H1 Abma Over de grenzen van disciplines – Waarom dit boek?
1. Welke vakgebieden kun je rekenen tot de sociale wetenschappen?
Psychologie, pedagogiek, culturele antropologie, politcologie, onderwijskunde, economische
wetenschap, bestuurskunde, demografe, planologie en sociale geografe.
2. Waarom hoort psychologie er wel bij en geschiedenis niet?
Psychologie hoort bij de sociale wetenschappen door de geschiedenis van het hoger onderwijs in
Nederland. Geschiedenis hoort niet bij de sociale wetenschappen omdat historici zich niet wilden
bezighouden met de werkwijze van de natuurwetenschappen: kwantfcering van gegevens, bij
voorkeur verworven in experimenteel onderzoek; iets waar sociale wetenschappers zich wel mee
gingen bezighouden.
3. Wat wordt bedoeld met ‘the two cultures’ (Snow)? Hoe zien we die terug binnen de sociale
wetenschappen?
Met ‘the two cultures’ worden de disciplines alfa en bèta bedoeld. In The two cultures’ ontbreken de
sociale wetenschappen. De sociale wetenschappen bevaten namelijk van iedere discipline wat. Er is
namelijk een verwantschap zichtbaar met het object van de sociale wetenschappen (‘mens en
maatschappij en de interacte tussen beide’) en het object van de geesteswetenschappen (‘de
verzelfstandigde producten van de menselijke geest c.q. het menselijk handelen, zoals taal, de
kunsten en geschiedschrijving). En er is een verwantschap zichtbaar tussen de methoden die zowel
de natuurwetenschappen als de sociale wetenschappen gebruiken: systematsche, generaliserende
theorievorming en de empirische toetsing van de daaruit voortvloeiende hypothesen.
4. Welke factoren hebben de groei van de sociale wetenschappen mogelijk gemaakt?
Snelle studentenaanwas na de Tweede Wereldoorlog
Toename wetenschappelijke staf
5. Waardoor hebben sociale wetenschappers het vaak moeilijker dan natuurwetenschappers en
geesteswetenschappers om het publiek van het nut en de wetenschappelijkheid van hun werk te
overtuigen?
Sociale wetenschappers moeten rivaliseren met het alledaagse denken over mens en maatschappij.
Ze moeten zowel binden (‘onze kennis is voor u relevant’) als scheiden (‘onze kennis is beter dan de
uwe, ook al denkt u van niet’).
6. Waarom is de term ‘wetenschap’ niet zomaar te vertalen als ‘science’? En wat moet worden
verstaan onder ‘humanites’? Waardoor is de term ‘human sciences’ minder gebruikelijk dan ‘social
and behaviorial sciences’?
Omdat science refereert naar experimentele natuurwetenschappen. Human refereert naar de
geesteswetenschappen. Om de connotate met de geesteswetenschappen te mijden, spreken
psychologen liever van ‘social and behaviorial sciences’.
7. Waarom is het problematsch om tot één defnite van wetenschap te komen? Hoe wordt dat in dit
boek opgelost? En hoe kan in dit verband het moto van Thomas Haskell over ‘scholarly inquiry’ (zie
p. 13) geïnterpreteerd worden?
Het is lastg om tot één defnite van wetenschap te komen, omdat de criteria voor wat
wetenschappelijk genoemd mag worden, verschillen tussen wetenschapsgebieden en de
methodologische scheidslijnen kunnen zelfs dwars door disciplines heen lopen. Dat is dan ook de
reden dat de auteur beslist voor een algemene beschrijving van wetenschap: wetenschap is zowel
een product (de verzamelde kennis) als een proces.
, Thomas Haskell: The test of success is scholarly inquiry is not immunity to critcism, not popularity,
nor even longevity, as such, but fruitulness in provoking critcal responses.
8. Welke drie grote thema’s worden in dit boek behandeld?
Kloof tussen de zelfdefnites van de natuurwetenschappen en de geesteswetenschappen
De relate tussen wetenschap en praktjk
Interdisciplinariteit in de sociale wetenschappen
H2 Abma, Over de grenzen van disciplines – Disciplines
1. In welke twee betekenissen wordt de term ‘discipline’ algemeen gebruikt? Hoe speelt ook de
tweede betekenis een rol in de wetenschappelijke wereld?
Als een specifeke tak van de wetenschap (‘leereenheid’)
Als het uitoefenen van controle over ondergeschikte groepen
De tweede betekenis speelt een rol in de wetenschappelijke wereld, omdat daar ook processen
aanwezig zijn van in- en uitsluitng, door bv. het volgen van (ongeschreven) codes behorend bij een
vakgebied of het halen v.d. studiepunten.
2. Op welke drie pijlers zijn disciplines gefundeerd? Waarom is de psychoanalyse eerder een
wetenschappelijke stroming dan een discipline?
Een discipline moet een zekere algemeenheid hebben
Een discipline heef academische erkenning nodig
Een discipline heef een professionele status nodig
Psychoanalyse is geen discipline, omdat het geen academische opleiding of leerstoel heef.
3. Bij het indelen van vakgebieden in de wetenschappelijke wereld vormt ‘discipline’ een
middenniveau. Welke zijn de andere niveaus?
Het ene niveau zijn de wetenschappen alfa, bèta en gamma en het andere niveau zijn de
specialismen en subdisciplines.
4. Waarom zijn disciplines geen natuurverschijnselen? Wat is een betere typering?
Disciplines zijn geen natuurverschijnselen omdat we ze niet in het wild aantrefen en ze ook geen
onafankelijk bestaan leiden van ons. De indeling in vakgebieden komt niet overeen met vaste
objecten in de werkelijkheid, alsof er een samenhang zou zijn waarvan het bestaan pas in de loop van
het proces van disciplinevorming wordt ontdekt. Het gaat ook niet alleen om de objecten, maar ook
om de vragen die erover worden gesteld.
Een betere typering is daarom ‘historische producten’. Disciplines zijn gevormd door mensen die een
wetenschappelijk object formuleren, concepten en theorieën bedenken, onderzoekslijnen uitzeten,
onderzoeksmethoden kiezen, insttuten inrichten, tjdschrifen in het leven roepen, enzovoort.
5. Hoe komen disciplines tot stand? In hoeverre is daarbij sprake van een doelgericht proces?
Een discipline die tot stand komt is vaak geen doelgericht proces. Vaak zijn wetenschappers die met
iets nieuws beginnen er helemaal niet op uit een nieuwe discipline te creëren: ze onderzoeken
gewoon een probleem op een andere manier, met gebruikmaking van ideeën en methoden uit
andere vakgebieden. Daarna zien we een paradoxale ontwikkeling: naarmate de discipline in wording
meer succes heef, neemt het aantal rivaliserende onderzoeksgroepen en botsende ideeën toe.
Wanneer er voldoende fnanciële middelen zijn, kan dit worden opgelost door subdisciplines te
creëren: verschil in visie wordt dan ‘specialisate’.