Morfologie 1, inleiding
Anatomisch begrippenkader
aspecifieke pijn
- Geen duidelijke structurele beschadiging vast te stellen met medisch onderzoek, uitspraak
over aandoening niet mogelijk (wss fascia)
- 24 uurs regels negatief, neurogene ontsteking in fascia systeem of centrale sensitisatie
Mild en ernstig specifieke pijn
- Structurele schade, dus kan gebruik worden gemaakt van conventionele anatomische
begrippenkader, aantonen met MRI of CT scan
- 24 uurs regel negatief, conservatieve behandeling van toepassing
Ernstig specifieke pijn
- Structurele schade, met slecht lokaal adaptief vermogen (herstel vermogen) medische
hulp/operatie van toepassing
- 24 uurs regels positief, reactie op behandeling die 2 tot 14 dagen nodig heeft om uit te
doven, wss intra articulaire schade of hernieuwde prikkeling
Intermizzio 1.4 boek blz. 40
Lokaal adaptief vermogen
- De potentie om te kunnen aanpassen, van verschillende cellen, oiv stofwisseling
Hierbij is mitositeit (celdeling) en de bindweefselsoort erg belangrijk
Mitositeit
- Elke cel kan zich delen, oude cellen sterven af = regeneratieproces
3 vormen mitositeit
1. Mitotisch = celdeling kan continue gerealiseerd worden (pro-erytroblasten, voorloper van
erytrocyten (rode bloedcellen), zijn mitotische cellen
2. Post-mitotisch = bepaald aantal beschikbare cellen voor deling, cellen op = stopt proces
Neuronen bijv. tot 6e levensjaar, spiercellen tot 18e en kraakbeen tot 30e (meniscus)
3. Recurrent mitotisch = vermogen tot celdeling tot externe factoren bepaald, weefselschade
verhoogd fibroblasten en chondroblasten (delingsactiviteit)
Bindweefselsoort
Weefsels zijn groepen cellen met dezelfde functie. Er zijn 4 soorten weefsel relevant voor
bewegingsapparaat:
- Zenuwweefsel
- Spierweefsel
- Kraakbeenweefsel (hyalien, vezelig en elastisch kraakbeen)
- Bindweefsel (bot, collageen van kapsels, banden, spieren en pees)
Lokaal adaptief vermogen na weefselschade afhankelijk van:
- De weefselsoort (mitositeit, zie hierboven)
- De lokalisatie van de schade
Proximaal en diep = weinig nocisensoriek, distaal en oppervlakkig = veel noci
Slecht doorbloedde weefsels weinig noci (kraakbeen of meniscus) = slechte regeneratie
- De grootte van de schade
Geringe celdood = neurogene ontstekingsreactie, na een paar uur (beetje zeuren)
Veel celdood = klassieke ontstekingsreactie, met verschijnselen
- De aard van de schade
Verrekking / distorsie = geen celdood, hersteld vanzelf
, Ruptuur = celdood, cellen worden vervangen door andere (bindweefsel) cellen, en
krijgen niet oorspronkelijk functie terug (ACL bijv)
- De mate van getraindheid en de leeftijd
Kwaliteit beschadigde cellen heeft invloed op herstelvermogen
Hoe ouder, hoe minder (snel) herstel
Bindweefsel typen
1. Trekvast, pezen en ligamenten
2. Waterbinding, structuren met veel compressie kraakbeen
3. Losmazige bindweefsel, wondherstel en verglijden weefsel t.o.v. elkaar
4. Netvormend collageen, rond bloedvaten en basale lamina
Tabel 3.1 boek blz. 26
Figuur 3.8 blz 27
- Laatste kwart van collageen vezels overlapt elkaar met cross linking, voor extra stevigheid
Algemeen adaptief vermogen
Systeemziekten, negatieve stress, houdings- bewegingsgedrag en leeftijd, validiteit en
trainingstoestand
- Fibroblasten hebben max aantal celdelingen al (bijna) bereikt (iov enzym telomerase)
- Trainingstoestand vascularisatie perifeer weefsel bij goede conditie weefsel (use it or lose
it), weefsel wat niet gebruikt word, degenereert
Embryologie en segmenten
3 kiembladen (vanuit ei en zaadcel)
- Ectoderm CZS
- Mesoderm (mesenchym = embryonaal bindweefsel) (structuren bewegingsapparaat, skelet
en bindweefsel) 31 somieten omarmen de neurale buis (ter hoogte van hoofd worden het
‘somitoren’ genoemd die de oog en aangezichtsspieren innerveren)
Oorsprong van alle bindweefsel. Andere weefsels hebben met name cellen, maar
bindweefsel is 80% extracellulaire matrix (dus zonder cellen)
Ledematen vanaf 4e week, intramembraneuze ossificatie = botgroei embryo –
enchondrale ossificatie = botgroei na geboorte (wat eerst allemaal kraakbeen was)
8 weken tot geboorte = foetale ontwikkelingsperiode
- Endoderm
Viscerotoom = ingewanden
Primaire segmentatie
Somiet via primaire zenuwwortel verbonden met neurale buis
Somiet deelt zich in
- Sclerotoom = bindweefsel, kraakbeen en bot
- Myotoom
- Deel dermatoom
Secundaire segmentatie
Endoderm en ectoderm worden via een primaire zenuwwortel geïnnerveerd en gaan daarom ook bij
een specifiek segment horen
Embryologie en segmenten
Segmentatie gevolgd door groei en anatomische veranderingen in embryonale fase
Daardoor segmentale opbouw bij volwassenen moeilijker herkenbaar
Bijv. prikkel werkt op dermatoom segment 2, sclero/myotoom segment 3, viscerotoom segment 1
,Segment = alle weefsels en organen die geïnnerveerd worden door 1 paar van een spinale zenuw
- Bindweefsels moet geprikkeld worden in bepaalde richting, om zich daar in te ontwikkelen
(herstel)
Dus, bewegingsapparaat, skelet en dermatomen uit mesoderm worden direct spinaal geïnnerveerd
met primaire segmentatie. Het endoderm en ectoderm worden secundair geïnnerveerd met
secundaire segmentatie.
Functionele histologie van bindweefsel
Matrix bindweefsel bestaat uit: 80% extracellulaire matrix – 20% cellen
- Grondsubstantie met glycosaminoglycanen (GAG’s) die proteoglycaanmoleculen (PG)
vormen in kraakbeen word PG-aggregaten driedimensionaal borstelige structuur
- Gebonden water aan bijv. type lll collageen, samen met de proteoglycanen. Dit zorgt er
voor dat structuren goed langs elkaar kunnen glijden.
- Niet-collagene proteïnen (verbindings- en netvormende proteïnen)
- Collagene vezels (tropocollageen = bouwsteen gemaakt met procollagene moleculen)
Grote trekvastheid, in lengterichting weinig vervormbaar (voor ruptuur optreed)
Type 1: grote trekvastheid – komt voor in botten, pezen, huid en ligamenten (rijpe vezels)
Type 3: huid, membrana synovialis en bloedvaten
In productie collageen door fibroblast veranderen type lll langzaam naar type l (sterk)
Cross linking – tijdens rijping van type lll naar type l neemt cross-links toe. Daarom belangrijk
om (bijv. frozen shoulder) in eindfase regelmatig (elk uur) te mobiliseren om cross-links te
voorkomen
- Elastische vezels
Kan tot 120% van oorspronkelijke lengte worden gerekt. 120-150% = plastische vervorming -
>150% = breuk/ruptuur (laterale leeftijd calciumneerslag, elasticiteit neemt af)
Boek blz. 47-48 figuur 1.9-1.11
Componenten:
Vezels (geven matrix structuur) (geven trekkracht)
1. Collagene vezels (molecuul cross linked fibril collagene vezel (erg sterk)
1 mm dikke vezel kan 10 kg trekken
2. Elastine vezels
Rubber-achtige elastine molecuul
3. Reticulaire vezels
Fijne collagene vezels (tussen organen)
Matrixgel (zorgen voor afstand tussen vezels en smering) (geven compressie-kracht)
(aka: grondsubstantie, “amorfe component”
Proteoglycaanaggregaten op afstand houden van collagene vezels
- Waterbinding (door negatief geladen ionen spons!)
- Ruimte tussen vezels
Koppelmoleculen (o.a. fibronectine, laminine en integrine)
- Zorgt voor vastzitten aan vezels, kunnen ze niet weg spoelen
1. Fibronectine geproduceerd door fibroblast zelf, hechten cellen aan elkaar en aan de
matrix (rustende weefsel = veel fibronectine – actieve (groeiende weefsel) weinig zodat
de structuur mobiel blijft
2. Integrine ingebouwd in de membraan van de fibroblast zelf, dmv contractie kan
fibroblast zich met dit bindingmiddel verplaatsen
3. Laminine basale lamina in huid en darm – mechanische belastbaarheid epitheelcellen
Water
- Transport andere moleculen
, Cellen
Plaatsgebonden cellen (mesenchymcellen) – gefixeerd in de grondsubstantie
- Fibroblast, chondroblast, osteoblast (bouwstenen met hoge productiestofwisseling) cyt
Fibroblast = gewrichtskapsel, banden, fascie, pezen, peesschedes, spieren, zenuwen
en disci en menisci. Fibroblast produceert enzym collagenase fagocyteren,
vervangen van oude collagene ezels. veel mitochondriën
Chondroblast = in zuur milieu, slecht doorbloed weefsel met weinig zuurstof en een
lage Ph waarde
Osteoblast = botvormende cellen die sterk zuurstofafhankelijk zijn
- Myofibroblast
Herstelwerkzaamheden, contraheren de wondranden zodat de wond weer
dichtgroeit bij ontstekingsreactie
- Mestcellen (ook wel mastocyten of labrocyten)
Produceren histamine (verhoogde doorbloeding) en heparine (antistolling)
- Vetcellen
Energieopslag centra, basis voor glijweefsel, schokdemper en beschermlaag
Mobiele cellen
- Macrofagen
Ruimen alles op wat geen functie meer heeft, dode cellen, kapot weefsel, bacteriën,
virussen, schimmels, parasieten en tumoren. Snel ter plekke
- Leukocyten
Fagocyteren restanten van cellen en andere ongewenste vreemde lichamen tijdens
immuunreactie, ook in normale fysiologische omstandigheden
Fibroblast = maakt de matrix, de bouwstenen van collageen, elastine (koppelmoleculen, zoals
fibronectine) en proteoglycanen
- Deze 3 moeten aan elkaar gekoppeld worden. De elastine (fibronectine) zorgt er voor dat de
proteoglycanen aan het collageen gebonden worden in de matrix.
Mobiel naar de plek van matrix schade gaan naar plek van schade, om te herstellen
- Adaptief vermogen groei en herstel (als fibroblast meer nodig is, kan die opzwellen of
delen om matrix te herstellen)
- Stabiliteit krachten weerstand
- Signalering voor aanmaak bindweefsel bij rek pikkels of alarmstoffen (mechanosensoren
die vervorming constateren)
- Communicatie uitzenden bootschapperstoffen om andere fibroblasten te activeren
- Mobiliteit verplaatsen naar plek waar hij nodig is, bijv. wond
- Productie
- Opruimwerkzaamheden afbraak beschadigd weefsel, opruimen littekenweefsel
Cellen verankerd aan collagene vezels via
- Fibronectine
- Lamininae en basale lamina
Beweging mogelijk door koppelmoleculen
Aangezet door groeifactoren EGF en bFGF uit beschadigd weefsel
Het nut van negatief geladen eiwitten (GAGS) (functie proteoclycanen)
- Onderlinge afstoting gelijke ladingsgroepen, hierdoor strekken ze in de matrixruimte
- Negatieve lading trekt water aan
- + geladen collagene vezels rangschikken zich in de matrix tussen – GAGS