Sociale Psychologie
Hoofdstuk 1 Introducing Social Psychology
Sociale psychologie: de mens in de context van andere mensen. Studie naar de manier waarop de
gedachten, gevoelens en het gedrag van mensen worden beïnvloed door de aanwezigheid van
anderen.
Mensen hebben de neiging om zich aan te passen aan anderen, imiteren. Mensen worden beïnvloed
door de werkelijke (expliciete) of ingebeelde (impliciete) aanwezigheid van anderen.
Expliciete: samen met anderen mensen
Impliciete: in gedachten denken aan andere mensen beïnvloed ons gedrag ook. → Ow, mijn moeder
is jarig. Ik moet nog naar haar toe. Je gedrag verandert.
Sociale invloed: het effect dat de woorden, daden of aanwezigheid van andere mensen hebben
invloed op onze gedachten, gevoelens, houdingen of gedrag. Dit is wat de sociale psychologie
bestudeert.
Hoe individuen hun sociale situaties construeren. Constructie: de manier waarop mensen de sociale
wereld waarnemen, begrijpen en interpreteren. Welk construct gebruiken mensen om de wereld om
hun heen beter te begrijpen?
Perspectieven in de sociale psychologie
Evolutionair perspectief: sociaal gedrag verklaard door het kijken hoe genetische factoren door de
eeuwen heen zijn toegepast om de overlevings- en voortplantingskansen te vergroten. Hoe wij eruit
zien (=kenmerken) is resultaat van eeuwenlang proces van aanpassing. Wij zijn de meest optimale
mensen van deze omgeving.
Natuurlijke selectie: basisprincipe. Proces waarbij belangrijke eigenschappen die gunstig zijn voor
overleving worden doorgegeven aan het nageslacht en andere ongunstige eigenschappen niet.
Guppy experiment: visjes verdeeld over 10 vijvers die allemaal andere bodems hebben,
en/of roofdieren erin hebben. Anderhalf jaar later kregen de vissen met roofdieren in de
vijvers camouflage als uiterlijk→ stippen. Vissen zonder roofdieren kregen geen
camouflage maar mannen hadden mooiere schubben. Aantrekkelijk voor voortplanting.
The core idea is that evolution occurs very slowly, such that social behaviors that are prevalent today,
such as aggression and helping behavior, are a result, at least in part, of adaptations to environments
in our distant past. Some debate about the testability of evolutionairy hypotheses: Evolutionary
explanations can’t be tested directly, because after all, they involve hypotheses about what
happened thousands of years ago. They can, however, suggest novel hypotheses about why people
do what they do in today’s world, which can then be put to the test, as we will see in later chapters.
Evolutie kan ons helpen menselijk gedrag te verklaren:
• Mensen hebben veel gemeen met andere dieren.
• Sommige menselijker gewoontes zijn universeel. Zoals het vormen van relaties. Ook
gewoontes en tradities zoals incest over de hele wereld heen afgekeurd want ook niet
goed voor goede genen en voorplanting.
Socio-culturele perspectief: sociaal gedrag wordt verklaard door te kijken naar de invloed van
grotere sociale groepen. Verschillende culturen, gewoontes in de specifieke sociale context vormen
ons ook.
,Hoe helpt cultuur ons menselijk gedrag te verklaren?
• Sommige gewoontes, tradities en gedragingen zijn verschillend, afhankelijk van de culturele
context. Bijvoorbeeld wat we eten cavia’s of tarantula’s, of correcte manier om je te
gedragen, om te gaan met elkaar.
Cross-cultureel onderzoek: onderzoek met mensen van verschillende culturen om te zien of een bvb
variabele of gedrag aanwezig is in beide culturen of specifiek is voor de cultuur waarin mensen zijn
opgegroeid.
Houdt er rekening mee dat anderen worden beïnvloedt door anderen, door onze omgeving.
Sociaal leren perspectief: sociaal gedrag wordt verklaard door te kijken hoe leerervaringen in het
verleden toekomstig gedrag voorspellen.
Hoe helpt sociaal leren om menselijk gedrag te verklaren?
• Mensen zijn geneigd om gedrag te imiteren van rolmodellen. Behulpzaam gedrag vertonen
naar anderen als je zo wordt opgevoed of in je cultuur. Bepaalde schadelijk gedragingen zoals
roken wordt later overgenomen als in de kindertijd eraan worden blootgesteld.
Interactie tussen deze verschillende perspectieven:
- Taal is universeel, maar specifieke taal die je spreek hangt weer af waar je opgegroeid bent.
Kurt Lewin ontwikkelde formule om gedrag van mensen te begrijpen
- B = f(P X E)
- Gedrag is een functie van persoon en een omgeving. Gedrag van mens nooit alleen te wijten
aan persoon maar ook in de situatie waarin de persoon zich bevindt.
Persoon X Omgeving
- Waar ben je opgegroeid? Opgegroeid in het rijke deel van een gebied zorgt voor meer
kansen bvb dan opgroeien in armer gebied.
- Aanwezigheid van anderen. Handen wassen bvb: mensen wassen grondiger hun handen als
er anderen aanwezig zijn en anders wassen ze minder grondig. Dus mensen gaan zich netter
gedragen als anderen met ons mee kijken.
- Normen: ander gedrag tijdens stappen dan op bezoek bij je schoonfamilie.
De situatie waarin we bevinden haalt verschillende delen van onze persoonlijkheid naar boven en
ook ons gedrag gaat sturen.
Situatie X Persoon
Wij als persoon hebben op zeker invloed op de situatie. Denk aan de damschreewer tijdens de 4 mei
herdenking. Door het schreeuwen raakten mensen in paniek. Mensen ook niet meer 2 minuten stil
en begonnen te paniekeren en rennen. Situatie veranderde.
Persoon of Situatie?
Terroristische aanslagen→ kijken naar de terroristen want zij hebben schade aangericht. Maar ook
onder welke omstandigheden zijn deze daden gepleegd. En is er ook iets in de situatie geweest van
deze terroristen die hun gedrag heeft gestuurd.
Gestaltpsychologie: niet iedereen ervaart de situatie op dezelfde manier. Bestudeert de subjectieve
manier waarop een object in de geest van mensen verschijnt. Zoals plaatjes die je op verschillende
manier kan interpreteren.
Hangt samen met naïef realisme: mensen zijn overtuigd dat de dingen die zij waarnemen ook echt is
hoe het daadwerkelijk is. Naïef realisme ligt aan de basis van heel veel conflicten zoals politiek maar
ok met je dierbaren.
,Basale menselijke motieven:
Zelfverbeteringsmotief: mensen willen een goed gevoel hebben over zichzelf. The take-home
message is that human beings are motivated to maintain a positive picture of themselves, in part by
justifying their behavior, and that under certain specifiable conditions, this leads them to do things
that at first glance might seem surprising or paradoxical. They might prefer people and things for
whom they have suffered to people and things they associate with ease and pleasure.
Accuraatheidsmotief: mensen willen een correct beeld hebben over zichzelf. The need to be
accurate. The social cognition motive. Even when we are trying to perceive the social world as
accurately as we can, there are many ways in which we can go wrong, ending up with the wrong
impressions. Want je hebt niet altijd alle informatie om een goede keuze te maken.
Deze twee zijn vaak in strijd met elkaar.
Ons brein heeft illusies om het accuraatheidsmotief en zelfverbeteringsmotief met elkaar in
overeenstemming te brengen.
• Beter-dan-gemiddeld effect: neiging om eigen capaciteiten te overschatten. Denk dat je iets
beter bent dan gemiddeld.
• Onrealistische optimisme: wat ons zal overkomen in ons leven. We onderschatten de kans
dat ons iets negatiefs overkomt, zoals ernstig ziek worden of auto-ongeluk. En we
overschatten de kans dat iets goeds ons overkomt, zoals miljonair worden en daarom kopen
zoveel mensen staatsloten bijvoorbeeld.
• Vals consensus effect: slechte eigenschappen van jezelf en denken dat dat voor iedereen wel
geldt. Alle mensen komen wel eens te laat. Generaliseren waardoor je het minder erg maakt.
• Vals uniciteitseffect: als we iets heel erg goeds kunnen, zien we dat als iets unieks. Niemand
anders kan dan.
Illusies hebben ook een functie want het houdt ons blij. Onderzoek blijkt dat mensen die deze illusies
niet hebben, grotere kans om depressief te zijn. Depressieve mensen niet per se negatief maar meer
realistisch → depressief realisme. Mentaal gezond blijven. Goed gevoel geven over ons zelf en onze
wereld te ervaren die ons goed uitkomt. Goed voor ons maar kan ons in de problemen helpen bij het
communiceren met anderen.
BOEK:
Fundamental Attribution Error: The tendency to overestimate the extent to which people’s behavior
is due to internal, dispositional factors and to underestimate the role of situational factors. Tendency
to explain our own and other people’s behavior entirely in terms of personality traits and to
underestimate the power of social influence and the immediate situation.
Behaviorism: A school of psychology maintaining that to understand human behavior, one need only
consider the reinforcing properties of the environment. When behavior is followed by a reward (such
as money, attention, praise, or other benefits), it is likely to continue; when behavior is followed by a
punishment (such as pain, loss, or angry shouts), it is likely to stop, or become extinguished. BUT
geen rekening houden met cognities en gevoelens dus geen rekening houden met HOE mensen hun
omgeving interpreteren.
For social psychologists, people’s behavior is not influenced directly by the situation but rather, as we
mentioned earlier, by their construal of it. How you interpret it. The emphasis on construal has its
roots in an approach called Gestalt psychology.--> study the subjective way in which an object
appears in people’s mind. One must focus on the phenomenology of the perceivers—on how an
object appears to them—instead of on its objective components.
, - Kurt Lewin: Lewin took the bold step of applying Gestalt principles beyond the perception of
objects—such as the duck/rabbit picture above—to how we perceive the social world. It is
often more important to understand how people perceive, comprehend, and interpret each
other’s behavior, he said, than it is to understand its objective properties.
- Fritz Heider (1958): We are busy guessing all the time about the other person’s state of
mind, motives, and thoughts. We may be right—but often we are wrong.
Naïve realism: People with opposite political views, for example, often can’t even agree on the facts;
both sides think that they are “seeing as it really is,” when in fact both are probably letting their
beliefs color their interpretation of the facts. We tend to believe, therefore, that if other people see
the same things differently, it must be because they are biased. Our tendency to misbelieve that our
views are always objective.
Hoofdstuk 2 Methodology: How social psychologists do research
De problemen van sociale psychologen:
Imago
- Is sociale psychologie niet gewoon gezond verstand? → Hindsight bias: achteraf denk je, ja
dat wisten we toch allang. Achteraf is makkelijk praten. Maar vaak is het helemaal niet zo
logisch. Uitkomsten voorspellen is niet zo voor de hand liggend als het lijkt.
Slechte onderzoekspartijken
- Diederik Stapel pleegde jarenlang fraude als sociaal psycholoog. Toen dit uitkwam is er een
balletje gaan rollen en is men veel kritischer naar onderzoeksmethoden gaan kijken.
Hierdoor heel veel onderzoeken die niet goed zijn uitgevoerd.
- Replicatiecrisis: opnieuw uitvoeren van bestaand onderzoek. Soms andere resultaten
vinden→ problematisch want theorie klopt dan niet.
- Nu veel betere methoden zoals:
Replicaties: onderzoek meerdere keren uitvoeren
Meta-analyses: verschillende studies die dezelfde onderzoeksvraag beantwoorden.
Kijken naar gemiddeld effect van de studies en kijkt of deze klopt met de vraag.
Open Science: open onderzoek doen. Preregistered: hypotheses van
onderzoeksvraag vastleggen in openbare website. Dus door van te voren voorspelling
vastleggen zorgt ervoor dat er minder makkelijk mee te sjoemelen valt. + open data
en open materials.
Onethisch onderzoek
- Onderzoekers Zimbardo en Milgram hadden onethisch onderzoek gebruikt door schade aan
proefpersonen.
- Strengere regels om ethiek:
Informed consent: informatiebrief wat proefpersonen kunnen verwachten.
Voorkom misleiding: was eerst belangrijk voor onderzoek om pp te misleiden. Zoals
valse feedback en dan kijken hoe mensen zich hierna gaan gedragen.
Bescherm deelnemers: om pijn of mentale schade te voorkomen
Vertrouwelijkheid: privacy en anonimiseren van data en deelnemers
Debriefing: einde goed uitleggen
- Institutional Review Board: ethische commissie om onderzoek goed te laten verlopen en
mensen te beschermen.