100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting staats- en bestuursrecht I €6,99   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting staats- en bestuursrecht I

1 beoordeling
 168 keer bekeken  4 keer verkocht

Samenvatting voor het vak Staats- en bestuursrecht I

Voorbeeld 10 van de 140  pagina's

  • Nee
  • Hoofdstuk 1 - 5, 7, 8, 10 - 13, 15, 17 - 19
  • 3 februari 2019
  • 140
  • 2018/2019
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (12)

1  beoordeling

review-writer-avatar

Door: liesje2201 • 4 jaar geleden

avatar-seller
Elinelaura94
Staats en bestuursrecht I Samenvatni
Jurisprudentie
Arresten leereenheid 2

Stichtini Silicese
Onderwerp‐ Bestuursorgaan in de zin van de Awb

De feiten: De stihtng iliiose is een stihtng volgens het privaatreiht opgeriiht. De stihtng heef
geen weteliije bevoegdheden toegejend gejregen op het terrein van het publiej reiht. De stihtng
iliiose is een stihtng die uitjeringen geef aan oud-miinwerjers die aan de ziejte longsiliiose
liiden. Enjele belanghebbenden gingen in beroep bii de bestuursreihter.

Rechtsvraai: Kan de tihtng worden aangemerjt als bestuursorgaan in de zin van art. 1:1 lid 1 sub
b Awb?

Overweiini: De vraag of de stihtng een bestuursorgaan is in de zin van art. 1:1 lid 1 sub b Awb
moet worden beantwoord aan de hand van de vraag of de beslissingen (de uitjeringen) die door de
stihtng genomen worden junnen worden aangemerjt als het uitoefenen van enig openbaar gezag.
Daarbii moet o.a. worden bezien welje rol de overheid heef bii de besluitvorming door de tihtng.
Voorst somt de reihter een lange liist met overheidsbemoeienis op. Er is een onderzoej gestart,
door een door de proviniie Limburg aangewezen stuurgroep. Deze stelde een uitjering voor. De
minister-president spraj van eresihuld. De regering en de Tweede Kamer hebben enjele malen over
deze jweste gesprojen. De staatsseiretaris heef een bedrag toegezegd aan de proviniie voor dit
probleem. Later is dit een open-einde regeling geworden, waarbii de staatsseiretaris werd
geraadpleegd over de toejenning van de uitjering.
Reihter: ‘de rijksoverheid heef een fnnnciële regeling getrofenn die voorziet in de toekenning vnn
een eenmnlige vergoeding. Dnt zulks is geschied zonder grondslng in de mnteriele wetn doet nnn dnt
oordeel niet nf.’
Conilusie: de tihtng wordt aangemerjt als bestuursorgaan, die materieel een overheidstaaj
verriiht en haar beslissingen moeten worden gezien als een besluit.

Rechtsreiel: In artjel 1:1 lid Awb worden twee iategorieëln bestuursorganen opgesomd. Nameliij
onder sub a: een orgaan van een reihtspersoon die jraihtens publiejreiht is ingesteld; en onder sub
b: een ander persoon of iollege, met enig openbaar gezag bejleed. Over de reijwiidte van sub b is
veel gedisiussieerd. In het iliiose-arrest heef de ABRv uitgemaajt dat de 1:1 lid 1 sub b een groter
gebied beslaat dan uit de leterliije tejst valt te begriipen.

Relevante artiielen
Art. 1:1 Awb

Stichtini beverderini iwaliteit leefemievini Schiphel
Rechtsvraai: Is Stichtini beverderini iwaliteit leefemievini Schiphelreiie een bestuurseriaan?
Deze stihtng is opgeriiht door de proviniie Noord-golland en NV Luihthaven ihiphol. De stihtng
jan (onder meer) in sihriinende gevallen een uitjering in natura verstrejjen voor ervaren hinder van
vliegverjeer. De Afdeling toetst eerst aan het inhoudeliije vereiste. De iriteria voor het verstrejjen
van uitjeringen aan sihriinende gevallen ziin neergelegd in het Bestemmingsreglement tihtng
bevordering jwaliteit leefomgeving ihipholregio.



1

,Dit reglement is vastgesteld door het bestuur en goedgejeurd door de raad van toeziiht van de
stihtng. Bii de benoeming van de leden van het bestuur en de raad van toeziiht ziin weliswaar
organen van publiejreihteliije reihtspersonen betrojjen, maar dit is op ziihzelf niet voldoende om
te voldoen aan het eerste iriterium.

De inhoudeliije iriteria vloeien verder voort uit een ionvenant. Dit ionvenant geef inhoud aan een
publiej-private samenwerjing tussen versihillende overheden en ihiphol en KLM. Binnen de
samenwerjing hebben alle partien een geliijwaardige posite. Dat er meer publieje dan private
partien betrojjen ziin, brengt niet mee dat die publieje partien in beslissende mate de inhoud van
het ionvenant en de daaruit voorvloeiende bepalen of hebben bepaald.

Aan het inhoudeliije vereiste wordt daarom niet voldaan.

Ooj aan het fnaniiëlle vereiste wordt niet voldaan. In het ionvenant is nameliij vastgelegd dat
Noord-golland, ihiphol en Amsterdam weliswaar ieder voor een geliij deel biidragen aan de
fnaniiering van de bureaujosten van de stihtng, maar verder is vastgelegd dat ihiphol ten
milioen euro besihijbaar stelt voor de fnaniiering van sihriinende gevallen, de minister van Verjeer
en Waterstaat ten milioen euro besihijbaar stelt voor de fnaniiering van gebiedsgeriihte
proieiten, en Noord-golland ten milioen euro besihijbaar stelt voor sihriinende gevallen en
gebiedsgeriihte proieiten. De ter besihijjing gestelde gelden ziin dus geoormerjt en mogen
uitsluitend daarvoor gebruijt worden.

In de uitspraaj was een verzoej ingediend voor een uitjering voor een sihriinend geval. Uit het
ionvenant volgt dat de uitjeringen aan sihriinende gevallen niet in overwegende mate worden
gefnaniierd door organen van een publiejreihteliije reihtspersoon. Dat de totale middelen van de
stihtng wel voor twee derden afkomstg ziin van dergeliije bestuursorganen, maajt niet dat aan het
fnaniiëlle vereiste is voldaan. Bii het fnaniiëlle vereiste dient nameliij te worden gejejen naar de
fnaniiering van de verstrejjing in jweste, in iasu de regeling voor sihriinende gevallen.

De Afdeling jomt tot de ionilusie dat de stihtng geen bestuursorgaan is.

NV Luchthaven Schiphel
Onderwerp ‐ Bestuursorgaan in de zin van de Awb

De feiten: Een vliegilub is het niet eens met de tariefstelling van ihiphol en vraagt middels een
WOB-proiedure informate op bii ihiphol omtrent deze tariefstelling. ihiphol weigert om de
gevraagde afsihrifen te verstrejjen. De vliegilub stelt dat deze weigering gezien jan worden als een
besluit in de zin van de Awb, omdat voor de tariefstelling goedjeuring vereist is door de Kroon.

Rechtsvraai: Kan ihiphol worden aangemerjt als bestuursorgaan in de zin van art. 1:1 Awb? En is
de weigering van ihiphol een besluit in de zin van art. 1:3 Awb?

Overweiini: ihiphol jan niet worden aangemerjt als a-orgaan, nu ihiphol de reihtsvorm van een
NV heef en het feit dat aan de opriihtng van een reihtspersoon jraihtens privaatreiht een
maihtgingswet is voorafgegaan niet betejent dat deze reihtspersoon jraihtens publiejreiht is
ingesteld. Gelet op de parlementaire gesihiedenis van de Awb, aan het al dan niet bestaan van
overwegende overheidsinvloed op de reihtspersoon jwam aan de jwalifiate als b-orgaan geen
betejenis toe. Er was volgens de Afdeling ooj geen spraje van in enig weteliij voorsihrif
neergelegde iniidentele bestuursbevoegdheid. De Afdeling oordeelt dat ihiphol niet jan worden
aangemerjt als bestuursorgaan, zodat genoemde weigering van ihiphol om bepaalde afsihrifen te
verstrejjen geen besluit is in de in zin van art. 1:3 lid 1 Awb.


2

,Rechtsreiel: Biizondere iategorie b-organen bestaat uit (organen van) instellingen die niet tot het
openbaar bestuur behoren, maar op het funitoneren waarvan het openbaar bestuur wel, een
statutair mogeliij gemaajte, overwegende invloed uitoefent. De werjnemers van die instellingen
worden door de Centrale Raad van Beroep aangemerjt als ambtenaren. Dat heef tot gevolg dat de
reihtspositonele beslissingen die deze instellingen nemen ten aanzien van hun werjnemers, en ooj
alleen die beslissingen, als het uitoefenen van openbaar gezag junnen worden besihouwd; deze
overwegende overheidsinvloed trefen we aan bii stihtngen en NV’s.
get iriterium van de overwegende overheidsinvloed wordt door de Afdeling bestuursreihtspraaj
niet als een zelfstandig iriterium voor de aanwezigheid van een ‘publieje taaj’ besihouwd.

Relevante artiielen
Art. 1:1 Awb
Art. 1:3 Awb

Arresten leereenheid 4
Leni Lin
Essente: Toepassing van het publieje taajiriterium zorgt er voor dat er spraje is van een
besihijjing ooj als er geen publiejreihteliije bevoegdheid is.

Van Vledrep BV
Onderwerp ‐ Bevoegdheid burgerliije reihter

De feiten: In haar verzoej om vergoeding van sihade van 29 september 1995 heef Van Vlodrop B.V.
primair gesteld dat het appellant niet vriistond bovengenoemde 'beleidswiiziging' door te voeren.
Daarnaast heef Van Vlodrop B.V. - voorzover appellant van mening zou ziin dat de plotselinge
'beleidsommezwaai' wel gereihtvaardigd was - verzoiht om sihadeloosstelling op grond van artjel
3:4 van de Awb.

Rechtsvraai: Dient de reaite van het bestuursorgaan op de aansprajeliijheidsstelling te worden
gejwalifieerd als sihadebesluit, ziinde een besluit in de zin van artjel 1:3 Awb, waartegen beroep
openstaat bii de bestuursreihter?

Overweiini: Een publiejreihteliije reihtshandeling is een op reihtsgevolg geriihte beslissing van
een bestuursorgaan, dat de bevoegdheid tot het nemen van die beslissing ontleent aan het
publiejreiht.
De Afdeling overwoog dat de bevoegdheid van het bestuur om een sihadebesluit te nemen berust
op het in artjel 6:162 BW en 8:73 Awb tot uitng jomende, algemeen geldende reihtsbeginsel dat
degene die sihade heef veroorzaajt door aan hem toerejenbaar onreihtmatg handelen, gehouden
is die aan de gelaedeerde te vergoeden. Vervolgens dat het reihtsgevolg van het sihadebesluit is dat
naar publiejreiht al dan niet een aanspraaj op betaling van sihadevergoeding wordt gevestgd en
ten slote dat als de sihade is veroorzaajt door een publiejreihteliije handeling (materiele
ionnexiteit) waartegen beroep openstaat bii de bestuursreihter (proiedurele ionnexiteit) ooj het
sihadebesluit appellabel is bii de bestuursreihter.
De Afdeling overwoog: “dat de bevoegdheid tot het nemen van een beslissing op een verzoej om
sihadevergoeding, voorzover het sihade betref die is ontstaan door de reihtmatge uitoefening van
een aan het publiejreiht ontleende bevoegdheid, berust op het – mede aan artjel 3:4, tweede lid,
van de Awb ten grondslag liggende –reihtsbeginsel van “égalité devant les iharges publiques”
(geliijheid voor de openbare lasten). Op grond van dit beginsel ziin bestuursorganen gehouden tot
iompensate van onevenredige – buiten het normale maatsihappeliij risiio vallende en op een
beperjte groep burgers of instellingen drujjende – sihade die is ontstaan in een door de uitoefening
van een aan het publiejreiht ontleende bevoegdheid ontstane reihtsverhouding.”

3

,De reaite van het bestuursorgaan op de aansprajeliijheidsstelling dient te worden gejwalifieerd
als sihadebesluit, ziinde een besluit in de zin van artjel 1:3 Awb, waartegen beroep openstaat bii de
bestuursreihter.

Rechtsreiel: De sihrifeliije beslissing van een bestuursorgaan op een verzoej om vergoeding van
sihade, die veroorzaajt zou ziin binnen het jader van de uitoefening door dat orgaan van een aan
het publiejreiht ontleende bevoegdheid, is - ooj indien dat verzoej niet op een speiifeje wete-
liije grondslag is gebaseerd - een publiejreihteliije reihtshandeling en dus een besluit als bedoeld in
art. 1:3 van de Awb.

Relevante artiielen
Artkel 1:3 Awb.
Art. 7:1 Awb
Artkel 8:1 Awb

NV luchthaven Schiphel (herhalini)
Weigering door NV Luihthaven ihiphol om aan appellanten afsihrifen te verstrejjen van
tariefgoedjeuringsbesluiten. Appellabel besluit van een bestuursorgaan?
Vast staat dat ihiphol een naamloze vennootsihap is in de zin van (thans) Boej 2 van het Burgerliij
Wetboej. Gelet hierop is ihiphol geen reihtspersoon die jraihtens publiejreiht is ingesteld en ziin
de organen van ihiphol geen bestuursorgaan als bedoeld in art. 1:1 lid 1 aanhef en onder a
Algemene wet bestuursreiht.

De gesihiedenis van de totstandjoming van de Algemene wet bestuursreiht maajt duideliij dat het
feit dat aan de opriihtng van een reihtspersoon een maihtgingswet is vooraf gegaan niet betejent
dat deze reihtspersoon jraihtens publiejreiht is ingesteld. Bestuursorgaan in de zin van art. 1:1 lid 1
aanhef en onder b Awb? De Afdeling is, anders dan de reihtbanj, van oordeel dat in gevallen als het
onderhavige aan het al dan niet bestaan van een overwegende overheidsinvloed op een
privaatreihteliije reihtspersoon geen betejenis toejomt. Uit de parlementaire gesihiedenis moet
worden afgeleid dat het iriterium van de overwegende overheidsinvloed geen rol speelt in een geval
zoals hier aan de orde, dat reihtstreejs noih middelliij betrejjing heef op enige beslissing of
handeling die ten aanzien van een ambtenaar of daarmee geliijgestelde als zodanig is genomen of
verriiht. (...) Voor het overige heef de reihtbanj onderzoiht of in het geval van ihiphol spraje is
van de uitoefening van een iniidentele bestuursbevoegdheid. De besluiten waarvan de
openbaarmajing in het geding is, hebben betrejjing op de vaststelling van de tarieven
(havengeldregelingen) voor het gebruij van de door ihiphol geëlxploiteerde luihthaven.

Gelet hierop, moet in dit geval de vraag worden beantwoord of (enig orgaan van) ihiphol publieje
tajen en bevoegdheden heef met betrejjing tot het vaststellen van deze tarieven. In aanmerjing
genomen dat de Luihtvaartwet niet voorziet in enige publiejreihteliije ttel voor de zeggensihap
van de exploitant over het luihtvaarterrein, welje zeggensihap in art. 32 van deze wet wordt
verondersteld, jan zulj een ttel uitsluitend aan het burgerliij reiht worden ontleend. Daarvan
uitgaande, jan ooj de bevoegdheid tot het in rejening brengen van een vergoeding voor het gebruij
van het luihtvaarterrein sleihts in het burgerliij reiht haar grondslag vinden. De uit art. 36
Luihtvaartwet voortvloeiende verpliihtng om bii het uitoefenen van deze bevoegdheid vaste en
door de Kroon goedgejeurde tarieven te hanteren, is te besihouwen als een publiejreihteliije
beperjing van de (iontraits)vriiheid die de exploitant naar de regels van het privaatreiht toejomt.
Niet-ontvanjeliij.




4

,Arresten leereenheid 5
Nummerus Fixus
Besluit beperjing insihriiving geneesjunde bevat geen algemene, abstraite regels die ziih voor
herhaalde ionirete toepassing lenen en ontbeert derhalve het jarajter van materiëlle wetgeving. Dat
het Besluit ooj (reihts)gevolgen heef voor een onbepaald aantal personen die door de uitvoering
daarvan worden geraajt, is niet beslissend voor het reihtsjarajter. Combinate onmiddelliije
voorziening in de hoofdzaaj en voorlopige voorziening.

Ludlaie/Van Paradijs
Onreihtmatgedaadsaite wegens hinderliije uitbouw. Toegewezen ondanjs geldige
bouwvergunning. Verhouding tussen belangenafweging in het jader van bouwvergunning en
iivielreihteliije onreihtmatgedaadsaite. Bii het vaststellen van een bestemmingsplan en de daarin
opgenomen bebouwingsregeling (bouwvoorsihrifen) dient de gemeenteraad (onder goedjeuring
van gedeputeerde staten) mede een afweging te majen van de onderlinge belangen van de burgers.
In dit jader junnen door de betrojjen bestuursorganen ooj beslissingen worden genomen over wat
naar hun oordeel de ene burger van de andere aan hinder veroorzajende bouw moet aanvaarden,
en deze beslissingen junnen ooj in zejere mate via een beroep tegen het goedjeuringsbesluit van
gedeputeerde staten ter toetsing aan de bestuursreihter worden voorgelegd. De wet verpliiht
eihter niet tot een zodanige opzet van het bestemmingsplan dat in elj individueel geval de ene
burger de andere geen onreihtmatge hinder jan toebrengen door van de erdoor geboden
bouwmogeliijheden gebruij te majen, nog daargelaten dat hinder ooj het gevolg jan ziin van
oorzajen die buiten het bereij van de planwetgever liggen. Ooj de ontstaansgesihiedenis van de
WRO biedt voor het aannemen van een zodanige verpliihtng geen steun.

Vaststellini nieuwe epstellini van weeimarit IJsselstein
get iollege jarajteriseert het besluit van 23 maart 2010 als nieuwe opstelling van de weejmarjt.
Deze nieuwe opstelling is weergegeven op een bii het besluit behorende plategrond. gierop is onder
meer aangeduid in welj gebied standplaatsen junnen worden vergund, wat de maximale afmetngen
van standplaatsen ziin en voor welje artjelengroepen op welje loiate een vergunning jan worden
verleend. get besluit dient in zoverre te worden aangemerjt als wiiziging van de bii het
Marjtreglement behorende plategrond. get besluit van 23 maart 2010 bevat aldus niet een nadere
bepaling naar plaats, tid of obieit van de toepasseliijheid van normen die in de Marjtverordening of
het Marjtreglement besloten liggen, maar nadere zelfstandige normen waaraan aanvragen om
afgife van een vergunning tot het innemen van een standplaats dienen te worden getoetst (vergeliij
de uitspraaj van de Afdeling van 25 februari 2009 in zaaj nr. 200803500/1; www.raadvanstate.nl,
«JB» 2009/96). get iollege is ingevolge art. 2 en 3 van de Marjtverordening bevoegd tot het
vaststellen van dergeliije normen. get besluit van 23 maart 2010 bevat derhalve een algemeen
verbindend voorsihrif. Dat het iollege ziih – zoals ter zitng bii de reihtbanj gesteld – niet
gehouden aiht om aan standplaatshouders nadere besluiten te verstrejjen waarin hun nieuwe
standplaats wordt vergund, doet daar niet aan af. Uit de aanduiding van artjelengroepen op de
plategrond jan niet worden afgeleid door wie de standplaatsen mogen worden ingenomen. Ooj ziin
de gegevens die ingevolge onder meer art. 5, eerste lid, aanhef en onder b, van het Marjtreglement
in de vergunning moeten worden opgenomen, niet af te leiden uit het besluit van 23 maart 2010. Die
gegevens dienen in een vergunning te worden opgenomen.




5

,Arresten leereenheid 6
Deetinchemse weenruimte
Onderwerp - Marginale toetsing, verbod van willejeur

De feiten: get arrest heef betrejjing op een vordering van woonruimte. Na de Tweede
Wereldoorlog heerste er in Nederland grote woningnood. De Burgemeester van Doetnihem
vorderde op basis van de toenmalige Woonruimtewet t.b.v. een gezin met 2 jinderen 4 jamers en
het medegebruij van w.i. en zolder. Verweerder in iassate bestreed deze vordering bii de
burgerliije reihter o.g.v. onreihtmatge daad. Naar ziin oordeel zou er spraje ziin van misbruij van
reiht nu de burgemeester ziih niets gelegen had laten liggen aan de gereihtvaardigde belangen van
verweerder en diens eihtgenote om, ondanjs hun zwajje geestesgesteldheid, zelfstandig te bliiven
wonen. Verweerder vond steun bii Rb en gof. Deze instantes oordeelden de
woonruimteverordening onreihtmatg. De burgemeester stelde iassateberoep in. gii stelde ziih op
het standpunt dat het gof ziin vorderingsbeleid mede gelet op de bedoeling van de wetgever, (te)
inhoudeliij had beoordeeld.

Rechtsvraai: In welje mate is de reihter bevoegd een besluit (inhoudeliij) te toetsen indien het gaat
om een disiretonaire bevoegdheid van het bestuursorgaan?

Overweiini: ‘In het algemeen jan de reihter sleihts dan de uitoefening van een haar bii de wet
toegejende bevoegdheid door de overheid onreihtmatg beoordelen indien de overheid deze
bevoegdheid niet redeliij heef gebruij in die zien, dat de belangen van anderen onevenredig
worden gesihaad of een te grote onevenredigheid bestaat tussen het gediende en het gesihonden
belang, ooj wanneer daarbii een subieitef reiht wordt aangetast. Door nietemin op grond van
afweging der betrojjen belangen de vordering als onreihtmatg te besihouwen heef het gof niet
anders gedaan dan het overheidsbeleid ten deze te beoordelen, hetgeen de reihter niet vriistaat.
Indien een bestuursorgaan bii de uitoefening van ziin bestuursbevoegdheid besihijt over
disiretonaire bevoegdheid zal de reihter deze vriiheid van het bestuursorgaan in beginsel moeten
respeiteren. De reihter mag immers niet ‘op de stoel van het bestuur’ plaatsnemen (dit volgt uit de
Trias Politia). Beleidsvriiheid brengt nu eenmaal met ziih mee dat een bestuursorgaan een
bevoegdheid op versihillende manieren reihtmatg jan uitoefenen.’
In iasu was er volgens de gR geen spraje van een daad van willejeur.

Rechtsreiel: In iassate formuleert de gR het leerstuj van het willejeurverbod. In geval van
beleidsvriiheid is er voor de reihter eerst reden tot ingriipen indien hii vaststelt dat het
verantwoordeliije bestuursorgaan, gelet op de bii afweging in aanmerjing jomende belangen in
redeliijheid niet tot de gewraajte bevoegdheidsuitoefening heef junnen jomen, en dus afweging
van de belangen geaiht moet worden niet te hebben plaatsgehad.

Relevante artiielen
Art. 7 en 32 Woonruimtewet valt af te leiden dat de waardering in een bepaald geval van de in
aanmerjing jomende belangen ter beslissing van de vraag of voor een vordering grond is te vinden,
is overgelaten aan het beleid van de administrate en de reihter daarin niet uit hoofde van een
andere appreiiate der belangen jan tussenjomen.

Kwantumhal Venle
Onderwerp ‐ Marginale toetsing, verbod van willejeur

De feiten: Kwantum Nederland b.v. wil een winjel openen op het industrieterrein ‘De Veegtes’ in
Venlo. get geldende bestemmingsplan staat detailhandel op die plej niet toe, maar biedt wel de
mogeliijheid dat vriistelling van dat verbod wordt verleend door burgemeester en wethouders.

6

,De vraag of B&W ertoe zouden moeten overgaan in dit geval een vriistelling te verlenen, wordt
geiompliieerd doordat er vergevorderde plannen bestaan om ter plaatse een ‘woonthemaientrum’
te vestgen. De gemeenteraad zal moeten oordelen over de bestemmingsplanwiiziging die nodig is
voor de vestging van het woonthemaientrum.
B&W van Venlo verlenen de vriistelling. Tegen dat besluit jomen Maxis b.v., Praxis Vastgoed b.v. en
Praxis Doe-het-zelf Center b.v. (jort gezegd: ‘Maxis en Praxis’) op. De proiedure bii de reihtbanj
wordt door Maxis en Praxis gewonnen. De reihtbanj aiht het met name bezwaarliij dat B&W door
het verlenen van de vriistelling een voorsihot nemen op de binnen afzienbare tid te verwaihten
besluitvorming door de gemeenteraad over het woonthemaientrum. De reihtbanj ioniludeert dan,
dat de nadelige gevolgen van het besluit tot verlening van de onderhavige vriistelling voor Maxis en
Praxis onevenredig ziin ten opziihte van de met dat besluit te dienen doelen. Daarom vernietgt de
reihtbanj het bestreden besluit wegens striid met het bepaalde in art. 3:4 lid 2 Awb.

Rechtsvraai: Wat betejent art. 3:4 lid 2 Awb voor de toetsing van de reihter in geval van
disiretonaire bevoegdheid van bestuursorganen?

Overweiini:
Afdeling
Keurde de benadering van de Rb af. De Rb heef bliij gegeven volgens de Afdeling van een oniuiste
opvatng omtrent de betejenis van het bepaalde bii art. 3:4 lid 2 Awb voor de toetsing door de
reihter van de uitoefening voor het bestuur van een bevoegdheid als waar het hier om gaat.

Stnndpunt Afdeling:
a. De Afdeling noemt art. 3:4 lid 2 Awb ‘een tot het bestuur geriiht voorsihrif’.
b. De Afdeling geef een wetshistorisihe interpretate van art. 3:4 lid 2 Awb. De wetgever heef met
art. 3:4 lid 2 niet beoogd de reihterliije toetsing te intensiveren ten opziihte van de toetsing van
vóór de Awb. get moet een terughoudende, ‘marginale’ toetsing bliiven. De Afdeling gebruijt de
term marginale toetsing niet, maar doelt daar onmisjenbaar op, onder andere doordat zii verwiist
naar de dubbele ontjenning (‘niet onevenredig’) in de tejst van de bepaling zelf;
i. de ionilusie van de Afdeling is, dat als de reihter het gebruij van een disiretonaire bevoegdheid
toetst, de reihter ziih moet beperjen tot de vraag of spraje is van een zodanige onevenwiihtgheid
dat moet worden geoordeeld dat het orgaan niet in redeliijheid tot het besluit heef junnen jomen.

Rechtsreiel: Volgens de Afdeling heef de invoering van art. 3:4 lid 2 Awb geen ionsequentes voor
de reihter, omdat de bepaling bedoeld is voor het bestuur. Uit de wetsgesihiedenis bliijt dat de
reihter gewoon op dezelfde wiize moet bliiven toetsen, en wel aan hetzelfde iriterium als voorheen,
nameliij aan het oude ‘verbod van willejeur’: het ‘niet in redeliijheid hebben junnen jomen tot . . .’.
Zoals bejend is dat de formule die door de goge Raad werd neergelegd in het arrest Doetnihemse
woonruimtevordering.
Belangriije uitzondering op deze hoofdregel: Als het gaat om de beoordeling van besluiten over
puniteve sanites moet de reihter zelf beoordelen of evenredigheid bestaat tussen de ernst van de
overtreding en de zwaarte van de opgelegde sanite.
In art. 3:4 lid 2 zit eigenliij een dubbele boodsihap. De boodsihap aan het bestuur is: ‘u moet
evenredigheid betraihten’, en die aan de reihter is: ‘u mag pas ingriipen als die evenredigheid
duideliij zoej is’.
Conclusie: geen intensivering van de toetsing; de toetsing moet ‘marginaal’ bliiven. Bii ‘marginale
toetsing’ gaat het om de vraag of het bestuur een reihtens aanvaardbare beleidsjeuze heef
gemaajt bii het afwegen van de relevante belangen. Ingeval aan een bestuursorgaan disiretonaire
bevoegdheid toejomt, moet de reihter terughoudend toetsen.

Relevante artiielen
Art. 3:4 Awb

7

,Amsterdam/Iien
Onderwerp - normering privaatreihteliij handelen overheid, Algemene beginselen van behoorliij
bestuur in privaatreihteliije verhouding

De feiten: De gemeente Amsterdam heef versihillende perielen in haar eigendom in erfpaiht
uitgegeven. Eén van deze perielen wordt in erfpaiht aan IKON uitgegeven. De bestemming van de
perielen is woningbouw, zonder toestemming van de gemeente heef IKON jantoorruimtes
gebouwd op het perieel. Gedeputeerde taten van Noord golland hebben IKON bii besihijjing wel
toestemming gegeven voor de jantoorruimtes. gierop stapte de gemeente Amsterdam naar de
reihter. De reihtbanj stelde de gemeente in het geliij, in hoger beroep werd IKON in het geliij
gesteld. Nu ligt het gesihil voor de goge Raad.

Rechtsvraai: Is het geliijheidsbeginsel gesihonden door de gemeente Amsterdam bii het nemen van
haar beslissing?

Overweiini: De goge Raad stelt dat het gof iuist geoordeeld heef dat de overheid ooj bii het
uitoefenen van bevoegdheden uit privaatreihteliije overeenjomsten de algemene beginselen van
behoorliij bestuur (abbb’s) in aiht moet nemen. get geliijheidsbeginsel is een abbb en moet
derhalve in aiht genomen worden. Abbb’s hebben geen zwajjere werjing in het privaatreiht dan in
het bestuursreiht.

De goge Raad was het niet eens met het oordeel van het gof dat het geliijheidsbeginsel gesihonden
was. get gof jwam tot dat oordeel doordat in het verleden eenzelfde vergunningen als onderwerp
van het geding in deze zaaj gegeven werden terwiil die van IKON werd gewiizigd. get gof misjent,
aldus de goge Raad, dat het voorheen gevoerde beleid niet relevant meer is aangezien het reeds
gewiizigd was toen IKON toestemming tot bestemmingswiiziging vroeg.

Ooj is, anders dan het gof oordeelde, in onderhavig geval geen spraje van een reihtens relevante
striid met het geliijheidsbeginsel op grond van de enjele omstandigheid dat de gemeente in een op
ziihzelf staand geval zonder voldoende grond ten gunste van een ander dan Ijon een uitzondering
heef gemaajt op haar vaste beleid, ooj al zou die uitzondering niet ziin terug te voeren op een
vergissing aan de ziide van de gemeente.

De goge Raad ioniludeert dat "in geval een burger een beroep doet op het geliijheidsbeginsel en dit
beroep staaf met een opsomming van gevallen die naar ziin mening aan het ziine geliij ziin en door
het overheidsliihaam anders ziin behandeld, het op de weg van het overheidsliihaam ligt ziih over
een en ander uit te laten en een eventuele ongeliije behandeling te verjlaren."

Rechtsreiel: Algemene beginselen van behoorliij bestuur hebben dezelfde werjing het privaatreiht
als in het bestuursreiht.

Muilierfiebed Shariy
Onderwerp ‐ Biizondere reihtsnormen APV

De feiten: In iasu heef de Argentinse dog ‘ harjy’ op 25 september 1999 een Bearded Collie
zodanig gebeten dat de dierenarts deze iollie, gelet op ziin verwondingen, moest laten inslapen. Bii
dit biitniident is tevens de eigenaresse van de Bearded Collie gewond geraajt.
De eigenaar van de Argentinse dog ‘ harjy’ jreeg van het iollege van burgemeester en wethouders
van Brunssum een aanliin- en muiljorfgebod opgelegd bii besluit van 8 november 1999 naar
aanleiding van een biitniident met ernstge gevolgen.


8

,Algemene Plaatseliije Verordeningen (APV’s) voorzien in de bevoegdheid van het College van
burgemeesters en wethouders om een jort aanliingebod op te leggen m.b.t. gevaarliije of
hinderliije honden, dat in nog gevaarliijer situates jan worden geiombineerd met een
muiljorfgebod.

Rechtsvraai: Is het besluit van het College van B&W in striid met de APV?


Overweiini:
Sector bestuursrecht Rechtbnnk Mnnstricht
De president van de seitor bestuursreiht van de reihtbanj Maastriiht jomt tot de ionilusie dat er
voor het opgelegde muiljorfgebod geen aanleiding bestaat en dat - gelet op de hem bejende feiten
over het gevaar van de hond – met een jort aanliingebod jan worden volstaan. Met het oog daarop
vernietgt hii het betrefende besluit wegens striid met de APV.

College vnn B&W
get College is het niet eens met het oordeel van de president en stelt bovendien dat het oordeel
over het gevaar dat uitgaat van de hond aan het bestuur moet worden overgelaten: de president zou
met ziin oordeel te veel op de stoel van het bestuur ziin gaan ziten.

ABRvS
In hoger beroep geef de ABRv het iollege geliij: overwegingen 2.1 t/m 2.4
2.3 De president heef overwogen dat het muiljorfgebod in iasu onevenredig moet worden geaiht.
Daarbii heef de president onder meer in aanmerjing genomen dat het een weliswaar ernstg, maar
eenmalig biitniident betref en het niet aannemeliij is dat dit iniident zou hebben plaatsgevonden
indien harjy aangeliind was geweest.
2.4 De voorziter volgt de president hierin niet. De door de president genoemde omstandigheden
doen immers niet af aan het feit dat appellanten een ruime mate van beoordelingsvriiheid hebben bii
het bepalen van de maatregel die in het ionirete geval moet worden getrofen.
Gelet op de ernst van het biitniident met dodeliije afoop, de jraiht van harjy en de
omstandigheid dat een enjel jort-aanliingebod in verband daarmee geen garante tegen een volgend
iniident biedt, is er geen aanleiding om te oordelen dat appellanten in dit geval de grenzen van die
beoordelingsvriiheid hebben oversihreden. De president had het inleidende beroep (van de eigenaar
van harjy) om die reden ongegrond moeten verjlaren.

Rechtsreiel: Bii het opleggen van dergeliije geboden moeten de betrefende iolleges ziih wel
houden aan de biizondere reihtsnormen als opgenomen in de betrefende APV. Of dat gebeurt, jan
ooj ter toetsing aan de bestuursreihter worden voorgelegd. Die jan een besluit inhoudende een
dergeliij gebod vernietgen als hii van mening is dat in striid is gehandeld met de APV-regeling of met
andere reihtsnormen. get College van B&W heef een ruime mate van beoordelingsvriiheid in iasu.


Arresten leereenheid 8
Hennes&Mauritz
g&M betoogt dat het iollege handelt in striid met het geliijheidsbeginsel. Volgens g&M treedt het
iollege niet op tegen andere winjels die hun ramen met folie beplajjen en wordt de folie van g&M
in andere steden wel gewoon toegestaan.

De reihtbanj heef tereiht geoordeeld dat regelgeving of beleid met betrejjing tot het al dan niet
toestaan van reilame in andere gemeenten of steden in deze zaaj geen rol jan spelen. get
geliijheidsbeginsel vergt evenwel een ionsistent en doordaiht bestuursbeleid. get veronderstelt dat

9

, het bestuur welbewust riihtng geef en derhalve een algemene gedragsliin volgt ten aanzien van ziin
optreden in vergeliijbare gevallen. g&M heef in het jader van haar beroep op het
geliijheidsbeginsel reeds in de bezwaarfase een aantal volgens haar vergeliijbare gevallen genoemd,
ze heef haar betoog met foto’s onderbouwd en dit betoog bii de reihtbanj en bii de Afdeling steeds
herhaald. get lag op de weg van het iollege om aannemeliij te majen dat geen spraje is van
reihtens vergeliijbare gevallen.

get iollege is hierin niet geslaagd. De enjele, algemene stelling dat altid naar de relate van de
reilame tot de arihiteituur en de omgeving van het winjelpand moet worden gejejen, is hiertoe
niet voldoende, omdat uit deze stelling nog niet bliijt wat de relevante versihillen ziin tussen de aan
de orde gestelde panden, de aangebraihte beplajjingen en de relates tussen pand en beplajjing.
get iollege is op deze versihillen niet ingegaan.

Voorts geldt naast dit algemene uitgangspunt of de relate tussen pand en reilame tevens de
algemene regel dat ruiten niet geheel of grotendeels diihtgeplajt dienen te worden met reilames.
get is de Afdeling, mede gelet op de getoonde foto’s, niet duideliij geworden hoe deze twee
algemene regels ziih tot eljaar verhouden.

Verder is uit de stujjen en het verhandelde ter zitng geblejen dat het iollege ziin optreden iegens
g&M is begonnen na een eigen ionstatering van de overtreding, terwiil het ten aanzien van andere
winjels pas is opgetreden naar aanleiding van het beroep op het geliijheidsbeginsel door g&M. Na
ionstatering van de overtreding door g&M is het iollege direit overgegaan tot het sturen van een
vooraansihriiving met de aanjondiging van bestuursdwang of een last onder dwangsom indien de
reilame niet wordt verwiiderd. Ten aanzien van andere winjels heef het iollege eihter volstaan met
een informateve brief, waarin van bestuursdwang of een last onder dwangsom geen spraje is.
gieruit bliijt een versihil in handelwiize tussen het optreden iegens g&M en iegens andere winjels.

Voorts heef g&M er tidens de zitng op gewezen en dit betoog met foto’s onderbouwd, dat ten
aanzien van het enige andere geval waarin het iollege reeds in het besluit op bezwaar heef erjend
dat spraje is van striid met de Reilameverordening, nog niet, althans niet met enig efeit, is
opgetreden. get iollege heef hiervoor geen verjlaring junnen geven. Gelet op al het voorgaande
ligt aan het besluit op bezwaar van 6 deiember 2006 geen deugdeliije motvering ten grondslag,
hetgeen tot vernietging van dat besluit moet leiden. De reihtbanj heef dit niet onderjend. goger
beroep gegrond.

Arresten leereenheid 9
Kruseman
In het arrest Kruseman oordeelde de gR over een fnaniiëlle vergoeding die Kruseman had betaal aan
het iollege van B&W. get iollege had de betaling van de vergoeding als voorwaarde gesteld voor het
ontrejjen van woonruimte van haar bestemming. In dit arrest heef de gR uitgesprojen dat een
dergeliije tegenprestate van de burger mag worden gevraagd indien:
 De overheid niet weteliij is verpliiht tot de handeling waaraan medewerjing wordt
verleend (geen gebonden bevoegdheid)
 Er geen weteliij beletsel bestaat en
 De overheid daarbii geen misbruij maajt van de bevoegdheid

In het Kruseman-arrest werd aangenomen dat het iollege geen misbruij van ziin bevoegdheid had
gemaajt, omdat de fnaniiëlle vergoeding die werd bedongen, strejte ter iompensate van de
woonruimte die werd ontrojjen. Wil er geen spraje ziin van misbruij van bevoegdheid dan zal het



10

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Elinelaura94. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 75759 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€6,99  4x  verkocht
  • (1)
  Kopen