Samenvatting tentamen Grondslagen
Week 1.
Substantiële geschiedfilosofie
Een veronderstelling dat er een bepaald verloop in de geschiedenis/in het verleden is
die wordt gevormd door een richting/doel, gedreven door een motor en uiteindelijk
dus een eindbestemming heeft.
Voorbeelden: Marxistische geschiedfilosofie. Doel/eindbestemming: klasseloze
samenleving. Motor: klassenstrijd. Of: veronderstellen dat er vooruitgang zit in de
geschiedenis, dat het een lineair proces is. Of juist veronderstellen dat de
geschiedenis vreemd en anders is dan het nu.
Er bestaan dus breuken in tijd, en je plaatst jezelf buiten de geschiedenis alsof je er
geen onderdeel van vormt en slechts door de ogen van de mensen in die tijd kijkt.
Voorbeeld substantiële geschiedschrijving:
Francis Fukuyama: stelde een theorie op dat de wereld het einde van de
geschiedenis had bereikt en de mensheid in de laatste, ultieme fase is beland. Hij
geloofde dit aan het eind van de Koude Oorlog omdat voor veel naties toen als enige
ideologisch alternatief de liberale democratie en westerse waarden waren
overgebleven, die hij het allerbeste achtte.
Leezenberg en de Vries: Taken wetenschapsfilosofie
Normatieve taak: Een beeld schetsen van de wetenschap die de aard van
(wetenschappelijke) kennis beschrijft, dit helpt bij het beoordelen van
epistemologische debatten. Is filosofisch adequaat.
Beschrijvende taak: Beeld van wetenschappelijke methode schetsen, is historisch
adequaat.
Leezenberg en de Vries: Kennis en waarheid – twee vormen
Episteme kennis: Echte kennis, tijdloze noodzakelijke waarheden.
Doxa kennis: opinies, denkbeelden geboden aan tijd, plaats, persoon (context)
Leezenberg en de Vries: H1: Doelen natuur- en geesteswetenschap
Natuurwetenschap: Zoeken van waarheden, concurreren in waarheidsclaims.
Geesteswetenschap: nieuwe interpretatietechnieken introduceren en de kwaliteit
hiervan afwegen– geen concurrentie.
Leezenberg en de Vries: Ontstaan van de Geesteswetenschap
Begin 19e eeuw gemeenschappelijk in Duitsland ontstaan. Revolutie door nieuwe
filosofische ideeën, maatschappelijke ontwikkelingen en institutionele veranderingen.
Paul: Twee hoofdstromingen binnen geschiedfilosofie
Historia res gestae: de loop der dingen. Het woord geschiedenis slaat op de
historische werkelijkheid.
, Historia rerum gestarum: verhalen die mensen over deze loop der dingen vertellen.
Het woord geschiedenis slaat op de studie naar het verleden of naar wat mensen
over verleden beweren.
Paul: Hegel
Geloofde dat in de vooruitgang van de geschiedenis, had de sleutel tot vooruitgang
gevonden in wat hij ‘alsmaar groeiende zelfkennis van de rede’ noemde. Deelt zich in
tweeën:
Objectieve geest: rede die in werkelijkheid zelf aan het werk is, dus orde en
regelmaat in de natuur
Subjectieve geest: menselijke rede die werkelijkheid kritisch onder de loep neemt
De scheiding tussen subject (mens) en object (wereld) wordt in de loop der
geschiedenis volgens Hegel als evolutionair proces geleidelijk opgeheven.
Paul: verschil twee soorten geschiedfilosofie
Substantiële/speculatieve geschiedfilosofie: op zoek naar het doel van het historisch
proces
Analytische/kritische geschiedfilosofie: denken na over de vraag – wat onderscheidt
historisch denken van natuurwetenschappelijk denken? En over andere vragen: wat
betekend feit, verklaring, waarheid, objectiviteit, etc.
Paul: het ontstaan van de analytische geschiedfilosofie
Kwam in bloei in de 19e eeuw. Natuurwetenschappen maakten zo’n opkomst in hun
zoektocht naar wetmatigheden, dat degene die het verleden bestudeerden zich
gedwongen voelden om zich af te vragen hoe deze studie zich tot de
natuurwetenschappen verhield.
Paul: verloop van de verhoudingen tussen substantiële en analytische
geschiedfilosofie in de 19e eeuw:
Substantiële geschiedenis bleef heel populair: trokken op basis van
vooruitgangsgeloof grote lijnen van het verleden naar het heden en van daaruit naar
de toekomst.
Breed gevoelde onzekerheid over de toekomst van de westerse beschaving na beide
wereldoorlogen zorgde voor extra interesse in substantiële geschiedenis
Maar, brengt ook kritiek voort in de vorm van de analytische geschiedfilosofie: zij
deden pogingen om substantiële geschiedfilosofie als speculatief en
onwetenschappelijk voor te stellen, bijv. aan de hand van Poppers theorie over
falsifieerbaarheid.
Paul: Waarom kunnen substantiële en analytische geschiedenis toch niet gescheiden
worden?
Niemand kan over de studie geschiedenis (historia rerum gestarum, historisch
denken) nadenken zonder op het verloop van het verleden, de historische
werkelijkheid (historia res gestae, historische werkelijkheid) te reflecteren.
Veel geschiedfilosofen passen niet binnen een van de beide hokjes.
, Paul: vier visies over het verleden
Het chronologische verleden
Het voltooide verleden
Het vreemde verleden
Het aanwezige verleden
Paul: het chronologische verleden
Bepaalt waar de grens tussen het heden en het verleden. Een complex, lastig begrip
want niemand is zeker wanneer het heden en verleden beginnen, lopen vaak in
elkaar over en zijn afhankelijk van de context.
Kan niet bestaan tussen geschiedfilosofische reflectie op de vraag wat geschiedenis
eigenlijk is
Paul: het voltooide verleden
Kan op twee manieren worden opgevat:
Reeks homogene tijdperken: perioden die elkaar afwisselen. Het historisme o.l.v.
Leopold von Ranke dachten dat de geschiedenis een opeenvolging van tijdperken is,
die allemaal door een eigen idee of tendens gekenmerkt worden. Het voltooide
verleden is dan dus voorbij omdat het idee/tendens niet meer van toepassing is en is
vervangen door een nieuwe.
Verzameling ongelijksoortige, deels overlappende en aanvullende lagen: Aanhangers
hiervan zeggen dat samenleving zich niet als geheel in een idee/tendens te vangen.
Verleden is een opeenstapeling van lagen waarvan sommige al voltooid zijn en
andere voortduren.
Paul: Het vreemde verleden
Van het voltooid verleden is het vreemde verleden maar een kleine stap: verleden dat
zich onderscheidt van het heden door het anders-zijn. Maar, het verschil tussen
vertrouwde heden waarmee mensen zich identificeren en vreemde verleden is niet
per se echt, maar door mensen zelf gemaakt. Voorbeeld: het spreken over de
donkere dagen van de Middeleeuwen in de Renaissance.
Veronderstelt discontinuïteit in de geschiedenis
Paul: Het aanwezige verleden
Onbewuste invloeden van het verleden op het heden die blijven bestaan, ondanks
dat die tijd misschien wel is afgedaan als voltooid verleden
Tradities, gebruiken/waarden, bouwwerken, etc.
Paul: verschillende relaties met het verleden
Epistemisch: kennistheoretisch, wat is er gebeurd?
Moreel: afhankelijk van moreel paradigma, welke schaduwzijden waren er?
Politiek: hoe kunnen verhalen over vroeger bijdragen aan sociale cohesie en
totstandkoming machtsposities in het heden?
Esthetisch
Materieel