HANDELINGSGERICHT WERKEN
SAMENWERKEN AAN SCHOOLSUCCES
Hoofdstuk 2: Uitgangspunten handelingsgericht werken
Dit hoofdstuk gaat over allen niveaus van de onderwijs- en ondersteuningsroute.
Handelingsgericht werken (HGW).
Doel: de kwaliteit van het onderwijs en de leerlingbegeleiding verbeteren.
HGW is een ideaalmodel, een na te streven werkwijze. HGW kan als kader voor reflectie en
kwaliteitsverbetering dienen, met de drie vragen van effectieve feedback als houvast:
1. Feed up: welke doelen willen met HGW bereiken en wat spreekt ons aan?
2. Feed-back: hoe dicht bij onze doelen zijn we al / wat hebben we al bereikt?
3. Feed-forward: wat kunnen we doen om nog dichter bij onze doelen te komen?
De zeven uitgangspunten van HGW zijn:
1. HGW is doelgericht.
1. ambitieuze doelen en effectieve feedback
2. hoge verwachtingen en uitdagende doelen
3. SMARTI
4. visualiseren van doelen (grip op het leerproces) kleine snelle doelen
5. doelen voor de gehele school en iedere (sub)groep (kerndoelen e.d.)
6. ook effectieve feedback en uitdagende doelen voor leerlingen die het minimumniveau
niet bereiken
2. HGW gaat om wisselwerking en afstemming.
Ontwikkeling = nature nurture
De aanleg en het brein beïnvloeden de ontwikkeling en de omgeving beïnvloedt de ontwikkeling van de
aanleg en het brein. Stimulering vanuit onderwijs en opvoeding versterkt bepaalde types intelligentie,
waardoor een leerling beter kan profiteren van het onderwijs en vervolgens nog meer gestimuleerd
wordt. Nisbett et al. (2012):
- verschil tussen gekristalliseerde en vloeibare intelligentie
- intelligentie en SES
- cognitieve stimulering en schoolsucces
- Flynn-effect
, 1. omgeving en wederzijdse beïnvloeding (leerkrachten, medeleerlingen, ouders,
broers/zussen en vrienden)
2. relatie, competentie en autonomie: belangrijk voor zowel leerling als leerkracht
3. belemmerende (-) en stimulerende (+) factoren in het kind en de omgeving
4. ouderbetrokkenheid: constructieve samenwerking tussen school en ouders
5. match: de mate waarin de aanpak van een leerkracht of ouder past bij de behoeften van
een kind hoe zwakker de match, hoe meer problemen de leerling, de leerkracht en de
ouders ervaren (vicieuze cirkel: de problemen versterken elkaar)
6. praten over en observeren van wisselwerking en afstemming (voorwaarde voor
observeren: de leerkracht moet duidelijk aangeven wat ze precies wil weten en waarom)
3. Onderwijsbehoeften staan centraal.
1. ‘wat een kind nodig heeft om…’ (doel + aanpak)
Onderwijsbehoeften en labels
Sommige onderwijsprofessionals hechten veel waarde aan labels, zoals autisme of een gedragsstoornis.
Een gevaar daarbij is dat de stoornis meer aandacht krijgt dan de doelen en hoe die te bereiken zijn. Een
label geeft zelden concrete handvatten voor de aanpak. Bovendien is de ene leerling de andere niet. Een
label is dan ook lang niet altijd noodzakelijk, of een leerling ernstige leesproblemen heeft of dyslectisch is,
de aanpak is hetzelfde. Een label kan in een later stadium nodig zijn omdat het richting geeft aan de
doelen (hoe reëel zijn die?) en de globale aanpak (hoe effectief is de aanpak bij een leerling met dit label?)
2. het ombuigen van probleemgericht denken naar oplossingsgericht handelen biedt
perspectief, iedere leerling doet het zo goed als hij kan (gedrag is niet opzettelijk)
3. passend onderwijs staat voor maatwerk: leerlingen omschrijven in termen van
onderwijsbehoeften in plaats van problemen en stoornissen
Onderwijsbehoeften zijn met hulpzinnen te concretiseren: om het doel te behalen, heeft deze groep/deze
leerling nodig: een bepaald type instructie, taken, leeractiviteiten, materialen, leeromgeving, feedback,
medeleerlingen, leerkracht of ouders die…
4. onderwijsbehoeften, beschrijf eerst het wenselijk aanbod, daarna wat hiervan al
aangeboden wordt en wat niet, in hoeverre het haalbaar is om dat extra’s te bieden en
wat daar voor nodig is
5. kennis en ervaring van alle betrokkenen zijn waardevol
overdracht van de ene school naar de andere en van PO naar VO: docent hoeft
niet het wiel opnieuw uit te vinden)
de aanpak van de ouders: het gaat om de opvoedbehoeften van het kind
6. essential for one, beneficial for all: wat essentieel is voor de individuele leerling, is
meestal ook nuttig/gunstig voor andere leerling (verbinding leggen met de groep)
4. Leerkrachten maken het verschil, ouders doen er evenzeer toe.
1. scholen dragen voor zo’n 20% (waarvan 1/3 bestaat uit kenmerken van de school en 2/3
kenmerken van de leerkracht) bij aan het schoolsucces van leerlingen, kenmerken van de
leerling en zijn thuissituatie bepalen ongeveer 80%
2. effectieve leerkrachten hanteren verschillende aanpakken bij verschillende leerlingen,
zijn effectief voor alle leerlingen, ongeacht hun kenmerken, en alle leerlingen gaan
vooruit door de sterke pedagogisch-didactische competenties van de leerkracht
De impact van een goede leerkracht: een onderzoek
Een onderzoek op een Amerikaanse basisschool naar drie leerkrachten groep 3. De leerlingen die bij Miss
A in de klas hadden gezeten waren allen midden tot hoog opgeleid (in tegenstelling tot de leerlingen die
bij Miss B en C in de klas zaten). ‘Wat voor achtergrond of mogelijkheden een kind ook had, voor Miss A
stond één ding vast: aan het einde van het jaar kon je lezen!’. Conclusie: ‘We weten dat kinderen met
een gunstige achtergrond vaak beter functioneren als volwassene dan kinderen met een kansarme
achtergrond. Dit onderzoek toont echter dat de leerkracht wel degelijk een verschil kan maken. Niet allen
tijdens de schoolperiode van leerlingen, maar ook voor hun toekomst.