Minor Beleid en Management in de Publieke Sector
Inleiding Bestuurskunde
HC 1 – 3 september 2018
Wat is bestuurskunde?
Er zijn verschillende defniies die bestuurskunde omschrijven.
Smalle, oude defniiei bestuurskunde is de studie van de organisaie en het funcioneren van
openbaar bestuur (dus met andere woorden hoe een overheid werkt). Dit is een smalle en oude
defniie, omdat het ervan uitgaat dat de overheid de enige parij is die bezig is met de aanpak van
maatschappelijke vraagstukken. Alsof de overheid de enige is die de experise heef om dit soort
vraagstukken aan te pakken. Zo zit het niet meer in elkaar. Daarom is er tegenwoordig een bredere,
moderne defniiei het is niet beperkt tot organisaie van openbaar bestuur, maar breder. Het is de
studie van het analyseren en aanpakken van maatschappelijke vraagstukken. Vraagstukken waarvan
de maatschappij denkt dat collecieve acie vereist is.
Daarbij komen een aantal gerelateerde vragen aan bod. De overheid is niet meer de meest
belangrijke of dominante parij in vraagstukken, maar heef nog wel een rol. Je moet ook het
openbaar bestuur snappen.
- Wat is openbaar bestuur? Misschien is het wel meer dan de overheid.
- Wat zijn maatschappelijke vraagstukken?
- Hoe kunnen ze doelgericht worden aangepakt/ wat voor vormen van sturing zijn er?
- Hoe werkt beleid?
- Welke actoren zijn hierbij betrokken en wat is hun rol?
- Hoe werken publieke organisaies?
Bestuurskunde is niet alleen het aanpakken van vraagstukken, maar ook een wetenschappelijke
discipline. In Nederland zie je relaief nieuwe wetenschap, 40 jaar oud. Nederland is al 40 jaar lang
bezig met de bestuurskunde. Het is een toepassingsgerichte wetenschap, die dicht op de prakijk zit.
Het is geen wetenschap die ver van de prakijk zit en op afstand normaieve uitspraken uitoefent
over het bestuur en wat men allemaal verkeerd doet. Het idee is juist dat je werkt aan concrete
oplossingen van maatschappelijke vraagstukken, dat je ook meewerkt. Dat je samen met
maatschappelijke parijen, met overheden bezig bent met de aanpak van die vraagstukken. Dat
betekent dat je heel dicht bij de prakijk komt te staan, maar dat betekent ook dat je een kriische
relaie/afstand moet bewaken. Je moet een kriische vriend zijn, iemand die wel meewerkt en mee
denkt, maar je moet ook een kriische beoordeling kunnen geven. Er komen velen wetenschappen bij
elkaar voor de bestuurskunde om naar de vraagstukken te kijken, omdat de vraagstukken ook
mulidisciplinair zijn. Je hebt de verschillende invalshoeken nodig om naar vraagstukken te kunnen
kijken. Iets van leefaarheid kan niet alleen vanuit economisch perspecief worden bekeken, je hebt
ook de sociologische kant bijvoorbeeld nodig, je hebt ook rechten nodig. In Nederland is het wel een
zelfstandig gebied.
Waarom openbaar bestuur?
Bestuur gaat over de aanpak van maatschappelijke vraagstukken (doel). Daar speelt het openbaar
bestuur een rol in. Zie HC 2 voor maatschappelijke vraagstukken. Er wordt wel een onderscheid
gemaakt in maatschappelijke vraagstukken tussen persoonlijke moeilijkheden (private troubles) en
algemene kwesies (public issues).
Private troubles zijn problemen die te maken hebben met het individu, en die hebben te maken met
de persoonlijke levenssfeer. Public issues zijn problemen die persoonlijke levenssfeer oversijgen.
Stel in een samenleving van 100.000 is 1 persoon werkeloos. Volgens C. Wright Mills is dat dan een
private trouble, heef het misschien met die persoon te maken? De oplossing ligt dan in handen van
,die ene persoon. Maar als in een maatschappij van 50 miljoen 5 miljoen mensen werkeloos zijn, is
dat een public issue geworden. Maatschappelijke vraagstukken gaan dus over vraagstukken die het
individu en persoonlijke issues overschrijden. Het zijn vraagstukken waarbij je niet tegen iemand kan
zeggen dat hij zelf wat harder moet werken. Het zijn juist vraagstukken waarbij de maatschappij aan
het nadenken wordt gezet om tot verbetering te komen en waarbij collecieve acie vereist is. Wat
precies een privaat en publiek probleem is, hangt af van de poliieke invalshoek/poliieke voorkeur.
In de 19e eeuw werd armoede gezien als private trouble. Inmiddels bemoeit de overheid zich er wel
mee en wordt armoede wel gezien als maatschappelijk vraagstuk. We willen niet alles meer
individualiseren. Het onderscheid tussen private en public is dus van defniie ter discussie
onderhevig. Niet alles wat private trouble is, is ook een maatschappelijk probleem. In Nederland zijn
bijvoorbeeld diploma’s heel belangrijk, om voor jezelf de private problemen aan te pakken, maar
punt ter discussie is dat je geen handwerkers meer overhoudt op deze manier. Bestuurskunde is
alijd een vak waarbij je op verschillende manieren naar een bepaald vraagstuk kan kijken.
Wat is openbaar bestuur?
Volgens het boek is dit het geheel van de organisaies en aciviteiten primair gericht op de besturing
van de maatschappij. Vanuit een tradiionele, oude visie is het openbaar bestuur de overheid/de
staat. Volgens een moderne visie is het openbaar bestuur alle organisaies (ook buiten de overheid)
die een publieke taak vervullen of sturing geven aan de maatschappij.
In de tradiionele visie heb je de theorie van het Huis van Thorbecke
driedeling van openbaar bestuur en overheid. Je hebt lokaal niveau, gemeentes, provincies en
Nederland. In dat huis heb je bestuurders, wethouders, gedeputeerde staten, ministers. Die worden
allemaal gecontroleerd door de gemeenteraad, provinciale staten en het parlement.
Het is toch wat ingewikkelder dan dit plaatje laat veronderstellen. In de prakijk spreekt de overheid
niet met een mond, maar heef de overheid diverse overheidsorganisaies (Ministerie van
,buitenlandse zaken, Belasingdienst). Elke organisaie heef een eigen persoonlijkheid en een eigen
manier van doen.
Vraagstuk: Criminele jongeren/jeugdcriminaliteit
Welke organisaies zijn bezig met jeugdcriminaliteit? Ministerie van veiligheid en jusiie, Bureau
Halt, poliie, jeugdzorg, onderwijs, gemeente (burgers, toezicht). Er zijn dus veel parijen betrokken
bij jeugdcriminaliteit.
Organisatievormen voor publieke taakuitvoering
Meest publieke organisaie is bijvoorbeeld het ministerie, meest private organisaie is bijvoorbeeld
McDonald’s. Daar tussenin ziten nog onwijs veel organisaies. Het gaat dus om veel verschillende
soorten organisaies. Dus zowel publieke als private organisaies hebben een rol in maatschappelijke
vraagstukken, maar ook het middenveld is van belang.
Dit komt vooral omdat we door de jaren heen dingen als publiek zijn gaan zien die bijvoorbeeld
voorheen privaat waren. Zo zijn scholen en universiteiten, ziekenzorg, drinkwatervoorzieningen,
spoorwegen vaak voorzien door iniiaieven van pariculieren of ontstaan vanuit religieuze
overwegingen (barmharigheid). Vervolgens zijn het publieke taken geworden doordat de overheid
het volledig overgenomen heef, ze zijn verstatelijkt (volledig zoals NS, of deels zoals universiteiten
waarbij overheid verantwoordelijk is geworden voor de fnanciering). Bijvoorbeeld
woningcoöperaies zijn ook opgericht vanuit private iniiaieven, maar worden tegenwoordig deels
door de overheid gefnancierd.
Verstatelijking vooral na WOII, opbouw van de verzorgingsstaat en het idee dat we allemaal
collecieve voorzieningen moeten trefen. Rond 1970 kwam men erachter dat het toch niet zo goed
werkte, dus toen kwam de verzakelijking op gang door de poliieke molen. Moet je publieke
organisaies niet gewoon aansturen als marktorganisaies? Woningcoöperaies zijn wel
maatschappelijk middenveldorganisaies, maar wordt als marktorganisaie aangestuurd.
, In 2008 (economische crisis) werd bekend dat de markt ook niet alijd weet wat er gebeurt, dus
kwam de discussie op of het niet meer terug naar een maatschappelijk doel moest gaan, de
vermaatschappelijking. Inmiddels zijn we weer bijna terug bij pariculier iniiaief, dat groepen
zichzelf organiseren (vb. arbeidsongeschiktheidsverzekeringen). Groepen in bepaalde wijken die zelf
aan de slag gaan door een wijkgebouw te runnen.
Dit laat zien dat wat een publieke taak is en wat door de overheid gedaan moet worden, aan
verandering onderhevig is. Dat heef de maken met veranderende zichtwijzen/visies op wat wij de rol
zien van de overheid, rol zien van samenleving en rol van de markt. Het kan dus veranderen. Iets wat
publiek is, kan in een andere ijd opeens als privaat of als maatschappelijk gezien worden of alle drie
tegelijkerijd (zie HC 2).
Ook waarden spelen een rol, wat vinden we aanvaardbaar en wat niet.
Voorbeeld
Op bijvoorbeeld Schiphol kan je de rij overslaan bij de veiligheidscheck als je voor priority betaalt. Je
krijgt dan een voorkeursbehandeling ten opzichte van de overige reizigers. Vraagstuk is nu stel we
doen dit ook in de publieke sector. Dus stel we hebben een bijstandsmoeder en een rijke
ondernemer. We geven de opie dat wanneer je voor bijvoorbeeld een kankerbehandeling meer
betaalt, krijg je dan voorrang op de ander? Word je dan eerder geholpen? Is dit aanvaardbaar? Waar
ligt de grens? Heel verschillen de meningen sterk over. Hier kan een hele poliieke, normaieve
discussie over gestart worden (wat vind je aanvaardbaar en wat niet, wat vind je goed en wat niet).
Het zullen dus alijd poliieke vraagstukken zijn. Het openbaar bestuur kan wel bepaalde voorkeuren
hebben, maar het moet alijd afwegingen maken i.v.m. coaliie. Dat maakt het wel ingewikkelder
wanneer welke waarde belangrijk zijn.
Gelukkig zijn er wel waarden die we belangrijk vinden en waarvan je kan zeggen dat iedereen het
erover eens is.
Good governance (goed besturen). De manier van besturen wordt veelal afgezet tegen government
(overheid). Hierbij zijn een aantal kernwaarden van belang die aan de orde zijn binnen een bestuur.
Een bestuur is democratie, de burgers pariciperen en hebben inspraak, het bestuur is responsief.
Een andere waarde is rechtmatigheid. Veel parijen in openbaar bestuur hebben een
monopolieposiie. De staat is de enige parij die mag jaten (belasing) en mag vermoorden, die
mensen mag opsluiten en dwang kan uitoefenen. Maar in een rechtstaat moet dit wel op een
rechtmaige manier gebeuren. De monopolieposiie van het openbaar bestuur wordt dus ingeperkt
en gecontroleerd door wet- en regelgeving. Daarnaast moet het allemaal doeltreffend en
doelmaigheid bevaten. Doelstellingen moeten worden afgebakend en behaald worden binnen
krappe fnanciële kaders. Tot slot is een belangrijke waarde de integriteit (onkreukbaar bestuur). We
willen allemaal dat de mensen die werkzaam zijn in het openbaar bestuur, die een speciale posiie
hebben, dat die zich op een integere manier gaan gedragen en niet zichzelf gaan verrijken. Het moet
dus gaan om ethisch verantwoord handelen.
De crux van openbaar bestuur is dat het allemaal conficterende doelen zijn. Je moet er naar streven
om het allemaal tegelijkerijd na te streven, maar er zit ook wel spanning tussen. Bijvoorbeeld
spanning tussen efeciviteit en democraie. Het meest efecief is gewoon als je in een dictatuur kan
beslissen. Het is misschien wel heel efecief en efciënt, maar dat gaat niet samen met democraie.
Aan de andere kant kan het heel kostbaar zijn om voortdurend veel te praten en te overwegen (en
de democraie dus te laten werken).
Een andere spanning is doelmaigheid en rechtmaigheid. Je moet aan alle eisen van de wet voldoen,
je moet veel mogelijkheden geven om in bezwaar te kunnen gaan tegen bepaalde beslissingen. Maar
ook dat is heel kostbaar. Hoever gaan we daar in mee? Wanneer moet je gewoon een doorslag
geven? Zie boek voor andere spanningen. Al die waarden zijn heel belangrijk, maar er kan ook