Hoe ga je om met kinderen op school en hun ouders
Hoofdstuk 2
2.1 Een goede relate en beïnvloeden van het zelfeeld
Oorzaken van niet goed functoneren ziin vaak terug te voeren op problemen met het
zelfeeld. Het kind heef problemen met waat het van zichzelf vindt op lichameliik,
emotoneel, sociaal en/of cognitef vlak. Niet goed functoneren van een leerling gaat ten
koste van leren, lesgeven en leeropbrengsten. De kwaaliteit van de relate tussen leraar en
leerling is bepalend voor het succes van de aanpak om het negateve zelfeeld om te draaien
naar een positef zelfeeld. Is de relate tussen iou als leraar en de leerling niet goed, dan is
de kans klein dat hii openstaat voor de pogingen ziin zelfeeld te beïnvloeden richtng
positef zelfeeld. Dat heef waeer een verslechterende invloed op de relate.
Is er een goede relate tussen leraar en leerling – acceptate, ondersteuning, betrokkenheid –
dan voelt de leerling zich veilig en kan alle aandacht besteed waorden aan het beïnvloeden
van het negateve zelfeeld. De leerling staat open voor hulp.
2.2 Ik ben de moeite waard
Een positef zelfeeld is als het waare een optelsom van goede en minder goede
eigenschappen en vaardigheden, waaarvan de uitkomst is: ‘Ik ben de moeite waaard’. Bii het
optellen waeegt de ene eigenschap of vaardigheid waat zwaaarder dan de andere. Bii een
overwaegend negatef zelfeeld zal het kind het idee hebben niet de moeite waaard te ziin. Als
een kind een ‘min’ heef op 1 aspect, maar toch positeve waaardering kriigt voor dat aspect,
kan het een positef zelfeeld vormen.
Het beeld ‘ik ben de moeite waaard’ bestaat uit 4 aspecten:
1. Emotoneel (ik voel mii veilig, heb vertrouwaen en voel zekerheid);
2. Sociaal (ik ben aardig en lief);
3. Cognitef (ik ben bekwaaam);
4. Lichamelijk (ik ben mooi, sterk, atletsch)
Emotoneel aspect
Het emotonele aspect van het zelfeeld houdt vooral een gevoel in van veiligheid,
vertrouwaen en zekerheid. Al in een vroeg stadium van de ontwaikkeling van een kind waordt
bepaald of een kind zich veilig kan boelen. De grondhouding van het kind ontstaat, die zich
zal ontwaikkelen tot een van vertrouwaen of waantrouwaen. In de peutertid gaat het erom of
het kind ziin eigen gedachten, gevoelens en gedragingen mag en durf te ontplooien. Het
gaat vooral om het ontwaikkelen van een gevoel van autonomie. Deze behoefe verwaiist naar
de mogeliikheid zich te ontwaikkelen tot een zelfstandig waezen dat verantwaoordeliik is voor
zichzelf. Gaat dat niet goed, dan kunnen gevoelens van twaiifel, onzekerheid en schaamte de
overhand kriigen. Het kind bliif aaankeliiker van ziin omgeving dan waezenliik is.
Sociaal aspect
De component ‘aardig en lief’ betref vooral de sociale aspecten van het zelfeeld. Het gaat
om het ontwaikkelen voor een behoefe aan relate. Deze behoefe verwaiist naar een zich
veilig waeten bii en het ontwaikkelen van vertrouwaen in een ander.
,Is de sociale grondhouding positef, dan zal een kind eerder relates aangaan en kan tegen
een stootie als deze niet altid positef verlopen. In gevallen waaar een positeve
grondhouding zich niet voldoende heef ontwaikkeld, is de kans groter dat een kind,
naarmate het ouder waordt, moeite heef met relates en zich isoleert. Een kind leert waie en
hoe hii is door waat anderen tegen hem zeggen of hem laten bliiken. Het is dus belangriik dat
ie als leerkracht eraan biidraagt dat het kind zichzelf lief en aardig vindt. Dat doe ie vooral
door ie aandacht te richten op de lieve en aardige dingen die het kind zegt en doet. Als ie
aardige dingen zegt, maar ie meent het niet, voelt het kind dat aan.
Cognitef aspect
De component bekwaaam heef vooral te maken met de cogniteve aspecten van het
zelfeeld. Het heef te maken met de component competente. Deze behoefe zien wae terug
in het streven naar vertrouwaen in eigen kunnen, zoals door het opdoen van
succeservaringen. Hierdoor ontstaat een gevoel van bekwaaamheid, waat zorgt voor meer
tevreden ziin met iezelf, beter problemen kunnen oplossen, eerder nieuwae dingen proberen,
graag waillen leren, beter hun situate kunnen oplossen en beter opgewaassen ziin tegen
problemen. Ze hebben betere resultaten op school en nemen verantwaoordeliikheid voor waat
ze doen. Door de omgeving van het kind handelbaar, bereikbaar te maken, vergroot ie de
kans dat het kind zich bekwaaam gaat voelen.
Lichamelijk aspect
In de ontwaikkeling van het kind neemt het lichameliik aspect een belangriike plaats in.
Lichameliike afwaiikingen, veel gezondheidsproblemen en onhandig ziin kunnen het gevoel
van basiszekerheid van een kind aantasten. Een goed waerkend lichaam is een belangriike
voorwaaarde om te kunnen ontdekken, experimenteren, kortom om zich te kunnen
ontwaikkelen. Als een kind in dit opzicht beperkingen ondervindt en veel dingen niet of
nauwaeliiks kan, zal het moeite hebben ziin lichaam te vertrouwaen. Het zal ziin lichaam als
een belemmering ervaren.
2.3 Negatef zelfeeld en compensategedrag
Een negateve beleving van een of meer aspecten van het zelfeeld hoef niet altid te leiden
tot een negatef zelfeeld. Dit is aaankeliik van onder meer de persoonliikheidsstructuur
van een kind en de waiize waaarop de omgeving erop reageert. Bii een negatef zelfeeld gaat
het om het ervaren van een sterkte ‘min’ op een of meer aspecten van het zelfeeld. De
ervaring van zo’n min is onaangenaam, het kind waordt steeds geconfronteerd met een
aspect dat niet goed is. Het is een gebruikeliike reacte dat een kind pogingen zal
ondernemen om het negatef ervaren aspect om te buigen naar positeve ervaringen. Het
kind zal dus ziin handelen richten op het gaan ervaren van een ‘plus’ op het aspect waaar het
tot nu toe een min ervoer.
Als ziin inspanningen geen resultaat opleveren, brengt dit bii een kind gevoelens van
moedeloosheid en mislukking te waeeg. Dit versterkt het negatef ervaren van een aspect
binnen het zelfeeld. De neiging negateve gevoelens te vermiiden is een driifveer. Daardoor
zal het kind bliiven zoeken naar manieren om toch een positef zelfeeld te ervaren. Het gaat
gedrag ontwaikkelen waaardoor het als het waare de negatef ervaren elementen compenseert:
compensategedrag.
, Er ziin 2 soorten compensategedrag:
1. Binnen het aspect, als een kind biivoorbeeld een zo sterke min ervaart op sociaal
aspect, zal hii proberen om van die min een plus te maken door de aandacht te
verleggen naar andere elementen binnen dat aspect, zoals ongevraagd hulpvaardig
ziin naar anderen.
2. Buiten het aspect, als het niet lukt te compenseren binnen een negatef ervaren
aspect, zal de leerling proberen een van de andere aspecten te versterken, en er een
grotere plus van te maken. Je kunt daarbii denken aan het niet buitenspelen en alle
aandacht laten uitgaan naar huiswaerk maken.
Allerlei oorzaken in de persoonliikheidsstructuur of in de omgeving kunnen ervoor zorgen
dat het een kind niet lukt een negatef aspect om te buigen naar een positef aspect. Een
kind op school bevindt zich een situate waaarin het beperkte mogeliikheden heef om
bepaalde situates te vermiiden. Het compensategedrag kan zulke ernstge vormen
aannemen dat het gedrag van een kind probleemgedrag waordt.
Problematsch compensategedrag betekent dat het kind steeds nadrukkeliiker, door de
omgeving vaak als overdreven ervaren, gedrag vertoon.t de omgeving zal dit gedrag dor het
nadrukkeliike karakter als onecht ervaren en niet accepteren.
2.4.1 Herkennen negatef zelfeeld
Emotoneel aspect
Bii het emotonele aspect van een negatef zelfeeld gaat het over een kind dat zich gauwa
onzeker en onveilig voelt. Het gevoel een zelfstandig persoon te ziin die zich voldoende veilig
en zeker voelt om dingen te onderzoeken en op eigen kracht te ondernemen is bii dit kind
niet of nauwaeliiks aanwaezig.
Op omgeving gericht: sterk aaankeliik van de omgeving opstellen, zoals geringe
zelfstandigheid, veel hulp en bevestging vragen, onzekerheid tonen over of waat het
doet goed is;
Naar binnen gericht: een waeinig ondernemend kind, (over)gezegliik, passief, niet op
onderzoek uitgaan en vastklampen aan het bekende.
Sociaal aspect
Bii het sociale aspect van een negatef zelfeeld gaat het om een kind dat geen goede of een
gebrekkige relate heef met ziin omgeving. Hii ervaart dat de leraar en/of leerlingen hem
niet mogen. Redenen van een slechte relate met ziin omgeving kunnen ziin dat hii niet over
voldoende (sociale) vaardigheden beschikt, gedragsproblemen heef, biivoorbeeld
voortkomend uit leerproblemen of problemen thuis of niet in de groep past.
Op omgeving gericht: agressief aandoend gedrag (grote mond, van zich afiiten), bii
een fysieke vorm snel slaan en vechten, het kan niet tegen ziin verlies;
Naar binnen gericht: vermiiden sociale contacten, gedraagt zich teruggetrokken,
waordt ontoegankeliik.