H1
Hyperscanning: de gelijktijdige opname van 2 of meer verschillende hersenen
(zo kan je verschillende activiteiten in het brein zien tijdens bv. vertrouwensspel)
Social psychology: een poging tot het begrijpen en verklaren hoe gevoelens,
gedachten en gedrag van individuen wordt beïnvloed door de
(verbeelde/indirecte) aanwezigheid van anderen
Bij neurowetenschappen komt het aspect van het brein erbij kijken
Cognitive psychology: de studie van mentale processen zoals denken, spreken,
reageren en plannen.
Heeft een belangrijke rol in sociale neurowetenschappen omdat het complex
sociaal gedrag streeft te vertalen naar simpelere mechanismes (die zich
afspreken in het individuele brein)
Het veld wordt steeds meer ecological validity: een aanpak of maatregel die
betekenisvol is buiten de laboratorium context.
Sociale brein
Een issue: hoe wijkt het sociale brein af van de andere functies die het brein
uitvoert (zoals lopen, praten).
Een mogelijkheid is dat er bepaalde neurale substraten zijn die betrokken zijn bij
sociale cognitie maar niet in andere type van cognitieve processen. Dit gaat om
modularity: het idee dat bepaalde cognitieve processen (of gedeeltes in het
brein) beperkt zijn in het soort informatie dat ze verwerken en het type
verwerking dat wordt uitgevoerd, en domain specificity: het idee dat een
cognitief proces (of gedeelte in het brein) gespecialiseerd is voor het verwerken
van 1 specifiek soort informatie.
Een alternatieve aanname is dat het sociale brein niet gespecialiseerd is in sociaal
gedrag maar ook betrokken bij non-sociale aspecten van cognitie (zoals
redeneren, visuele perceptie)
3e mogelijkheid is dat er niet bepaalde regio’s in het sociale brein speciaal zijn,
maar dat er bepaalde neurale mechanismes speciaal zijn voor sociale processen.
Spiegel neuronen blijken betrokken te zijn bij imitatie, empathie en ‘gedachten
lezen’. Zijn schakel tussen onszelf en anderen. Ze zijn niet gelegen in 1 specifieke
locatie.
Barret en satpute hebben 3 soorten manieren waarop het sociale brein
geïmplanteerd zou kunnen zijn:
1. Een specifiek gebied speciaal voor het verwerken van sociale informatie
2. Een netwerk van regio’s waarin elke regio een eigen specialisatie heeft
voor sociale informatie.
3. Regio’s in het brein en individuele netwerken in het brein zijn beide niet
gespecialiseerd in het verwerken van (non)sociale informatie.
Appropriate
Kritiek: het brein is niet beste level voor het verklaren en begrijpen van sociaal
gedrag. Dit moet bestudeerd worden op het sociale level: interacties tussen
, mensen. Wat kan je leren van breinstudies zonder ze te hebben gesitueerd in
sociale context?
Reductionism: 1 type van verklaren zal worden vervangen door een ander, meer
basic, type van verklaring over tijd. Voor sociale psychology zal dit worden
vervangen door neurowetenschappen. Maar er worden juist veel bruggen
gemaakt tussen.
Manier van brug is Reverse inference: een poging tot het afleiden van de aard
van cognitieve processen van neurowetenschappen.
Ook moet men niet te afhankelijk zijn van neuro data, een omgekeerde
gevolgtrekking is een legitieme benadering, maar niet probleemloos (hoeft niet
waar te zijn)
Er is een scenario waarin neuro data niet een significante impact hoeft te hebben
op het begrijpen van sociale processen. Blank slate: het idee dat het brein
informatie verwerkt zonder enige vooroordelen, bestaande kennis of
beperkingen.
Volgens de blank slate is het brein niet volledig overbodig (het implementeerd
nog steeds sociaal gedrag) maar de oorsprong van sociale interacties is toe te
schrijven aan cultuur, de maatschappij en de omgeving.
een logischere benadering is dat het brein beperkingen oplegt op sociale
processen.
Culture
een goed voorbeeld van meerdere levels combineren bij het verklaren van sociale
neurowetenschappen is de sub-discipline cultural neuroscience: een
interdisciplinair veld van culturele psychology, neurowetenschappen en
neurogenetica.
Gene-culture co-evolution: cultuur kan geen frequenties in een populatie
beïnvloeden, en genen hebben een impact op culturele evolutie via
psychologische predisposities
Bepaalde genen hebben de voorkeur in een individuele/collectivistische cultuur
en zullen dus uitbreiden.
, H2
De voornaamste methodes gebruikt in cognitieve neurowetenschappen kunnen
worden ingedeeld onder dimensies
Temporal resolution: de accuraatheid waarmee bepaald kan worden
wanneer een gebeurtenis zich voordoet (EEG bv is een precies
meetinstrument)
Spatial resolution: de accuraatheid waarmee gemeten kan worden waar
een gebeurtenis zich voordoet
Invasiveness: of het meetinstrument intern of extern in gelokaliseerd.
(voor PET is een injectievloeistof nodig dus intern).
Er kan op 3 manieren gedrag en cognitie worden gemeten:
1. Performance-based metingen (reactietijd of hoeveelheid fouten wordt
gemeten)
o Mental chronometry: de studie naar tijdsverloop van
informatieverwerking in het menselijk zenuwstelsel.
o Speed-accuracy trade-off: wanneer mensen sneller moeten
reageren zijn ze geneigd minder accuraat te zijn.
o Voordeel prestatiemeting: reflecteert werkelijk gedrag, moeten
alleen geanalyseerd en geïnterpreteerd worden
o Nadeel: moeilijk te linken aan neurale substraten, niet altijd
duidelijk relatie tussen taak in lab en werkelijkheid
2. Observation-based metingen (vaak een telling van hoevaak/wat er
gebeurt)
o Wordt gebruikt ipv performance met baby’s non-mensen, wanneer
persoon niet de aard van onderzoek mag weten)
o Preferential looking: in babyonderzoek worden 2/meer stimuli
getoond en het aantal keer dat de baby kijkt naar beide wordt
gescoord
o Habituation: in babyonderzoek wordt dezelfde stimulus meerdere
keren getoond en de baby’s aandacht neemt af (gemeten in tijd
kijken naar stimuli)
o Nadelen/moeilijkheiden scoren:
Inter-rater reliability: de mate waarin 2 observators
dezelfde antwoorden genereren
Blind scoring: de observator is onbewust van de toestand/
gebeurtnis die gescoord wordt. (geen bias)
o Voordelen: kan gebruikt worden wanneer het onmogelijk/ongepast
is om de deelnemer instructies te geven, kan gebruikt worden in
natuurlijke setting
3. First-person-based metingen (scores op een vragenlijst)
o Vragenlijst vaker afnemen/dezelfde soort vragen voor reliability:
mate waarin dezelfde meting tot hetzelfde resultaat zou leiden bij
herhaling
o Acquiescence bias: de neiging om bevestigend te reageren in een
vragenlijst
o Factor analysis: een statistische methode voor het verkleinen van
de data set
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper elinevanderhoek. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.