SAMENVATTING BOUWKUNDE DEEL A
H1 Voorschriften, wetten, verordeningen en vergunningen
1.1| Woningwet 1901 was de eerste wet die kwaliteitseisen aan de bouw stelden.
Wet op de Ruimtelijke Ordening 1962 (Wro): het zorgen voor een evenwichtige verdeling van de
bestemming van grond. Het is een raamwet, uitwerkingen van details worden in
uitvoeringsmaatregelen geregeld: algemene maatregelen van bestuur. Het goedkeuringstraject is
sneller, de minister van Milieu en Infrastructuur is verantwoordelijk.
1.2| 1 juli 2008: de nieuwe Wro. Een van de veranderingen was het verplichten van gemeente om
een structuurvisie te maken, de kern van een structuurvisie:
- Formulering van beleidsdoelen van rijk, provincie, gemeente
- Op welke wijze deze beleidsdoelen worden uitgevoerd
Besluit ruimtelijke ordening (Bro): verdere uitwerking van de Wro. Het vertelt hoe een structuurvisie
eruit moet komen te zien. Daarnaast benadrukt het dat de structuurvisie procedurevrij moet zijn en
op welke wijze burgers en maatschappelijke organisaties betrokken zijn bij de voorbereiding ervan.
Bestemmingsplan (gemeentelijk beleid): hier wordt een structuurvisie in uitgewerkt. Het is een
functie van een bepaald stuk grond. Het kan een plattegrond zijn waarin je aan de hand van een
legenda ziet welke functie welk stuk grond heeft.
Omgevingsplannen: provinciaal beleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR): beleid van het Rijk, hier wordt bepaald hoe Nederland
eruit moet komen te zien in 2040. 3 nota’s zijn hieruit voortgevloeid:
- Nota Ruimte: visie van ruimtelijke ontwikkeling tot 2020, met uitloop 2030. 4 doelstellingen:
o Veiligheid, rampen voorkomen
o Versterken en behouden van groengebieden
o Oplossen van ruimtelijke knelpunten, waardoor economie zal stijgen
o Bevorderen van leefbaarheid in stad en platteland.
Ruimtelijke Hoofdstructuur (RHS): decentraal wat kan, centraal wat moet.
- Nota Grondbeleid, aantal doelstellingen:
o Eerlijke verdeling van opbrengsten en kosten over eigenaars, exploitanten en
gebruikers
o Zeggenschap burger verhogen en kwaliteit van marktwerking verbeteren
o Bevorderen van ruimtegebruik bij bestemmingen
- Nota Wonen: visie op het wonen in 21e eeuw:
o Vergroten van kwaliteit wonen in steden
o Creëren van maatwerk voor zorg nodig hebbende mensen
o Groene woonwensen bevorderen
o Meer zeggenschap voor burgers
o Kansen scheppen voor mensen in kwetsbare posities
1.3| Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo): verzameling van wet- en regelgeving op
wonen werken en recreëren, dus natuur, milieu en water en bouwen en ruimtelijke ordening.
Wilde men een huis bouwen, dan had men eerst een bouwvergunning nodig van de Woningwet, dat
is nu een omgevingsvergunning van de Wabo. Hier zitten meerdere regelgevingen in en
toestemmingen die gegeven moeten worden. Voor 2010 moest men dat allemaal nog apart
aanvragen. Nu 1 vergunning, wel op 2 verschillende procedures:
- Reguliere procedure: er moet binnen 14 (8+6) weken worden beslist, anders is de vergunning
van rechtswege verleend.
- Uitgebreide procedure: voor complexe projecten, beslissingstermijn is 26 weken. Hier is eerst
een ontwerpbesluit van toepassing: wordt gestuurd naar belanghebbenden en deze mogen
een zienswijze tegen het ontwerpbesluit indienen.
,Wanneer een project bestaat uit meerdere activiteiten kan een vergunning op verschillende
manieren aangevraagd worden:
- 1 aanvraag voor omgevingsvergunning
- Aanvragen deelvergunningen: alleen als de werkzaamheden fysiek te scheiden zijn
- Gefaseerde aanvraag omgevingsvergunning: men bepaalt zelf wat in welke fase terecht
komt. Men dient binnen 3 jaar de tweedefasebeschikking aan te vragen.
1.4| De Woningwet is een aantal keer herziend. Uiteindelijk de Woningwet 2015 geworden.
Regeling Bouwbesluit 2012: voorschriften betreffende slopen, bouwen gebruiken van gebouwen.
Rooilijn: de lijn die niet mag worden overschreven bij het bouwen van een bouwwerk.
Welstandscommissie: onafhankelijke commissie die bepaald of een aanvraag van een
bouwvergunning is strijd is met de welstand.
Stadsbouwmeester: een deskundige die bovengenoemd ook bepaald.
Stedelijke vernieuwing: inspanningen die een stad op positieve wijze vernieuwen.
De minister kan ook een omgevingsvergunning weigeren op grond van een aantal nieuwe artikelen in
de Woningwet.
1.5| Bouwbesluit 2012: alle verschillende regelingen zijn samengevoegd in het Bouwbesluit en op
elkaar afgestemd en onder één ministerie gebracht. Juridische basis: art. 2 van Woningwet.
5 pijlers van het Bouwbesluit: het realiseren van gebouwen met de volgende aandachtspunten:
- Veilig
- Bruikbaar
- Gezond
- Energiezuinig
- Voor het milieu zo min mogelijk belastend
Het bouwbesluit maakt in sommige gevallen onderscheid tussen bestaande en nieuwbouw.
Men moet altijd voldoen aan het Bouwbesluit en dat kan op 3 manieren:
- NEN-normen & erkende kwaliteitsverklaringen: NEN-normen zijn niet verplicht, maar kunnen
wel hulp bieden om aan een voorschrift te kunnen voldoen. Andere kwaliteitsverklaringen
moet gedaan zijn door instellingen, erkend door minister van BZK.
- Gelijkwaardigheidsbeginsel: biedt ruimte voor innovatieve ideeën. Er wordt dat niet voldaan
aan de voorgeschreven manieren hoe je een bepaalde eis moet behalen, maar de gemeente
bepaald of dat andere idee voldoet aan de doelstellingen van de functionele eis.
- Praktijkrichtlijnen (NPR) & technische afspraken (NTA):
o NPR: Nederlandse Praktijkrichtlijnen: dit kan je raadplegen door een
computerprogramma, een vereenvoudigde bepalingsmethode of een reeks concrete
voorbeelden die voldoen aan een eis uit het Bouwbesluit.
o NTA: Nederlandse technische afspraken: dit zijn richtlijnen gebaseerd op
overeenstemming tussen belanghebbende partijen over de praktische uitwerking
van bepalingen in een norm. Dit kan snel worden ontwikkeld en zijn beperkt geldig.
Wanneer het gaat om verbouwen dan zijn de eisen van het Bouwbesluit alleen geldig voor het te
verbouwen deel van een object. Meestal ligt dit niveau iets lager dan bij nieuwbouw, behalve bij
installaties. Als je die gaat vernieuwen dat moet dit het nieuwbouwniveau zijn.
Ook wanneer je gaat transformeren moet je voldoen aan de minimumeisen van het Bouwbesluit,
meer mag altijd, minder niet.
Verworven rechten: eisen van bestaande bouwwerken worden nooit aangepast. Nieuwe eisen zijn
van toepassing op nieuwbouw.
Verbouwen zonder functie mag niet invloed hebben op bepaalde onderdelen van het gebouw. Dus
door het ene te verbeteren, mag het andere niet verslechteren. Belangrijk hierbij is dat je van
tevoren bepaald wat het kwaliteitsniveau moet worden, na renovatie.
,4 vormen van verbouwen:
- Geheel vernieuwen: alles wordt gesloopt en op de fundering wordt nieuw gebouwd.
- Gedeeltelijk vernieuwen: casco gestript en dan verbouwen.
- Vergroten: bouwwerk neemt in omvang toe en contouren veranderen daardoor.
- Verandering: aanpassing zonder dat de vorm veranderd.
Bij verbouw met herbestemming gelden de regels voor bestaande bouw van de nieuwe bestemming/
functie. Als een gebouw aan deze eisen voldoet, dan hoeven er dus geen vergunningen worden
aangevraagd (eventueel bestemmingsplan daargelaten). Zijn er meerdere gebruiksfunctie in een
object dan moet er gekeken worden naar alle eisen voor bestaande bouw per gebruiksfunctie. Wordt
een gedeelte van een gebouw gebruikt door meerdere functies? Dan geldt de zwaarst geldende
eisen.
Voor sloopwerkzaamheden bestaan ook een aantal voorschriften. Soms zijn er vergunningen nodig
voor slopen en soms ook niet (bijvoorbeeld bij asbest). Een sloopmelding is bij een sloop met afval
meer dan 10 m3. Dit gaat om het aan- het afmelden van sloopwerkzaamheden. Soms is er ook een
sloopveiligheidsplan nodig. Dit gaat dan om de veiligheid van de omgeving.
Vrije indeelbaarheid: vergemakkelijkt het proces van transformeren. Veiligheid en dergelijke is al
gewaarborgd in andere regels van het Bouwbesluit.
Om de vrije indeelbaarheid te waarborgen zijn vastgoedobjecten verdeeld in functie-, verblijfs- en
bedgebieden. Een gebied kan weer ingedeeld worden in 1 of meer functie-, verblijfs- en bedruimten.
Voor deze ruimten kunnen verschillende vangneteisen worden opgesteld. Dit alles samen is het
gebruiksgebied. De ruimten zonder deze specifieke functies vallen buiten het gebruiksgebied, dit zijn
o.a. toiletruimten, technische ruimten, verkeersruimten. Vrije indeelbaarheid is niet van toepassing
op deze ruimten.
Onbenoemde ruimte in gebruiksgebied: bijvoorbeeld een opbergruimte. Hier is geen specifieke
functie voor en hoeft dus ook niet aan alle eisen te voldoen.
Onbenoemde ruimten in gebruiksfunctie: bijvoorbeeld een zolder in een woning.
Twee soorten bedgebieden:
- Gebieden voor niet-bedgebonden personen > bedruimten voor “
- Gebieden voor bedgebonden personen > bedruimten voor “
Deze indeling wordt gemaakt voor ziekenhuizen e.d.
Eisenniveau op een rijtje, van zwaar naar minder zwaar:
Bedgebieden voor bedgebonden personen > bedgebieden voor niet-bedgebonden personen >
normale verblijfsgebieden > functiegebieden.
Deze indeling wordt meestal pas gemaakt na de bouw. Er is dan al op andere wijzen aan de
kwaliteitseisen gedacht. Een verblijfsgebied kan ook niet nader in te delen zijn. Op dat moment heb
je meer vrijheid om een bepaalde ruimte te vergroten.
In het Bouwbesluit staan 12 hoofd gebruiksfuncties:
- Woonfunctie - Logiesfunctie
- Bijeenkomstfunctie - Onderwijsfunctie
- Cel functie - Sportfunctie
- Gezondheidszorgfunctie - Winkelfunctie
- Industriefunctie - Overige gebruiksfunctie
- Kantoorfunctie - Bouwwerk geen gebouw zijnde: antenne,
luifel, carport, tribune in een stadion
Aantal belangrijke begrippen uit het Bouwbesluit:
Gebruiksgebied: verzameling van de volgende begrippen:
- Verblijfsruimte: besloten ruimte die bestemd is voor het verblijven van mensen
, o Verblijfsgebied: verblijfsruimte + verkeersruimte op eenzelfde verdieping.
Verblijfsruimten in verblijfsgebieden mogen niet worden gescheiden door dragende
wanden.
Minimale oppervlakte: 5 m2 - Minimale hoogte: 2,60 m - Minimale breedte: 1,80 m
- Functiegebied: gebruiksgebied met andere kenmerkende activiteiten welke geen
verblijfsgebied is.
o Functieruimte: in een functiegebied, geen specifieke daglicht- en afmetingseisen.
- Onbenoemde ruimte
- Bedgebied en bedruimte
Gebruiksoppervlakte (GO): oppervlakte dat geschikt is voor gebruik, NEN 2580.
GO van een gebruiksfunctie: niet-gemeenschappelijke delen + gedeelte van gemeenschappelijke
delen.
In een gebruiksgebied mag geen toilet/bad of verkeersruimte liggen.
Verkeersruimte: gang, hal of verloop.
Transponeringsmodel: tabel te vinden op de website van de Rijksoverheid waarin te zien is hoe de
oude bouwbesluiten e.d. in het nieuwe Bouwbesluit 2012 te vinden zijn.
1.6| Op grond van artikel 8 van Woningwet is de gemeente verplicht om een bouwverordening vast
te stellen in overeenstemming met de woningwet. Veel gemeenten maken gebruik van de MBV:
Model-Bouwverordening. Dit is een adviesdocument, waardoor landelijk een eenheid ontstaat voor
deze regelgeving. 3 onderwerpen in dit document:
- Stedenbouwkundige voorschriften > vanaf 2013 dit ook niet meer door invoering van
verplichte bestemmingsplannen.
- Voorschriften inzake tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem: men moet een
bodemonderzoek uitvoeren. Bij lichte verontreiniging: opstellen van saneringsvoorwaarden
in omgevingsvergunning door gemeente. Zware verontreiniging: weigeren van
omgevingsvergunning. Vrijstelling van bodemonderzoek: als er gebouwd wordt zonder
verblijfsbestemming voor mens e n dier.
- Procedurele welstandsvoorschriften: het bouwplan moet voldoen aan redelijke eisen van
welstand. Dit wordt bepaald door de gemeente, een commissie en soms is er een
Welstandsnota. In een Welstandsnota worden gebieden aangegeven met nummer 1 t/m 4,
waarbij 1 de lichtste en 4 de zwaarste criteria bevat.
1.7| In het Bouwbesluit staat vermeld aan welke eisen een bouwwerk moet voldoen, om de
omgevingsvergunning te krijgen moet je voldoen aan het maken van een aantal verschillende
rapporten en normen. In sommige gevallen kan je een vrijstelling krijgen voor sommige onderdelen.
- Normen en prestatie-eisen, vermeld in het Bouwbesluit:
o NEN, NEN-EN, NVM, V.
o Functionele eis: eis zonder uitleg hoe aan dat doel kan worden voldaan.
o Prestatie-eis: bij een gebruiksfunctie moet X aanwezig zijn die aan prestatie Y moet
voldoen.
o Minimale oppervlakte daglichtinval: verblijfsgebieden moeten minimaal 10% van het
vloeroppervlak aan daglichttoetreding hebben. Voor de gezondheid van de mens.
o Luchtverversing per ruimte of gebruik: voorschriften vereisen dat er een installatie
aanwezig is, de kwaliteit op bepaald niveau moet zijn en de capaciteit door
verontreiniging van stoffen uit bouwmaterialen.
- Milieuconvenant: verklaring van alle betrokkenen dat ze rekening houden met het milieu. Elk
convenant heeft eigen inhoud, maar wel overeenkomende onderwerpen. Het is van veel
invloed op het werk van architect en aannemer.