Complete samenva-ng Transforensische Psychiatrie CRI4027
Week 1 – Het concept “transforensische psychiatrie”
Leerdoelen
1. Zicht krijgen op de betekenis van het concept ‘Transforensische Psychiatrie’ als brug
tussen de reguliere en forensische psychiatrie
2. Inzicht krijgen in de relaAe tussen een bepaalde psychische stoornis en een gepleegd
delict
Literatuur
À Campo, J. M. L. G. (2020). Transforensische psychiatrie: een brug tussen de reguliere en
forensische psychiatrie. SancDes, 6, 399-406
Met de nieuwe wet verplichte ggz en wet forensische zorg zou er een stelselwijziging zijn die
moet leiden tot een betere aansluiAng tussen de zorg voor mensen met een psychiatrische
stoornis die in het strafrechtelijk systeem terechtkomen en de op het civielrechtelijk
gebaseerde zorg voor deze mensen. Het blijkt echter dat de GGZ-instellingen nog niet
opgewassen zijn tegen een deel van de populaAe die ze in het nieuwe systeem vanuit het
strafrecht krijgen toebedeeld. In de prakAjk blijkt er een kloof tussen de reguliere psychiatrie
met de focus op de stoornis en de forensische psychiatrie waar de focus met name sterk op
het delict en het herhalingsgevaar ligt. In deze kloof bevinden zich paAënten die lijden aan
ernsAge psychopathologie, die door hun dreigende en disrupAeve gedrag een maat te groot
bevonden worden voor, en zelfs soms geweerd worden uit, de reguliere geestelijke
gezondheidszorg. Juist als deze paAënten (nog) niet door de strafrechter zijn veroordeeld om
binnen een strafrechtelijk kader gedwongen behandeld te worden, kan het gevaarlijk
worden. De oplossing hiervoor is wat à Campo transforensische psychiatrische zorg noemt.
Bij paAënten met disrupAef gedrag door psychopathologie is het nogal eens arbitrair waar
hij/zij terechtkomt, bijvoorbeeld door waar de paAënt het eerst in beeld komt (wit/blauw ->
regulier/forensisch), terwijl de psychiatrische stoornis vaak hetzelfde is.
Binnen de forensische klinieken komt à Campo paAënten tegen die soms beter af waren
geweest binnen een regulier zorgkader, maar omdat er aangiSe gedaan was een
strafrechtelijke veroordeling hadden gekregen. Naar aanleiding van een relaAef licht vergrijp
kan iemand een forensische Atel krijgen, terwijl andere paAënten in uitzonderlijke gevallen
met poging tot doodslag ggz-paAënten blijven.
We moeten door de rechterlijke Atel heen durven kijken en handelen op basis van de
psychopathologie en het ontwrichtend gedrag. Sluit aan bij de zorgbehoeSe en doe wat voor
de paAënt passend is, met inachtneming van adequate risicotaxaAe en -management. Zo’n
zorgaanbod wordt de transforensische psychiatrie genoemd. Hierin wordt de paAënt de zorg
gegeven die nodig is, zowel qua behandeling als beveiliging, waarbij het uitgangspunt de
aanwezige psychopathologie van de paAënt en het daarmee samenhangende
probleemgedrag is.
,Er zijn meerdere spanningsvelden bij de paAëntencategorie van de transforensische
psychiatrie. De eerste is dat een typische paAënt zich doorgaans niet als een te behandelen
subject ervaart waardoor er een uitzonderlijke paAënt-dokter relaAe ontstaat. Ten tweede is
de grens van wat GGZ-medewerkers van paAënten tolereren in de afgelopen jaren naar
beneden verschoven. Als derde zijn veel grote GGZ-instellingen gaan werken in een
bedrijfscultuur met glossy folders over zorgprogramma’s met fantasAsche
behandeluitkomsten. Ten vierde wordt vanuit de publieke opinie alAjd geneigd te zoeken
naar degene die de steek heeS laten vallen bij calamiteiten, waarbij er zelden ruimte voor
nuancering wordt genomen. Tot slot is het tegenwoordig een belangrijk streven in de
reguliere psychiatrie om paAënten kort opgenomen te laten zijn, zeker als het gaat om een
gedwongen opneming. Er is echter een deelverzameling van paAënten die je echt niet in een
dag of Aen weer veilig kunt ontslaan uit een gesloten klinische se[ng.
Prinsen, M. & Meynen, G. (2021). De psychische stoornis in het strafrecht.
Indien een gedragskundige geen stoornis kan vaststellen (bijvoorbeeld bij een weigerende
onderzochte), kan een rechter alsnog zelf een stoornis vaststellen. Hierbij mag hij ook
verwijzen naar zaken die de rapporteurs wel hebben kunnen vaststellen en naar eventuele
eerdere rapportages over de verdachte. Het stoornisbegrip is gewijzigd van de gebrekkige
ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens naar de psychische stoornis,
psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap. Dit houdt voor de PJ-rapporteur
en de strafrechter in dat zij met twee stoornisbegrippen tegelijk te maken krijgen. Het
nieuwe stoornisbegrip wordt gebruikt als het gaat om (het advies over) het toerekenen en
het oude stoornisbegrip wordt gebruikt in casuïsAek waarin (een advies voor) tbs of een PIJ-
maatregel overwogen wordt.
In het Nederlandse strafrecht wordt een ‘open’ criterium gehanteerd voor de
ontoerekenbaarheid, wat wil zeggen dat niet duidelijk is gemaakt onder welke condiAes een
stoornis tot de conclusie om niet toe te rekenen leidt. In andere lande is dit wel anders,
waarbij vaak van belang is of de verdachte wist dat wat hij deed verkeerd was en/of hij zijn
gedrag niet kon controleren. In Nederland kennen we dit niet en hebben de
gedragsdeskundige en de rechter alle ruimte om per casus de toerekenbaarheid te
beoordelen. Ontoerekenbaarheid is een schulduitsluiAngsgrond wat inhoudt dat iemand een
stra^aar feit heeS gepleegd zonder dat hij daarvoor in strafrechtelijke zin schuld draagt.
Wanneer er sprake is van een schulduitsluiAngsgrond zal ontslag van alle rechtsvervolging
volgen. Dit is niet hetzelfde als vrijspraak, omdat het delict wel bewezen kan worden
verklaard maar er geen straf kan worden opgelegd. Wel kan er een maatregel opgelegd
worden als behandeling noodzakelijk is om herhaling te voorkomen en/of als de beveiliging
van de samenleving oplegging van de maatregel eist. Vanaf 2016 wordt door de rapporteur
een onderscheid gemaakt in een advies om niet toe te rekenen, een advies om wel toe te
rekenen en een advies om verminderd toe te rekenen (meest voorkomend). Met dit laatste
kan de rechter rekening houden in de sancAeoplegging.
,De a^akening tussen de verschillende schulduitsluiAngsgronden is niet alAjd even helder. Er
zijn bijvoorbeeld verdachten die aan een psychische stoornis lijden en terechtkomen in een
situaAe die bij hen een hevige gemoedsbeweging doet ontstaan. De vraag is of er dan een
causaal verband is tussen de stoornis en het handelen van de verdachte. Beukers (2017)
heeS beargumenteerd dat de wecelijke beperking van de stoornis als exclusief
redengevende factor voor de ontoerekeningsvatbaarheid te eng is. Het psychisch
onvermogen zou beslissend moeten zijn waardoor er een overlap ontstaat tussen
verschillende schulduitsluiAngsgronden. Het inscha[ngsvermogen en het
situeringsvermogen van de verdachte moet daarbij centraal staan.
De rechter volgt het stramien van arAkelen 348 en 350 Sv. Als al deze vragen beantwoord zijn
beslist de rechter welke sancAe moet worden opgelegd. Bij ontslag van alle rechtsvervolging
kan alleen een maatregel worden opgelegd, geen straf. Het komt nogal eens voor dat een
verdachte het tenlastegelegde ontkent, dan wel een andere versie heeS van het gebeurde
dan wat in de voorlopige tenlastelegging staat. De rapporteur dient hier voorzichAg mee om
te gaan omdat het de rechter is die over de waarheidsvinding gaat. De rapporteur spreekt
wel met de onderzochte over het tenlastegelegde om zicht te krijgen op de overwegingen en
gebeurtenissen die al dan niet een rol hebben gespeeld bij de gedragskeuzes en gedragingen
voorafgaand aan en Ajdens het tenlastegelegde. Bij ontkenners is het leggen van een relaAe
tussen stoornis en delict enorm moeilijk, sommige auteurs menen dat in dergelijke gevallen
een forensische interpretaAe van het verband tussen de bevindingen uit het
gedragsdeskundig onderzoek en het tenlastegelegde niet haalbaar is. Een rapporteur kan ook
concluderen dat de onderzochte het tenlastegelegde ontkent vanuit pathologie, wat kan
bijdragen aan de overtuiging van de rechter dat de verdachte het tenlastegelegde heeS
begaan. Bij het persoonsonderzoek wordt gewerkt vanuit de hypothese dat de verdachte het
tenlastegelegde heeS begaan, dus bij een ontkennende verdachte zal de gedragsdeskundig
onderzoeker zelf voor moeten zorgen dat hij zijn neutrale posiAe bewaakt en buiten de
bewijsvoering blijS. Als de onderzochte weigert mee te werken kunnen onderzoekers nagaan
in hoeverre op grond van de beschikbare informaAe iets gezegd kan worden over hoe de uit
de stoornis voortvloeiende funcAestoornissen een rol zouden kunnen hebben gespeeld in
het tenlastegelegde. De onderzoeker bespreekt het dossier met de onderzochte en op basis
van de antwoorden en reacAe hierop kunnen bouwstenen geleverd worden voor de
diagnosAek. Kern hierbij is wel dat de diagnosAek in principe overeind moet blijven ook
wanneer het tenlastegelegde niet bewezen wordt verklaard. Soms zal de onderzochte het
tenlastegelegde bekennen terwijl hij eerder heeS ontkend of een nieuw extra delict
opbiechten. In zo’n geval wordt het onderzoek even gestopt en zal de onderzochte
geadviseerd worden om contact op te nemen met zijn advocaat.
Bij misdrijven vereist de wet dat ook het opzet en de schuld bewezen wordt. Volgens de
Hoge Raad is het ontbreken van opzet aan de orde als blijkt dat bij een verdachte sprake is
van een zodanig ernsAge geestelijke afwijking dat aangenomen moet worden dat hij
, verstoken is van elk inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen
daarvan (inzichtcriterium). In de regel staat een psychische stoornis niet in de weg aan bewijs
van opzet. De PJ-rapporteur kan betrokken worden in de beoordeling van de aanwezigheid
van opzet. Deze vragen lijken betrekking te hebben op de conclusies over het toereken, maar
zien feitelijk op het inzichtcriterium. Dit is een valkuil voor de rapporteur, omdat hij zich in
eerste instanAe niet bezighoudt met de waarheidsvinding. Hier kan bijvoorbeeld sprake van
zijn bij acute dissociaAe. Ook kan een verdachte procesonbekwaam zijn door een stoornis.
Dit komt in slecht uitzonderlijke gevallen voor. Dit kan worden aangenomen door de rechter
wanneer de verdachte de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging niet kan
begrijpen. In zo’n geval wordt de vervolging geschorst en wanneer er sprake is van herstel
kan deze schorsing weer opgeheven worden. Dit arAkel (16v Sv) geldt niet als de verdachte
niet in staat is om de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen en de
stoornis ook ten Ajde van het delict een rol heeS gespeeld. In dat geval kan er namelijk
sprake zijn van ontoerekenbaarheid en kan een maatregel worden opgelegd. De vraag is in
hoeverre de verdachte dan behandelbaar is als hij niet in staat is te begrijpen waar de zi[ng
over gaat.
RegelmaAg weigeren verdachten mee te werken aan het onderzoek en dit is toegestaan, wat
voortkomt uit het nemo tenetur-beginsel. Reden hiervoor kan zijn dat verdachte het
tenlastegelegde niet heeS gepleegd of ontkent en zijn rechtsposiAe wil beschermen of dat de
verdachte een advies tot oplegging van een tbs-maatregel vreest. De rapporteur zal in zo’n
geval zo veel mogelijk informaAe proberen te verschaffen om alsnog zo goed mogelijk
rapport op te stellen. Soms lukt dit, maar zeker niet alAjd. De opdrachtgever moet vervolgens
de bevindingen van de rapporteur in de strafzaak wegen. Zo’n weigering kan echter ook
strafverzwarend werken.
Er zijn een aantal discussiepunten met betrekking tot de ontoerekenbaarheid. Allereerst is uit
onderzoek van Bijlsma gebleken dat rechters in de prakAjk verschillende criteria gebruiken
voor het bepalen van de toerekenbaarheid van de verdachte, wat problemaAsch kan zijn uit
het oogpunt van rechtsgelijkheid. Daarnaast wordt getwijfeld over de mogelijkheid om
uitspraken te doen over de toerekenbaarheid van de verdachte terwijl dit een oordeel
betreS over een psychische toestand in het verleden. Tot slot is het de vraag of
gedragsdeskundigen wel een uitspraak moeten doen over de toerekenbaarheid terwijl dit
een juridisch begrip is. Recentelijk is ook steeds meer aandacht voor het feit dat een
psychische stoornis op zichzelf helemaal niet zo sterk met gevaar en recidive verbonden zijn,
ondanks dat de tbs de meest ingrijpende beveiligingsmaatregel in ons strafrecht is en dit juist
een stoornis vereist.
Hoofdstuk 1 – Psychiatrische stoornis en diagnosDek
Psychiatrische ziekte
Je bent ziek wanneer je klachten en verschijnselen hebt, dit geldt zowel voor psychiatrische
ziekte als lichamelijke ziekte. Ondanks dat hier een onderscheid in wordt gemaakt zullen alle