Organisation theory
Hoorcollege 29/10/18:
Organisaties:
Organisaties: collecties van mensen die samen werken en hun activiteiten coördineren om
een wijde variëteit aan doelen te behalen.
Het aantal entiteiten die zich organisaties noemen nemen toe op dramatische wijze. 4
soorten:
- For-profit/corporate (commercieel)
- Non-profit & voluntary (goede doelen)
- Governmental entities (overheidsinstellingen)
- International/national organisations
Gebieden die eerst informeel waren (niet-organisaties), zoals families (nepotisme), etnische
gemeenschappen en activiteiten zoals sport worden nu vervuld met organisaties. Een
wereld zonder organisaties brengt veel problemen (nepotisme, wanorde etc.).
Organisatiekarakteristieken: (voorbeeld toepassing op ING en Maffia, zie slides)
1. Het coördineren van resources
2. Controleren van mensen
3. Een gemeenschappelijk/algemeen doel
4. Collectieve activiteiten
5. Bevredigen van de vraag
6. Arbeidsverdeling
Wie begint en runt de organisatie?
Je begint vaak klein. De eerste eigenaar/ondernemer (zoals zzp’ers tegenwoordig) runnen
de organisatie.
- Organisaties groeien en mate van complexiteit neemt toe.
- Het eigendom wordt opgedeeld (by pulic shares?)
- Er zijn specialistische vaardigheden nodig
Het doel van management is om goederen en diensten te leveren aan klanten naar wens en
kwaliteit. Organisatieperformance is hierbij een maatstaf hoe efficiënt en effectief
managers de resources kunnen gebruiken om klanten te bevredigen en doelen te bereiken:
1. Effectiviteit: is de maatstaf voor de geschiktheid van de doelen en de mate waarin
de organisatie deze doelen kan bereiken.
2. Efficiëntie is de mate waarin resource productief worden ingezet, dat wil zeggen, dat
organisaties zo min mogelijk tijd of input besteden voor zo veel mogelijk output.
Wat is management?
Management is het plannen, organiseren en controleren van (menselijke) resources om de
organisatiedoelen efficiënt en effectief te bereiken. Het vindt plaats als taak wanneer
mensen verantwoordelijkheid op zich nemen voor een activiteit en bewust de uitkomst en
het proces ervan vormen.
,Management: de activiteit van dingen voor elkaar krijgen met behulp van mensen en
andere resources.
Visie van Fayol: management als taak
- Plannen: het identificeren van passende doelen en actielijnen om deze te behalen,
zoals strategische plannen opzetten. Dit omvat 3 stappen:
o Bepalen welke doelen de organisatie nastreeft
o Bepalen welke strategieën gebruikt moeten worden voor die doelen.
o Allocatie van de resources voor die strategieën en doelen.
- Organiseren: structureren van werkrelaties op een manier waarop werknemers
samen kunnen werken naar de organisatiedoelen (nadruk op HRM).
o Organisatiestructuur: een formeel systeem van taak- en berichtgevingen dat
leden coördineert en motiveert om naar de organisatiedoelen te streven.
- Leiden: een duidelijke visie formuleren en leden ertoe zetten om te begrijpen welke
rol zij spelen in het behalen van de organisatiedoelen. Managers moeten hier hun
macht, invloed, personaliteit, overtuiging en communicatieve vaardigheden
gebruiken.
- Coördineren: het delen van informatie (valt onder organiseren)
- Controleren: evalueren hoe goed een organisatie is om de doelen te bereiken en het
ondernemen van actie als er verbetering nodig is.
-
,Typologie van Mintzberg: management als rol
1. Interpersonele rollen: rollen die managers aannemen om zowel werknemers als de
hele organisatie van directie en toezicht te voorzien.
a. Figurehead: symboliseren van het algemene doel van de organisatie.
b. Leider: het trainen en adviseren van hogere werknemers.
c. Liaison: het coördineren van activiteiten van mensen en groepen. Ook het
verbinden van meerdere organisaties met elkaar.
2. Informatierollen: rollen om informatie te verkrijgen en te verzenden.
a. Monitor: analyseren van informatie uit intern en extern milieu.
b. Woordvoerder: informatie gebruiken om de manier waarop mensen naar de
informatie kijken (extern!) positief te beïnvloeden.
c. Propagator (disseminatie): informatie overbrengen om het gedrag en de
houdingen van werknemers (intern!) te beïnvloeden.
3. Besluitrollen: rollen die te maken hebben met strategie en gebruik van resources.
a. Entrepreneur: bepalen welke nieuwe projecten/programma’s gestart moeten
worden en waarin geïnvesteerd moet worden.
b. Verstoringshandelaar: managen van crises en onvoorziene gebeurtenissen.
c. Resourceallocatie: het toewijzen van resources tussen functies, budgets
vaststellen van lager management.
d. Onderhandelaar: overeenkomsten bereiken tussen andere managers,
verbonden, klanten en belanghebbenden.
Management kun je op 2 manieren onderscheiden:
1. Op niveau van ‘skill’: een afdeling is een groep van mensen die samenwerken en
gelijke vaardigheden, kennis en methoden bezitten. Zo kun je een manager van de
verkoopafdeling hebben, een maneger van R&D etc.
2. Op hiërarchisch niveau:
a. First-line managers: zij zijn verantwoordelijk voor dagelijks toezicht op niet-
managers, zoals een leidinggevende.
b. Middle managers: zij houden toezicht op de leidinggevenden en moeten de
beste manier vinden om de resources toe te wijzen.
c. Topmanagers: een manager die de organisatiedoelen vaststelt en bepaalt
hoe afdelingen met elkaar samenwerken. Ook monitoren ze
middelmanagement.
d. Topmanagement team: samengesteld door de CEO, verantwoordelijk voor
het behalen van de doelen en alle strategische beslissingen.
Een manager moet beschikken over een aantal skills:
Conceptuele skills: het kunnen analyseren en diagnosticeren van een situatie en het
onderscheid kunnen maken tussen oorzaak en gevolg.
o Heeft vooral betrekking tot plannen en organiseren, dus topmanagement.
Menselijke skills: het kunnen begrijpen, leiden, controleren en veranderen van het
gedrag van andere groepen en individu’s.
o Vaardigheden als communiceren, coördineren en motiveren, met betrekking
tot het lager- en middelmanagement.
Technische vaardigheden: de specifieke werkkennis en technieken om een
organiserende rol te kunnen spelen.
, o Vaardigheden als IT, accounting, kunnen bijspringen etc. Vooral voor lager-
en middelmanagement.
Kerncompetentie is de specifieke verzameling aan skills, kennis en ervaring van een
organisatie om beter te zijn dan een andere organisatie.
Recente ontwikkelingen in management zijn het gevolg van globalisatie en ontwikkeling van
IT. Het gevolg is dat lager management over hun eigen afdelingen moeten kijken. Door IT
nemen informatievoorzieningen toe en kunnen managers beter plannen, organiseren,
leiden en controleren.
Om IT effectief en efficiënt te gebruiken moeten managers herstructureren en outsourcen:
1. Herstructureren: het verkleinen van een organisatie door het werk van top- middel,
first-line management en operationele medewerkers te elimineren.
a. Positief: minder mensen in dienst en minder loonkosten.
b. Negatief: slechter moraal onder werknemers en hogere werkdruk.
2. Outsourcen: het contracteren van een ander bedrijf in het buitenland om het een
activiteit te laten doen dat de organisatie voorheen zelf deed. Vaak is dit in lage
kostlanden. Op die manier kunnen goedkoop nieuwe producten gemaakt worden.
Andere belangrijke ontwikkelingen zijn empowerement en zelf-managemende teams.:
1. Empowerement: is het vergroten van de kennis, taken en verantwoordelijkheden
van een werknemer.
a. Het gevolg is dat performance toeneemt, omdat werknemers veel meer
vakkennis hebben en dit op andere gebieden kunnen toepassen.
2. Zelf-managende teams zijn een groep werknemers die verantwoordelijkheden voor
organiseren, controleren, toezichthouden op hun eigen activiteiten en het
monitoren van de kwaliteit op zich nemen.
a. Het gevolg is dat werknemers meer autoriteit en autonomie op zich nemen.
b. Door IT hoeven first-line managers niet meer te zeggen wat gedaan moet
worden, maar kunnen ze de groepen coachen.
Door de toename van globale organisaties worden andere bedrijven gedwongen om beter
gebruik te maken van hun resources en om hun performance te verbeteren. 5 uitdagingen:
1. Competitieve voordelen opbouwen: het voordeel door gewilde producten
effectiever/efficiënter te kunnen produceren. Turnaround management is hierbij het
maken van een nieuwe afdeling voor een moeizaam bedrijf voor nieuwe plan- en
organisatiebenaderingen. Resources worden zo beter gebruikt zodat het bedrijf kan
overleven.
a. Efficiency: meer of beter kunnen produceren voor minder kosten.
b. Kwaliteit (speed/flexibiliteit): bijvoorbeeld door TQM.
c. Innovatie: het proces van nieuwe of verbeterde goederen/diensten maken
d. Responsiviteit.
2. Behoud van ethische standaarden: zoals kinderen in fabrieken laten werken of niet,
andere normen in andere landen etc.
3. Managen van een divers personeelsbestand: HRM, mogelijkheden voor iedereen.
4. Gebruik van nieuwe IT
5. Toepassen van global crisismanagement: omgaan met vervuiling en natuurrampen.