Bedrijfskunde de basis
Hoofdstuk 1 paragraaf 1; het bedrijf als technische systeem
Technisch systeem: in een bedrijf als technische systeem zijn drie stromen te onderscheiden:
Informatiestromen
Goederenstromen en transformatieprocessen
Geldstromen
Informatiestromen
Informatiestromen: bestaan uit verkooporders, productieorders en inkooporders. De
informatiestromen gaan van verkoop, via productie of dienstverlening naar inkoop en weer terug.
Zie voorbeeld; blz. 15 en figuur 1.1; blz. 16
Goederenstromen en transformatieprocessen
Goederenstromen: bestaan uit alles wat getransformeerd wordt tot een product of dienst.
Er zijn drie verschillende factoren die bij de goederenstroom en transformatie een rol spelen:
Arbeid de personele capaciteit die nodig is om het transformatieproces en de daaruit
voortvloeiende producten of diensten te kunnen leveren.
Natuur alle grondstoffen en materialen die nodig zijn voor de transformatie.
Kapitaal de machines die gebruikt worden bij de transformatie.
De goederenstroom loopt vanaf de inkoopmarkt naar de afzetmarkt. De totale productiecapaciteit
van een bedrijf wordt begrensd door de aanwezige hoeveelheid arbeid, materialen of kapitaal.
Bij de goederenstromen die nodig zijn om producten of diensten te leveren, kunnen twee trajecten
worden onderscheiden:
Materials management de stroom van goederen van leverancier tot en met de opslag van
de gerede producten in het bedrijf.
Fysieke distributie het traject dat de gerede producten afleggen naar de klant.
Tijdens het transformatieproces worden goederen en informatie bewerkt tot producten en diensten.
Geldstromen
Geldstromen: geld dat het bedrijf binnenkomt en er weer uitgaat.
Er zijn twee soorten geldstromen:
Operationele geldstromen geld dat gebruikt wordt als ruilmiddel bij het verrekenen van
de goederenstromen met leveranciers en klanten.
Financiële geldstromen inkomsten die tot stand komen in relatie tot de vermogensmarkt.
Zie figuur 1.2; blz. 18
,Geld kan een ruilmiddel zijn, een rekenmiddel of een oppotmiddel. Een bedrijf levert producten en
diensten en krijgt in ruil daarvoor geld (geld als ruilmiddel). Bij het bepalen van de prijzen, is het
belangrijk dat alle kosten worden gedekt (geld als rekenmiddel) er dat er nog iets opzijgezet kan
worden voor noodgevallen (geld als oppotmiddel).
Geld is een belangrijk middel om de goederen- en informatiestromen tot stand te brengen en te
laten contineren.
Zie figuur 1.3; blz. 18
Hoofdstuk 1 paragraaf 2; het bedrijf als financieel-economisch systeem
Bezitsmodel: model waarin een bedrijf wordt benaderd als verlengstuk van de eigenaar. De eigenaar
of eigenaren trachten hiermee een inkomen te verwerven.
Eigenaren hebben vermogen ter beschikking gesteld aan het bedrijf en willen hiervoor een
vergoeding hebben. In financiële zin bestaat het eigendom van een bedrijf uit twee elementen:
Bezittingen (zoals grond, gebouwen, machines, voorraden)
Schulden (zoals bankleningen en leverancierskrediet)
Het saldo van deze twee elementen is het eigen vermogen van het bedrijf.
De toename van het eigen vermogen over een bepaalde periode is het inkomen van de eigenaar. Als
de eigenaar in die periode geen privéstortingen of -onttrekkingen heeft gedaan, is deze toename van
het eigen vermogen te beschouwen als het economisch resultaat.
In grote ondernemingen is het eigendom in handen van aandeelhouders, die met hun aandelen een
winstinkomen proberen te verwerven. De belangen van de aandeelhouders worden meegenomen in
de aansturing van de onderneming. Het bestuur vertaalt deze belangen in concrete doelen voor de
onderneming. Deze doelen kunnen soms negatief uitpakken voor de werknemers.
Hoofdstuk 1 paragraaf 3; het bedrijf als sociaal-politiek systeem
Een bedrijf is te beschouwen als een sociaal systeem waarin mensen een samenwerkingsverband
aangaan, om bepaalde doelen te verwezenlijken. Die doelen hoeven niet voor iedereen hetzelfde te
zijn, maar op bepaalde punten moet er wel overeenstemming zijn (bijv. goede kwaliteit leveren).
Ruilrelatie en wederzijdse afhankelijkheid:
Medewerkers brengen hun tijd, energie en capaciteiten in en willen daarvoor iets ontvangen.
De organisatie heeft belang bij goede en betrouwbare medewerkers en wil in ruil daarvoor
iets geven.
Het is per persoon verschillend waarom hij zich inzet en wat hij in ruil daarvoor wil ontvangen. De
opbrengsten hebben daarom zowel een materieel aspect (bijv. salaris), als een immaterieel aspect
(bijv. goede contacten, werkzekerheid, zelfstandigheid, status en waardering).
De wederzijdse afhankelijkheid is niet volledig:
Medewerkers kunnen ontslag nemen als zij ergens anders meer opbrengsten verwachten.
Organisaties kunnen mensen ontslaan als ze niet meer aan de eisen voldoen of als
organisaties moeten inkrimpen.
, In beide gevallen wordt een kosten-batenafweging gemaakt: welke kosten aan tijd en energie heb ik
en welke baten levert dit op? Omdat medewerkers een zo gunstig mogelijke kosten-batenverhouding
willen, moeten ze invloed uitoefenen op de gang van zaken in het bedrijf. Niet alle belangen kunnen
behartigd worden, omdat het bedrijf over beperkte middelen beschikt. Er is altijd sprake van een
zekere schaarste aan opbrengsten die aan personen en partijen verschaft kunnen worden.
Een bedrijf is te beschouwen als een conglomeraat van partijen die deels verschillende en deels
dezelfde belangen hebben. Vanuit dit standpunt gezien, is een organisatie op te vatten als een
sociaal-politiek systeem:
Een sociaal systeem omdat mensen een samenwerkingsverband aangaan.
Een politiek systeem omdat alle groepen invloed willen uitoefenen op de besluiten die in het
bedrijf genomen worden.
Omdat een partij is haar eentje meestal onvoldoende macht heeft, moet zij coalities aangaan met
andere groepen om invloed uit te kunnen uitoefenen.
De leiding van het bedrijf moet zorgen voor een goede balans tussen de bijdragen van de
verschillende partijen enerzijds en de daarvoor beschikbaar gestelde opbrengsten anderzijds om het
samenwerkingsverband in stand te houden.
Hoofdstuk 1 paragraaf 4; het bedrijf als open systeem
Systeem: verzameling elementen en hun relaties.
Wat tot een systeem behoort en welke elementen daarin onderscheiden worden, staat niet bij
voorbaat vast, maar wordt bepaald door de keuze van de beschouwer. Voorbeelden:
- De organisatie als systeem en de afdelingen als elementen kijken naar het functioneren
van afdelingen en hun onderlinge afstemming.
- De afdeling als systeem en de medewerkers als elementen kijken naar de samenwerking
tussen medewerkers.
Systemen functioneren in een omgeving. Is een afdeling een systeem, dan vormen de andere
afdelingen in de organisatie de omgeving. De omgeving van een systeem bestaat uit alles wat zich
buiten het systeem bevindt, maar waar het wel mee verbonden is. De scheiding tussen het systeem
en de omgeving noemen we de systeemgrens. Waar de grens ligt, is niet op voorhand te zeggen.
Er bestaan twee soorten systemen:
Gesloten systeem gedrag van het systeem kan verklaard worden uit alles wat er zich
binnen het systeem afspeelt, zonder invloed van buitenaf.
Open systeem gedrag van het systeem is alleen te verklaren als de invloed van de
omgeving in de beschouwing wordt meegenomen.
Bedrijven zijn open systemen. Ze onderhouden immers relaties met hun omgeving (leveranciers,
klanten, kapitaalverschaffers etc.). De wisselwerking tussen de organisatie als open systeem en haar
omgeving kan worden beschreven als een proces van invoer, doorvoer (transformatie) en uitvoer.
Zie figuur 1.4; blz. 26 en uitleg; blz. 28