SV “Bestuurlijke kaart van Nederland”
Drie kenmerken waaraan je kan zien of iets een publieke of private organisate iss
1) Alle organisates met een publiekrechtelijke grondslag behoren tot het openbaar bestuur
- Publieks bv. de gemeente (Gemeentewet), bestaan is wetelijk vastgelegd
- Privaats bv. verenigingen, stchtngen en vennootschappen
2) Financiering
- Publieks fnanciering uit algemene middelen; belastngen, premies of overheidssubsidies
- Privaats fnanciering door contributes, verkoop van producten en diensten
3) Doel- of taakstelling
- Publieks algemeen belang, zoals goede zorg, onderwijs, huisvestng van burgers
- Privaats deelbelang, van bijvoorbeeld aandeelhouders of leden
Stchtng Citos vanuit juridisch oogpunt privaat, maar wel een publieke taak en ontvangt voor
de uitvoering van die taak overheidssubsidie. Duss deels publiek, deels privaat.
Kenmerken van het Nederlands openbaar bestuurs
1. Nederland is een consttutonele monarciie (koning is staatshoofd). Het handelen van de
koning is gebonden aan een grondwet of geschreven consttute.
2. Nederland is een recitstaat. Het overheidshandelen is onderworpen aan de regels van het
recht, zodat de overheid niet naar willekeur mag handelen.
3. Nederland kent een gedeeltelijke scieiding der maciten. De wetgevende, uitvoerende en
rechtsprekende macht zijn in sterke mate onafankelijk en controleren elkaar.
4. Nederland kent gedeeltelijke scieiding van kerk en staat. Geen staatskerk.
5. Nederland heef een parlementair stelsel. De bevolking kiest rechtstreeks de Tweede Kamer
(= representateve/indirecte democrate).
6. Ministeriële verantwoordelijkieid. De ministers zijn verantwoordelijk voor het optreden van
het staatshoofd en de rijksambtenaren. Thorbecke.
7. Vertrouwensregel. Ministers worden geacht af te treden zodra zij het vertrouwen van de
volksvertegenwoordiging verloren hebben.
8. Het parlementaire stelsel is dualistsci. De volksvertegenwoordiging is onafankelijk van de
regering en ministers kunnen geen deel uitmaken van de Staten-Generaal. Ook gemeenten
en provincies kennen dit (gescheiden van de colleges).
9. De Nederlandse bevolking kiest geen bestuurders. In VS wel. Gemeenteraad kiest
wethouders, provinciale staten kiest gedeputeerde.
10. Evenredige vertegenwoordiging in het kiesstelsel. Het aantal zetels voor een partj is gelijk
met de aanhang van die partj onder de bevolking (- districtenstelsel). Geen kiesdrempel.
1917s districtenstelsel werd stelsel van evenredige vertegenwoordiging.
11. Nederland is een gedecentraliseerde eenieidsstaat. Rijksoverheid kan taken opleggen. Maar
veel taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden horen bij lagere overheden. Thorbecke
12. Geen consttutoneel iof. Er is geen onafankelijke rechtelijke instante die weten toetst
aan Grondwet.
13. Geen juryrecitspraak. Rechtspraak is hier een exclusief domein van onafankelijke rechters.
14. Nederland kent een omvangrijk functoneel bestuur. Bestuursorganen hebben een wetelijk
vastgelegd takenpakket.
,De Nederlandse staat
Vier kenmerken van een staats
1. Een specifek grondgebied (= territorium).
Nederland wordt begrensd door andere staten en door de Noordzee.
2. Er is een bevolking.
Geen verschil tussen dun of dichtbevolkt. Antarctca is dus geen staat.
3. Er is een wetelijke ordening en een bestuurlijke organisate die gezaghebbend de wet- en
regelgeving kan handhaven.
Nederland heef een grondwet en andere daarop aansluitende wet- en regelgeving.
Geweldsmonopolie van de staat, voor veiligheid en bescherming.
4. Een staat is erkend door andere staten.
Lidmaatschap van de VN. Soevereine staats in internatonaal recht gelijk aan andere.
De Staat der Nederlanden is een rechtspersoon, bevoegd om rechtshandelingen te verrichten. Bijv.
koopovereenkomst met een burger, verdrag sluiten, belastng innen. Nederland is samen met Aruba,
Curacao en Sint Maarten deel van het Koninkrijk der Nederlanden. Bonaire, Saba en Sint Eustatus
hebben de status van ‘openbaar lichaam’, posite vergelijkbaar met die van gemeenten.
- Nederlandse koning is staatshoofd van Koninkrijk der Nederlanden (NL, Aruba, Curacao,
Sint-Maarten). Laatste drie hebben een gouverneur als vertegenwoordiger.
- Regering van koninkrijk = koning + Raad van Ministers
Nederland is een consttutonele monarciie sinds de Grondwet van 1815. Willem I aanvaardde de
ttel soeverein vorst in 1813 en nam in 1815 de ttel Koning der Nederlanden aan. Een consttute is
het geheel van elementaire (on)geschreven regels met betrekking tot de organisate van de staat.
Regels kunnen zijn vastgelegd in een wet, gewoonterecht of conventes. Thorbecke kwam in 1848
met drie uitgangspunten die nog steeds terug te vinden zijn in de huidige Grondwet.
1. Tiorbecke 1: Parlementair stelsel
a) Ministeriële verantwoordelijkheid. De ministers moeten verantwoording afeggen over de
handelingen en uitngen van de leden van het koningshuis en over het functoneren van het
ambtenarenapparaat dat namens de regering beleid voorbereidt en uitvoert. Bestuursmacht.
b) Vertrouwensregel. Het kabinet/minister/staatssecretaris moet het vertrouwen hebben van
minimaal de helf van de Tweede Kamer. Mote van wantrouwen.
2. Tiorbecke 2: Recitsstaat
- Overheid mag niet handelen naar willekeurs overheidshandelen gebaseerd op weten
= legaliteitsbeginsel
- Machtenscheiding in de staat. Montesquieu – Trias Politca.
- Vrije en geheime verkiezingen.
- Grondrechten, zoals recht op vrijheid van meningsuitng, gelijke behandeling etc.
- Vrije en onafankelijke media, persvrijheid. Media is een ‘waakhond’.
3. Tiorbecke 3: Gedecentraliseerde eenieidsstaat
- Autonomie. De eigen bevoegdheid van provincie en gemeente. Zij kunnen zelfstandig
regels vaststellen (algemene plaatselijke verordeningen) APV’s. In de APV kan de
gemeenteraad regelingen trefen die zijn toegespitst op de lokale omstandigheden. APV
mag niet in strijd zijn met hogere weten. VBs Urk, vloekverbod (“God”).
- Medebewind. Provincies en gemeenten stellen regels op in opdracht van een hogere
regeling. Inhoud van de regels is vrij, maar wel rekening houden met de regels.
, - Toezicht. Natonale overheid kan alle besluiten van lagere overheden vernietgen
wanneer deze in strijd zijn met de wet of het algemeen belang. Repressief toezicht van
het Rijk.
Autonomie en medewind heef te maken met decentralisate. Toezicht met eenheid.
3 redenen waarom de overheden moeten samenwerken
1. Samenwerking in de vorm van een duidelijke taakverdeling tussen de bestuurslagen levert
belangrijke voordelen op. Niet elke gemeente hoef een eigen leger.
2. Samenwerking is gewenst omdat lagere bestuurslagen (gemeenten) weten wat de
problemen op lokaal niveau zijn en waaraan hun inwoners behoefe hebben.
3. Veel problemen waarmee overheden te maken hebben beperken zich niet tot hun eigen
grondgebied, zoals verkeer en vervoer. Fileproblemen, aanleg van wegen etc.
Territoriaal of algemeen bestuur is bestuur met een in principe onbeperkt takenpakket (open
huishouding) binnen het eigen territorium.
De politekk-bestuurlijke insttutes
De regering
De koning en ministers in Nederland vormen samen de regering. Kroon is een synoniem. Onze
monarchie dateert van 30 november 1813 (Willem I werd Koning der Nederlanden). Sinds 1848,
ministeriële verantwoordelijkheid, verschoof het zwaartepunt naar de ministers. Nederland werd
een consttutonele monarchie. In 2012 heef de koning ook zijn rol tjdens kabinetsformates
verloren. De koning benoemt niet meer de informateur, maar de Kamer. De informateur komt uit de
grootste partj. Na de formate komt het nieuwe kabinet eenmaal bijeen om het regeerakkoord te
onderschrijven, Tweede Kamer is hieraan gebonden, Eerste Kamer niet. Gedoogakkoord is een
akkoord waarin de partj geen deel werd van de regering, maar het kabinet wel zou steunen in ruil
voor honorering van hun wensen door de andere partjen (PVV vs VVD en CDA).
Koning is nog wel direct betrokken bij het regeringsbeleid tjdens de kabinetsperiodes
Hij ontvangt notulen van de ministerraadsvergaderingen
Wekelijks gesprek met minister-president
Ministers
Minister-president (voorziter ministerraad) en ministers worden nog steeds bij Koninklijk Besluit
benoemd en ontslagen. Ministeriële verantwoordelijkieid: De ministers zijn verantwoordelijk voor
al het doen en laten van de onder hen vallende ambtenaren en zijn daarop aanspreekbaar door de
volksvertegenwoordiging.
Je hebt ministers met en zonder portefeuille. Ministers zonder portefeuille hebben geen eigen
ministerie maar wel stemrecht in de ministerraad. Was bedoeld om het de minister-president
mogelijk te maken zich aan zijn coördinerende taken te wijden zonder ook nog een volwaardig
ministerie onder zich hebben. In de praktjk worden ze gebruikt om bepaalde deelterreinen van een
departement meer accent e geven en om de verdeling van portefeuilles tjdens kabinetsformates
rond te krijgen. Een minister ad interim is een tjdelijke vervanger van een minister.
Bevoegdheden minister-presidents
Zelfstandig vaststellen van de agenda van de ministerraad
Als regeringsleider deel uit maken van de Europese Raad
Persconferente en tv-interview na de wekelijkse ministerraad vergadering
Verantwoordelijk voor Rijksvoorlichtngsdienst en de WRR