In deze samenvattingen wordt alle stof van het vak strafprocesrecht behandeld. Zowel de hoorcolleges als de werkgroepen, literatuur en arresten zijn hierin samengevat opgenomen. Aan het eind van elke week heb ik beknopt de belangrijkste stappenplannen van die week herhaald.
Week 8 – Strafprocesrecht samenvatting alles
Literatuur
Hoofdstuk 14
Art. 6 lid 1 EVRM – Nemo-tenetur-beginsel
Art. 6 lid 2 EVRM – Onschuldpresumptie
Art. 6 en 8 EVRM dwingen niet tot uitsluiting van onrechtmatig verkregen bewijs maar moet met
nationaal recht behandeld worden.
EHRM neemt schending art. 6 EVRM aan als het bewijs hoofdzakelijk steunt op een verklaring van
een getuige die door de verdediging niet aan de tand wordt gevoeld – schending bestaat uit inbreuk
op ondervragingsrecht in art. 6 lid 3 sub d EVRM.
Dubio pro reo; verdachte moet het voordeel van de twijfel krijgen – leidend beginsel van NL-
bewijsrecht.
Gehele strafproces richt zich op bestraffing van schuldigen en voorkomen van bestraffing van
onschuldigen.
Bewijsregels beperken zich tot art. 338-344a SV – gaat om de vraag wat bruikbaar bewijsmateriaal is
en wanneer het bruikbare bewijsmateriaal voldoende is voor een bewezenverklaring – ook wel
gesproken van bewijsrecht in enge zin of wettelijke bewijsrecht – gaat om bewijsregels die in de
derde afdeling van het WvSv te vinden zijn.
Het wettelijke bewijsstelsel
Twee soorten bewijsstelsels;
1. Wettelijke bewijsstelsels; rechter is niet vrij en moet de wet blijven volgen.
2. Vrije bewijsstelsels; de wet laat de rechter vrij in zijn oordeelsvorming en bevat geen regels
met de vraag wanneer het feit bewezen mag worden geacht.
Onderverdeeld in twee soorten 4 soorten in totaal;
1) Stelsel van de bloot gemoedelijke overtuiging (conviction intime); rechter moet overtuigd
zijn en niet gedwongen worden om tegen zijn overtuiging in te oordelen – kenmerken voor
juryrechtspraak.
2) Stelsel van de beredeneerde overtuiging (convinction raisonnée); rechter is niet vrij en moet
zich houden aan limitatieve opsomming van bewijsmiddelen (art. 339 Sv). Rechter is wel
verplicht zijn beslissing in het vonnis te beredeneren en motiveren (Duitsland).
3) Positief-wettelijk bewijsstelsel; minimumbewijs volgt uit de voorschriften die de
bewijswaarde van het bewijsmiddel regelen. Art. 342 lid 2 Sv bepaalt dat het bewijs niet
uitsluitend op een getuigenverklaring mag zijn gebaseerd want 1 getuige is geen getuige. Ook
is de rechter gebonden aan de bewijsmiddelen ook als hij zelf niet overtuigd is.
4) Negatief-wettelijk bewijsstelsel; rechter is gebonden aan de wettige bewijsmiddelen maar
die binding is negatief van aard – rechter mag niet veroordelen als het door de wet
voorgeschreven minimum aan bewijs niet voorhanden is en dat betekent dat hij moet
vrijspreken ongeacht zijn overtuiging – sterker nog de rechterlijke overtuiging is voor de
bewezenverklaring steeds vereist (in dubio pro reo).
Vijf kenmerken;
- Rechter moet overtuigd zijn
- Overtuiging moet op wettige bewijsmiddelen gegrond zijn
- Minimum aan bewijs moet voorhanden zijn
- gaat om vraag of de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
- Overtuiging moet voortkomen uit OTTZ.
,Limitatieve opsomming van de bewijsmiddelen
- Art. 339 lid 1 SV – wettige bewijsmiddelen;
o Eigen waarneming van de rechter
o De verklaringen van de verdachte
o De verklaringen van de getuige
o De verklaringen van de deskundige
o Schriftelijke bescheiden
Gedefinieerd in art. 340-344 Sv
Rechter wordt op eerste gezicht beperkt in oordeelsvorming maar via eigen waarneming kan veel
bewijs meegenomen worden. Er is weinig bewijsmateriaal dat uitgesloten wordt – ook rationeel gelet
op grote belang dat in on strafproces wordt toegekend aan de materiële waarheidsvinding. Daarbij
past niet dat de rechter verboden wordt nuttige info te gebruiken – moet goede reden zijn voor
uitsluiting.
Verklaringen van de raadsman
- Geen wettig bewijsmiddel omdat hij bijzondere positie heeft als procesdeelnemer –
bovendien berusten feiten van raadsman niet op eigen waarneming
Reclasseringsrapport
- Niet als bewijsmateriaal gebruiken
- Doel is niet om als bewijs te dienen maar om hulp te verlenen
Bewijsmiddel versus bewijsgrond
Bewijsmiddel – gezien als trechter waarlangs de bewijsgronden ter kennis van de rechter kwamen.
- De overtuiging van de rechter moet op de inhoud van de bewijsmiddelen gebaseerd zijn.
- Inhoud van de verklaring moet voldoen aan de eisen van art. 342 Sv. Gissen moet te allen
tijde voorkomen worden.
Betrouwbaarheid van de informatie
- Hangt af van de betrouwbaarheid van de bron.
- Eisen stellen aan de bron betrouwbaardere info
- Betrouwbare verklaringen zijn niet altijd bruikbaar – moeten ook relevant zijn – hangt af van
de inhoud.
- Wettig bewijsmiddel mag alleen gebruikt worden indien en voor zover dat bewijsmiddel
redengevende feiten bevat.
Bewijsstelsel en bewijsvoering
Bewijsvoering; wijze waarop bewijs wordt verkregen en aan rechter gepresenteerd wordt.
- Van groot belang voor de betrouwbaarheid van het bewijs en de beoordeling hiervan.
- Wetgever wil rechter aan regels binden bewijsmiddelen gelimiteerd.
- Regel van bewijsvoering ter zitting kan omzeild worden als er acht mag worden geslagen op
elders afgelegde verklaringen (bij politie of RC).
Bij wettigheid van bewijs gaat het om de vraag of de rechter het bewijs mag gebruiken.
- Moet worden gekeken naar sanctie die op verzuim is gesteld.
- Onwettigheid van bewijs leidt niet alleen tot nietigheid als dat bewijsmiddel voor bewijs is
gebruikt maar schending van essentieel zittingsvoorschrift maakt onderzoek op de zitting ook
ondeugdelijk vernietiging van het gewezen vonnis of arrest.
- Onwettig bewijsmiddel mag nooit voor bwijs worden gebruikt.
,Selectie en waardering
Rechter moet bij beraadslaging bewijs selecteren en wegen – gaat om bewijsmateriaal dat ter zitting
is geproduceerd. Rechter mag geen acht slaan op schriftelijk stuk dat in dossier zit maar niet is
voorgelezen ter terechtzitting en waarvan korte inhoud niet is medegedeeld – doet hij dit toch in
strijd met art. 301 lid 4 SV.
Wet laat rechter vrij in waardering van bewijsmateriaal – vrij om bewijsmateriaal wel of niet
overtuigend te vinden. Wordt wel door wet en verdragen begrensd dus niet volkomen vrij.
Rechter heeft mogelijkheid deel van de verklaring relevant te achten maar kan verklaringen niet uit
verband halen.
HR vergelijkt bij vraag of er sprake is van ontoelaatbare splitsing, de verklaring zoals die in de
uitspraak is opgenomen met de verklaring zoals die blijkens het PV van de zitting is afgelegd.
Bewijsstelsel en bewijsmotivering
Art. 359 lid 3 SV – hoofdregel dat beslissing dat het feit door de verdachte is begaan moet steunen
op de inhoud van de in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen houdende daartoe rechtgevende
feiten en omstandigheden.
- HR kan aan de hand van de vermelde bewijsmiddelen controleren:
o Of die bewijsmiddelen wettig zijn – voldoen aan definities die wet van
bewijsmiddelen geeft.
o Of de bewijsmiddelen ter zitting zijn geproduceerd. Blijkt uit PV dat ze ter sprake zijn
gebracht>
o Of de bewijsminimumregels in acht zijn genomen
o Of feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vermeld redengevend zijn
voor bewezenverklaring
o Of de vermelde bewijsmiddelen toereikend zijn, of hieruit inderdaad kan blijken dat
de verdachte het feit heeft begaan.
HR zal casseren als blijkt uit een van deze gronden dat iets mis is.
Wettig bewijs is geleverd als er aan de eisen die uit het wettelijk bewijsmiddel voortvloeien is
voldaan – dit blijkt uit de bewijsmotivering.
Of sprake is van overtuigend bewijs (of betrouwbaar zijn) wordt in cassatie niet getoetst – hoeft niet
in vonnis te staan.
Afscheid van onmiddellijke bewijsvoering
Testimonium de auditu
Verhoor van getuige door opsporingsambtenaar is niet in de wet geregeld – kan enkel op vrijwillige
basis plaatsvinden. Pas in later stadium kan getuige worden verplicht voor de RC en de
zittingsrechter te verschijnen.
- De auditu arrest; een getuige kan door het afleggen van een verklaring bij de
opsporingsambtenaar voorkomen dat er een gang naar de RC of de zittingsrechter gemaakt
moet worden aangezien de verklaring bij de opsporingsambtenaar als bewijs kan worden
gebruikt in de strafzaak.
Een ter terechtzitting afgelegde verklaring van getuige levert alleen wettige bewijsmiddel van art. 342
Sv op als er mededeling wordt gedaan van de feiten en omstandigheden, welke hij zelf heeft
waargenomen of ondervonden.
- Sinds de auditu-arrest worden verklaringen van horen zeggen toegelaten.
, Onmiddellijke bewijsvoering; the best evidence
Critici van auditu-verklaringen beroepen zich op het onmiddellijkheidsbeginsel; de rechter moet
rechtstreeks en onmiddellijk van de getuige zelf horen wat hij heeft waargenomen.
- Ter voorkoming van misverstanden – is nauw verbonden met juryrechtspraak omdat
juryleden geen voorkennis hebben en ook niet bevoordeeld zijn.
- Juryleden mogen het dossier niet van tevoren inzien en buigen zich alleen over feiten.
Rechtspsychologisch onderzoek biedt weinig steun voor stelling dat onmiddellijk bewijs het beste
bewijs is;
- Verloopt doorgaans veel tijd voordat getuige op zitting kan worden verhoord
- Rechter kan getuige in-levende-lijve zien en daardoor zien of deze liegt of de waarheid
spreekt – illusie. Mensen blijken in stress dezelfde kenmerken te vertonen als wanneer ze
liegen.
Voordeel van horen van getuigen zit in het ondervragingsrecht. Rechter kan getuige ter zitting aan de
tand voelen en nadere info vragen over bepaalde stukken.
De auditu en fair hearing
Art. 6 lid 3 sub d EVRM – recht om getuigen te ondervragen ter terechtzitting.
Drie groepen gevallen;
1) In vooronderzoek afgelegde verklaringen mogen worden gebruikt op voorwaarde dat de
rechten van de verdediging zijn gerespecteerd – hieraan is voldaan in gevallen waarin de
verdachte afstand heeft gedaan van zijn recht de getuige te ondervragen.
2) Gevallen waarin gebruik van in vooronderzoek afgelegde verklaringen niet in strijd hoeven te
zijn met de rechten van de verdediging – gevallen waarin de verdediging p enig moment de
mogelijkheid heeft gehad de getuige te ondervragen.
a. Bv. bij de RC – rechter in beginsel vrij in bewijswaardering.
3) Gevallen waarin er geen mogelijkheid is geweest om de getuige te ondervragen zijn meest
problematisch – moet niet te wijten zijn aan tekortschieten van justitiële autoriteiten.
Proces as a whole kan ondanks gebrek aan ondervragingsrecht toch eerlijk zijn geweest –
Beslissingsschema van het EHRM;
1. Eerst kijkt EHRM of er goede reden was voor niet kunnen ondervragen van de getuige.
2. Vervolgens gaat EHRM na of veroordeling uitsluitend of in beslissende mate berust op
verklaring van de desbetreffende getuige (solely or to a decisive extent).
a. Komt erop neer dat getuigenverklaring zo belangrijk is dat zij waarschijnlijk bepalend
is geweest voor de uitkomst van de zaak.
3. EHRM onderzoekt of er voldoende compensatie is voor ontbreken van een behoorlijke
effectieve gelegenheid tot ondervraging.
EHRM past dit schema ook toe in geval dat niet-ondervraagde getuige een anonieme getuige is.
De wettigheid van bewijsmiddelen
Redenen van wetenschap spelen rol bij beoordeling van betrouwbaarheid van de verklaringen zo kan
er nagegaan worden of de verklaring een wettig bewijsmiddel oplevert.
Art. 342 en 344 SV – redenen van wetenschap komen niet voor.
HR heeft bepaald dat de redenen van wetenschap niet in het vonnis behoeven te worden vermeld.
Controle in cassatie op wettigheid van getuigenverklaring beperkt zich tot vraag of hetgeen in de
verklaring wordt weergegeven voor waarneming vatbaar is – moet getoetst worden of het in de
verklaring gestelde waargenomen kan zijn – of het daadwerkelijk door de getuige is waargenomen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper berbervandermeer. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.