Themablok 2 – Module 4 – Samenvatting Voeding bij ziekten
In geval van ziekte of herstel na ziekte is goede voeding extra belangrijk. Onderzoek wijst uit dat een
gezond eetpatroon de kans op bijvoorbeeld hart- en vaatziekten en kanker kan verkleinen. De diëtst
is deskundig wanneer het gaat om de relate tussen gezondheid en ziekte. Door middel van
voorlichtng en/of een persoonlijk voedingsadvies kan de diëtst bijdragen aan een betere
gezondheid, minder complicates of een sneller herstel na ziekte. In deze module gaat het om de rol
van de diëtst in het ziekenhuis en de tweedelijnszorg. De diëtst stelt behandeldoelen op en geef
voedingsadvies, afgestemd op de persoonlijke situate van de cliënt. Hierbij werkt zij samen met
andere discipline in de tweede lijn, zoals artsen en fysiotherapeuten. U leert over de relate tussen
voeding en ziekte en het belang van goede voeding bij ziekte en herstel. U leert hoe het werk van een
diëtst in de tweedelijns eruit ziet.
Specifek leert de student wat de voedingsrichtlijnen zijn bij obesitas, nieraandoeningen, diabetes,
COPD, kanker, ondervoeding, gastro-enterologische aandoeningen, voedselallergie en
voedselovergevoeligheid. U leert een voedingsadvies af te stemmen op de persoonlijke situate van
de cliënt.
Leerdoelen;
In deze module staan de onderstaande leerdoelen centraal. De student kan;
Beschrijven van de relate tussen voeding en (herstel na) ziekte.
Beschrijven van de risico’s van ondervoeding.
Bepalen van het voedingsbeleid rondom ondervoeding.
Bepalen van het voedingsbeleid bij de chronische ziekten diabetes en kanker.
Opstellen van behandeldoelen en geven van voedingsadvies bij gastro-enterologische
aandoeningen, nieraandoeningen, COPD, voedselallergieën, voedselintolerante en obesitas.
Interpreteren van laboratoriumwaarden die van toepassing zijn op bepaalde ziektebeelden,
bijvoorbeeld nieraandoeningen en diabetes.
Geven van voedingsadvies bij een bepaalde ziekte, afgestemd op de wensen en persoonlijke
situate van de cliënt.
Beschrijven van de rol en de werkwijze van de diëtst in het ziekenhuis en/of de tweedelijns.
Kernbegrippen;
De volgende kernbegrippen komen in deze module aan bod;
Tweedelijns zorg
Ondervoeding
COPD
Gastro-enterologische aandoeningen
Nieraandoeningen
Kanker
Voedselallergie en voedselovergevoeligheid;
Obesitas
Diabetes
1
,Examen vragen – Voeding bij ziekten
Bij COPD is er vaak sprake van ondervoeding. Welke 2 soorten ondervoeding zijn er?
Acute ondervoeding
Chronische ondervoeding
GI voeding is belangrijk voor diabeten. Waarom is dit en waarom is hier discussie over?
De glycemische index (GI) zegt iets over de snelheid waarmee het bloedglucose stjgt na het eten van
koolhydraten. Koolhydraten die snel worden verteerd en in het bloed worden opgenomen, hebben
een hoge GI en koolhydraten die langzaam worden verteerd en hun glucose geleidelijker aan het
bloed afgeven hebben een lage GI. Door gebruik te maken van GI voeding die goed afgestemd is op
de inname van insuline of medicate, wordt het gemakkelijker een goede bloedglucoseregulate na te
streven. Er is sprake van dat voedingsmiddelen met een lage GI bijdrage aan een afname in gewicht,
wat een groot voordeel kan zijn bij mensen met diabetes type 2. Harde bewijzen zijn hier nog niet
voor aangetoond, vandaar dat dit voorlopig nog onderwerp van discussie zal zijn.
Geef 8 adviezen voor een oudere dame met refuu.
Energiebeperkt dieet bij overgewicht
Vezelrijke voeding bij obstpate
Kleinere maaltjden, voeding goed over de dag verdelen
Rustg eten, goed kauwen
Beperken alcoholgebruik
Zo nodig beperken van het gebruik van bepaalde voedingsmiddelen, wanneer ze de refux
uitlokken of verergeren
Niet direct na het eten gaan liggen, circa drie uur voor het slapengaan niet meer eten
Bij bedlegerigheid na een maaltjd op de linkerzijde liggen
Een diëtste adviseert groenten, fruit en peulvruchten aan een diabeet. Waarom? Welke twee
anderen levensmiddelen raad je aan?
Groenten, fruit en peulvruchten zijn goede koolhydraatbronnen, vanwege een hoog gehalte aan
vitamines, mineralen en vezels. Ik raad verder ik het gebruik van volkorenproducten aan, zoals
volkoren pasta, zilvervliesrijst en een volkoren boterhamen i.p.v. de wite-varianten. Tot slot raad ik
ook het gebruik van zuivel aan, bijvoorbeeld een glas magere melk bij de lunch vanwege het
calciumgehalte in zuivelproducten.
Man met een maagresecte krijgt na de maaltjd last van duizeligheid en zweten. Wat is dat? Deze
patënt drinkt een glas water bij het eten. Is dit goed? Geef de man drie adviezen.
Hier is sprake van het dumpingsyndroom, specifek van vroege dumping. Het drinken van een glas
water bij het eten is niet goed, wanneer tjdens het eten niet of heel weinig gedronken wordt kan de
maag het voedsel beter vasthouden. Ik zou de volgende drie adviezen aan de patënt geven;
Kleine, frequente maaltjden (om de anderhalf à twee uur)
Tijdens het eten niet of heel weinig drinken (de maag kan het voedsel beter vasthouden)
Tussen de maaltjden voldoende drinken; hierbij een biscuitje of een cracker eten
Voedingsmiddelen met een hoge osmolariteit mijden of goed over de dag spreiden
Korte tjd rusten na de maaltjd
Ruim gebruik van voedingsmiddelen met oplosbare voedingsvezels, zoals fruit, groente,
peulvruchten, maïs en haver. Oplosbare voedingsvezels vertragen de resorpte van glucose in
de dunne darm.
Bij vetdiarree; eventueel een tjdelijk vetbeperking en zo nodig supplete van pancreasenzym.
2
,Zou je Omega-3 supplete geven aan een kankerpatënt? Waarom wel en waarom niet? Benoem 3
argumenten.
Ja, ik zou Omega-3 supplete geven aan een kankerpatënt. Omega-3 supplete bevat net als vete vis
de n-3-vetzuren EPA en DHA. Deze remmen de producte van cytokinen, waardoor infammate
wordt afgeremd. N-3-vetzuren zouden daarom sarcopenie en cachexie kunnen tegengaan, waardoor
de patënt een betere voedingstoestand behoudt, wat bij kan dragen in de verdere behandelingen.
Man is na een hersenbloeding aan 1 kant verlamd en is de laatste maand 6 kg afgevallen en eet
nauwelijks. Is deze man ondervoed? Met welke drie afdelingen ga je wat bespreken?
Ja, deze man is ondervoed omdat hij meer dan 3 kilo, 5% is afgevallen in de laatste maand. Ik zou de
volgende afdelingen en onderwerpen gaan bespreken om de juiste behandeling op te tuigen;
De arts; bespreken en afstemmen van het voedingsbeleid. Het navragen van de behandeling
en de prognose, bijvoorbeeld om af te stemmen of sondevoeding voor deze patënt
eventueel een opte zou zijn.
De verpleegkundige; navragen hoe voedingsintake van de patënt vanaf de dag van opname
is geweest en het voedingsadvies bespreken.
De fysiotherapeut; bespreken wat de condite van de patënt is en hoe deze eventueel
verbeterd kan worden
Overige optes; maatschappelijk werker, huisarts, mantelzorg, psycholoog.
3
, Verkort overzicht – Samenvatting voeding bij ziekten
Behandelrichtlijnen staan vast maar de behandeldoelen zijn voor iedere cliënt verschillend.
Ondervoeding
Als diëtst bepaal jij wat het beste voeding is voor een patënt en niet de arts. Soms moet je dan
tegen de arts durven zeggen, een proacteve houding! Denk aan bepaalde medicijnen, die kunnen
effect hebben op de opname van macro- en micronutriënten. Speel daarop in met een afgestemd
voedingsplan.
Mensen boven de 75 hebben een verminderd reukvermogen, waardoor hun smaak vermindert
wordt. Alleenstaande ouderen hebben een verminderd voedingspatroon, ook de tussendoortjes
slaan ze over omdat ze toch alleen zijn, dit vergroot de kans op ondervoeding.
De prevente van ondervoeding staat bovenaan. Het voornaamste doel is om er altjd voor te zorgen
dat de patënten voldoende binnenkrijgen. Voordat je een dieet voorschrijf, dien je eerst de
voedingstoestand te bepalen, labwaarden op te vragen en beweging na te gaan. Zink, vitamine C en
arnanine (aminozuren) helpen bij het helen van decubitus (doorligplekken). De mogelijkheid van
nutridrink zijn eindeloos, gebruik de goede variant voor de verschillende ziekten.
COPD
Aandoeningen die vallen onder COPD zijn te verdelen in twee categorieën;
Colt 1 en 2 – In dit stadium valt nog veel gezondheid te behalen
Colt 3 en 4 – In dit stadium is er sprake van afname van kwaliteit van leven
Patënten met COPD (colt 1 of 2) hebben vaak overgewicht. Ze willen niet bewegen, omdat ze dan
last van de longen krijgen (benauwdheid). Er bestaat risico op ondervoeding en afraak van de
spiermassa. Je hebt te maken met een hele moeilijke cliëntengroep, omdat ze niet willen bewegen
en alleen de voeding aanpassen is niet voldoende.
Patënten met COPD (colt 3) ziten nog niet aan de zuurstof. De patëntengroep valt af, omdat de
energiebehoefe met 20% verhoogt is, terwijl de algemene energie afneemt. De BMI ondergrens is
21, hierna volgt bijvoeding.
Patënten met COPD (colt 4) ziten aan de zuurstof, de rest is hetzelfde als bij colt 3. Colt 4 heef meer
kans op het oplopen van decubitus door toenemende kans op infectes en immobiliteit. Het
voedingsadvies luidt kleine maaltjden verdeeld over de dag en bijvoeding nodig, bijvoorbeeld
drinkvoeding.
Bij COPD is er sprake van een verhoogde stofwisseling/energiebehoefe door;
Verminderde eetlust/zelfzorg
Verminderde voedselinname/ eiwitbalans en of energiebalans
Ondervoeding
Verlaagde prognose
Ziekte maag-darmkanaal
In de mond
Kauwproblemen zijn geen aandoening maar een gevolg van een aandoening aan bijvoorbeeld de
tanden. Bij kauwproblemen moet de consistente van de voeding aangepast worden.
Droge mond door onvoldoende aanmaak van speeksel. Ziekte van Sjogren is een aandoening aan de
slijmvliezen. Maken o.a. te weinig speeksel aan. Een droge mond en weinig slijm geef een risico op
mondproblemen zoals gaatjes in tanden en ontstekingen in de mond/op de tong.
Moeilijk slikken geef risico op verstkking. Dit komt vooral voor bij jonge kinderen of bij mensen met
een neurologische aandoening zoals Parkinson.
Dysfagie is het hebben van problemen met kauwen en moeilijk slikken etc.
4