïntrigeerde aanpak (algemene
aanpak). Het doel (bijvoorbeeld de winst) wordt bereikt door de afnemer centraal te zetten. Het
beste is als er een herhalingsaankoop komt (een noodzakelijk goed wordt nogmaals gekocht) (= proof
op de pudding), dan haal je het maximum eruit.
De marketingstrategie is de strategie om de doelen op marketing gebied op lange termijn te behalen.
Dit kan bijvoorbeeld door het assortiment uit te bereidden. Door de strategie weet je:
- Hoe het uitgevoerd moet worden (richting)
- Waarom het uitgevoerd moet worden (uitgangspunt)
In een ondernemingsplan staan de ondernemingsdoelen, hieruit worden marketingdoelen afgeleid.
Doelen:
- Ondernemingsdoelen: hebben betrekking op de onderneming zelf
- Marketing doelen: hebben met de markt te maken
- Instrument doelen: de instrumenten die een bedrijf gebruikt. Met de 4 p’s
Als dit is geweest komt er verkoop, dus dan zet je het aan de man. Je kunt het beste product op de
markt zetten als je kijkt naar
- De behoeften van de klanten: heb je nodig om te overleven
- De wensen van de klanten: een verlangen wil je liever dan een wens.
Een wens is concreter te omschrijven = Needs & Wants
- De verlangens van de klanten: heb je niet nodig om te overleven
- De problemen van de klanten
Een afnemer is een particuliere consument, dus het is voor een persoon en het is niet zakelijk.
In de vastgoedmarkt waren de laatste jaren de volgende markten:
, - Vroeger: er was een vragersmarkt
In deze markt hebben de vragers de macht omdat er meer aanbod is dan vraag. Hierdoor
kunnen ze handelen over de prijzen.
- De afgelopen jaren: er was een aanbiedersmarkt
In deze markt hebben aanbieders de macht, omdat er meer vraag is dan aanbod. Hierdoor
kunnen ze hoge prijzen vragen.
- Nu: Er is een aanbiedersmarkt.
Er zijn verschillende soorten markten:
- Consumentenmarkt: een bedrijf verkoopt aan een consument voor privé gebruik.
- Business to Business (B&B) markt/industriële marketing: een bedrijf verkoopt aan een ander
bedrijf/instelling. Deze zal het doorverkopen aan uiteindelijk de consument.
- Institutionele markten/industriële markt: het is een consumentenmarkt, maar de kopers
kopen grote hoeveelheden voor de industrie of instituoneel voor verzorgingstehuizen,
ziekenhuizen, horeca ondernemingen.
- Dienstenmarketing: de verkoop van een dienst. Een dienst is:
- Ontastbaar
- Je kunt het niet op voorraad leggen en dus niet bij produceren.
- Heterogeen: geen dienst is hetzelfde
- Ze vergaan als je ze niet op tijd gebruikt
- Intermediar: er wordt doorverkocht met winst
- Overheidsmarkt: de verkoop waarbij de overheid ook van de partij is.
Op industriële markten wordt meer winst gemaakt dan op consumentenmarkten, er zitten verschillen
tussen deze markten. De bestemming van het goed bepaalt hierbij op welke markt we zitten, niet het
aard van het goed.
De businessdefenition zijn de activiteiten waar een bedrijf
zich mee bezig houd. Je kijkt naar:
- De behoefte van de afnemers
- De technologie: waarmee wordt het probleem opgelost
- Welke groepen afnemers zijn er.
Dit samen wordt ook wel het model van Abell genoemd.
Je gaat erg breed adverteren in de zin van, als je chocola verkoopt, verkoop je snoep.
De missie moet hierbij passen. De missie zegt iets over waar een onderneming in de toekomst wel en
niet wil zijn en geeft dus het wezen van de onderneming weer, zoals:
- De basisstrategie: hoe een bedrijf zijn doelen wil bereiken en hoe ze zich positioneren.
= Het
- De functie van de onderneming: wat ze doen, bijvoorbeeld een klantenservice.
product
- De reden van bestaan: waarom bestaat de onderneming.
Belangengroepen kunnen zich hierin herkennen.
Je maakt eerst een missie en daarna maak je het marketing planningsproces. Het
marketingplanningsproces is de manier waarop jij, je doelen gaat halen. Door dit kun je een
marketing plan (document) maken. Met de missieformulering zet je de missie voor een langere tijd
vast.
,Bij het verkoopconcept kijk je er na dat je alles verkocht wilt hebben, je kijkt niet echt naar de klant.
Er zijn verschillende soorten concurrentieniveaus/concurrentietypen:
- Behoefte concurrentie: De concurrentie tussen aanbieders in verschillende categorieën.
- Generieke concurrentie: een keuze maken tussen 2 dingen die in dezelfde behoefte voorzien
- Producttypeconcurrentie/productvormconcurrentie: Je moet een keuze maken tussen 2
dezelfde dingen
- Merkenconcurrentie: tussen 2 merken.
Er zijn verschillende marketingmodellen:
1. Marketingmix
Hierbij kijk je naar de 4 p’s, deze worden op elkaar afgestemd:
- Product: het product zelf, de verpakking, de garantie, het merk, de service.
- Prijs
- Plaats: waar verkoop je het, via welk distributielokaal.
- Promotie
- (Personeel): goed opgeleid, klantvriendelijkheid etc. bij diensten sector is dit erg belangrijk.
Een makelaar heeft ook 3 p’s
- plek: een goede locatie van het vastgoed
- prijs: een goede prijs
- presentatie: een goed beeld op het internet
2. 3R-model
Dit gaat over de relatie, met een goede relatie krijg je verkoop, hierdoor zijn 1 en 2 het meest
belangrijk.
- Reputatie: het beeld over het bedrijf
- Relatie: een relatie opbouwen met de klant
- Ruil: er moet een ruil of koop komen
Bij een makelaar zijn vooral de eerste 2 van belang. m
3. Product marktcombinaties.
Bij deze vorm maak je een product uniek voor een bepaalde groep, je gaat het product afbakenen, dit
moet als volgt:
1. Doelgroep bepalen:
Voor wie is het bedoeld, hoeveel klanten heeft het bedrijf al, hoe groot is de groep.
2. Probleem
Welk probleem is er en moet deze opgelost worden. En wat heeft de klant nodig om zaken te
kunnen doen met het bedrijf
3. Oplossing
je zoekt een oplossing
, 4. Bijdrage
je beschrijft het product en [presenteert ze bij de klant. Hoe lost het, het probleem op, is het
onderscheidend genoeg of krijg je de klant overtuigd
5. Resultaat
wat levert het op voor de doelgroep en voor het bedrijf. Zoals:
- Demografisch: de bevolking
- Geografisch: over de aarde
- Socio economisch: sociaal en economisch in 1
- Psychografisch: psychologisch gebied
- Gedrag
4. Siva model
Siva staat voor:
- Product -> Solutions: ze zoeken oplossingen voor de problemen
- Promotion -> Information: ze geven gerichte informatie en niet lukraak
- Price -> Value: een bedrijf moet waarde creëren
- Place -> Access: ze moeten toegang geven tot hun oplossingen.
Marketing is afgeleid van het woord getting the market. Je moet kijken naar::
1. Wat wil je bereiken
2. Wie is je ideale afnemer
3. Wat wil je overdragen (wat is de boodschap)
4. Wat heb je aan het product
5. Hoe wil je reclame maken
6. Consistentie
- Hoe zet je jezelf neer
- Frequentie: gebruik je telkens dezelfde reclame.
Hierdoor worden vreemdelingen volgers en volgers vrienden en vrienden fans. Dit kan door
communicatie.
5. SWOT-analyse
Deze staat voor:
- Sterkte
- Zwakte
- Kansen
- Bedreigingen
Als je deze hebt gemaakt, maak je de confrontatiemix, je confronteert dan de markt en de
onderneming, hierdoor:
, - Krijg je aandachtsgebieden
- Krijg je opties voor doelen
Je kunt verschillende doelen opstellen dit is de ansoff matrix hierin zie je de ontwikkelingslijnen die
een onderneming kan volgen.
- Marktpenetratie: dieper indringen met bestaande producten op bestaande markten, je wilt
dus een bestaand product meer gaan verkopen, dit kan door:
- klanten weg te halen bij de concurrent
- upselling/marktverdieping: je gaat van je huidige product meer aan de klant verkopen.
(grotere verpakkingen bijvoorbeeld).
- Marktonwikkeling: nieuwe markten vinden of nieuwe toepassingen voor bestaande
producten.
- Productontwikkeling: de bestaande producten worden vernieuwt of nieuwe producten
worden gelanceerd, dit is de meest ristkante strategie
- Diversificatie: er wordt een nieuw product gemaakt en daarmee een nieuwe markt gemaakt.
College 2 – Week 2
Ondernemen is het durven nemen van risico’s.
Door een strategische analyse/risico analyse te maken weet je:
Welke risico’s er zijn in de
Interne omgeving/organisatieanalyse/interne analyse.
Bij de interne analyse doe je net alsof je collega’s klanten zijn.
Externe omgeving
- Macro omgeving: de omgeving die de onderneming niet kan beïnvloeden. De omgeving kun je
uitdrukken in het DESTEP Model:
- Demografisch: de bevolking
- Economisch: koopkracht
- Sociaal cultureel: de omgang met elkaar
- Technologische ontwikkelingen
- Ecologische ontwikkelingen
- Politiek Juridische ontwikkelingen.
- Meso omgeving: kan een bedrijf niet beheersen wel beïnvloeden. Dit gaat over de markt of de
bedrijfstak va een onderneming