Taal en taalwetenschap
Begrippenlijst
Deel 1: Taal en Taalvermogen
H1: van taal naar taalwetenschap
Begrip: universalia (p.6)
Definitie:
Eigenschappen die door alle talen worden gedeeld.
Voorbeelden:
Hieronder volgen enkele universele eigenschappen van talen:
1. Alle talen bestaan uit kleine elementen. In gesproken talen zijn dit klanken en in
gebarentalen zijn dit onder meer handvormen. Uit die kleine elementen worden
grotere eenheden, woorden of gebaren, opgebouwd. Deze worden gecombineerd om
zinnen te vormen.
2. Alle gesproken talen hebben klinkers en medeklinkers.
3. In alle talen kunnen taalgebruikers een bewering ontkennen, vragen stellen en
bevelen geven.
4. Alle talen hebben woorden voor ZWART en WIT of DONKER en LICHT.
Uitleg:
Taaluniversalia zijn kenmerken die voorkomen in alle natuurlijke talen. Twee voorbeelden
zijn het onderscheid tussen verschillende woordsoorten en de aanwezigheid van
zowel klinkers als medeklinkers. Het onderzoek op dit gebied hangt nauw samen met
zowel taaltypologie als de manier waarop de menselijke hersenen taal verwerken.
Meer uitleg in hoofdstuk 17
Begrip: compositionaliteit (p.6)
Definitie:
Taalelementen hebben een eigen betekenis, maar ze kunnen gecombineerd worden om
andere betekenissen uit te drukken.
Woorden hebben elk afzonderlijk een bepaalde betekenis en ieder woord is opgebouwd uit
klanken die maken dat het woord onderscheiden kan worden van andere woorden. Woorden
gecombineerd met andere woorden vormen een complexe boodschap. Die boodschap kan
ook variëren met de volgorde waarin de waarden zijn geplaatst.
Alle talen bestaan uit kleine elementen. In gesproken talen zijn dit klanken en in
gebarentalen zijn dit onder meer handvormen. Uit die kleine elementen worden grotere
eenheden, woorden of gebaren, opgebouwd. Deze worden gecombineerd om zinnen te
vormen.
Voorbeelden:
Zo verschillen kan en pan alleen in de eerste klank, maar hebben ieder een geheel eigen
betekenis.
Bij de onderstaande twee zinnen gaat het om precies dezelfde zes woorden, die in beide
zinnen hun eigen betekenis houden. Toch hebben de zinnen een verschillende betekenis.
5. De badmeester heeft het meisje gered.
, 6. Het meisje heeft de badmeester gered.
Neem de zin Piet kust Jan, die betekent dat er een kus-relatie bestaat tussen twee specifieke
individuen (Piet en Jan), waarbij Piet de kusser is en Jan de gekuste. Om te kunnen
beoordelen of deze zin waar is moeten we weten wat de individuele woorden in deze zin
betekenen: we moeten weten wie Jan en Piet zijn en wat kussen is. Maar we moeten ook
kennis hebben van de grammatica van het Nederlands, die ons vertelt dat in een simpele
stellende zin het werkwoord en lijdend voorwerp volgen op het onderwerp; hierdoor weten
we dat het Piet is die Jan kust en niet andersom.
Uitleg:
Betekent dat de betekenis van een taaluiting (een zinsdeel of een zin) op een systematische
manier afhangt van (1) de betekenis van de individuele bouwstenen ervan (woorden of
morfemen) en (2) de manier waarop de grammatica deze bouwstenen aan elkaar plakt.
Dat komt neer op het idee dat de betekenis van het geheel de "som" der samenstellende
delen is. Bijvoorbeeld: de betekenis van het zinsdeel drie mensen is te bepalen op grond van
de betekenis van de woorden drie en mensen.
Meer uitleg in hoofdstuk 14
Begrip: recursie (p.6)
Definitie:
Bij recursie is er sprake van een eenheid (woord, woordgroep of zin) die zelf weer deel
uitmaakt van een grotere eenheid van dezelfde soort. Aan zo’n eenheid kan een
taalgebruiker vergelijkbare nieuwe eenheden toevoegen, zoveel hij wil. Op deze manier
treedt er oneindige herhaalbaarheid op en is men in staat om zonder beperkingen
aaneenschakelingen van woorden, woordgroepen of zinnen van dezelfde soort te
formuleren.
fenomeen waarbij talige
eenheden van een bepaald
type eenheden van hetzelfde
type
bevatten of zinnen inbedden
in zinnen.
fenomeen waarbij talige
eenheden van een bepaald
,type eenheden van hetzelfde
type
bevatten of zinnen inbedden
in zinnen.
Een fenomeen waarbij talige eenheden van een bepaald type eenheden van hetzelfde
type bevatten.
Recursie dat het mogelijk maakt om een linguïstische eenheid in te bedden in een andere
linguïstische eenheid van hetzelfde type.
Voorbeelden:
Je kan op verschillende niveaus binnen taal een voorbeeld geven van recursie. We geven er
hier twee:
1. Zinsniveau: de eenheid die oneindig herhaalbaar is, is de zin.
Jan loopt is een zin en kan deel uitmaken van een grotere zin: Ik zie dat Jan loopt. Deze
grotere zin kan vervolgens weer deel uitmaken van een nog grotere zin: Marie weet dat ik zie
dat Jan loopt. Uiteraard kan deze zin deel uit maken van een nog grotere zin: Kees heeft
gehoord dat Marie weet dat ik zie dat Jan loopt. Dit kan je oneindig blijven herhalen, omdat
een zin altijd onderdeel uit kan maken van een grotere zin. Dit deel van taal is dus oneindig
herhaalbaar.
2. Woordniveau: de eenheid die oneindig herhaalbaar is, is het zelfstandig naamwoord.
In het Nederlands kunnen wij vrij gemakkelijk samenstellingen maken. Neem nu de twee
zelfstandig naamwoorden tafel en poot. Voeg ze samen en je hebt een nieuw, groter
zelfstandig naamwoord: tafelpoot. Dit zelfstandig naamwoord kan vervolgens weer deel
uitmaken van een nog groter zelfstandig naamwoord: tafelpootverkoper. Net als bij voorbeeld
1 kan je dit proces tot in het oneindige blijven herhalen en steeds grotere zelfstandig
naamwoorden maken.
Uitleg:
Recursie doet misschien ook wel een beetje denken aan een babushka poppetje. Een klein
poppetje past in een groter poppetje en die past dan weer in een nog groter poppetje. In
principe is er geen grens aan hoe groot het grootste poppetje kan zijn, totdat men te maken
krijgt met fysieke beperkingen. Ditzelfde geldt voor recursie in taal. De voorbeelden laten
zien dat we oneindig lange zinnen en samengestelde woorden kunnen maken. Op een
gegeven moment worden die zinnen en woorden echter zo lang, dat ons geheugen en
geduld tekort schiet.
Begrip: creativiteit (p.8)
, Definitie:
Als het gaat om taal, heeft het betrekking op het feit dat mensen met de regels waar ze over
beschikken steeds nieuwe, mogelijke unieke zinnen kunnen maken.
Voorbeelden:
De voorgaande zin is misschien wel zo’n ‘unieke zin’.
Uitleg:
Spontaniteit en creativiteit zijn karakteristiek voor het menselijk taalgebruik. Bijentaal en ook
taal van andere dieren kent geen creativiteit, wat wel een kenmerkende eigenschap is voor
mensentaal. (Met het begrip ‘creativiteit’ wordt niet gedoeld op ‘artistieke creativiteit’.)
Begrip: onomatopeeën (p.9)
Definitie:
klanknabootsende woorden, waarvan de vorm de betekenis in zekere mate weerspiegelt.
Voorbeelden:
Kukeleku, niezen en tsjilpen.
Uitleg:
Een onomatopee of klanknabootsing is een woord dat fonetisch het geluid dat het beschrijft
nabootst of suggereert.
Begrip: kunsttalen (p.9)
Definitie:
Talen die door mensen bewust ontworpen of geconstrueerd zijn.
Voorbeelden:
Om de problemen van internationale communicatie op te lossen, of soms het ideologische
doel om volken dichter bij elkaar te brengen, zijn er verschillende kunsttalen ontwikkeld. In
de loop der tijd zijn dat er enkele tientallen geweest (bijv. Mundolingue of Interglossa). De
meeste zijn een vroege dood gestorven. De bekendste kunsttaal is het Esperanto.
Uitleg:
Kunsttalen hebben een aantal kenmerken die gelijk zijn aan de eigenschapen van
natuurlijke, menselijke talen, zoals het verschijnsel van compositionaliteit en de
willekeurigheid van het taalteken. Maar ze verschillen in tenminste de volgende twee
opzichten van natuurlijke, menselijke talen:
1. Ten eerste veranderen ze over het algemeen niet in de loop van de tijd, terwijl
natuurlijke talen als het ware levend zijn. Het Nederlands van rond 2000 wijkt af van
het Nederlands rond 1900. Kunsttalen als bedachte, geconstrueerde talen krijgen een
vorm die over het algemeen of nauwelijks verandert. Dat geldt ook voor het
Esperanto.
2. Het tweede verschil heeft te maken met het eerder gesignaleerde gegeven dat
kinderen een natuurlijke taal over het algemeen verwerven van jongs af aan in directe
interactie met hun omgeving. Dit is bij kunsttalen niet het geval. Met betrekking tot dit
punt heeft het Esperanto in vergelijking met andere kunsttalen een enigszins aparte
positie. Kinderen die opgroeien in een gezin waarvan beide ouders Esperanto
spreken, maken zich soms op dezelfde manier die taal eigen als kinderen
bijvoorbeeld het Nederlands.